BEWIJSMIDDELENBIJLAGE
Hieronder wordt telkens verwezen naar dossierpagina’s van het einddossier van de Belastingdienst/FIOD, kantoor Arnhem, dossiernummer 56107, opgemaakt/gesloten d.d. 22 december 2015, doorgenummerde pagina’s 1 tot en met 2954. Alle tot het bewijs gebezigde processen-verbaal zijn, voor zover niet anders vermeld, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en alle verklaringen zijn, voor zover nodig, zakelijk weergegeven.
Ten aanzien van de feiten 1 primair, 2 primair en 3:
1.
Het overzichtsproces-verbaal (verdachte [verdachte] ), doorgenummerde dossierpagina’s 27 en 29-31, voor zover inhoudende:
(pagina 27)
Tijdens het onderzoek waren alle verdachten geïdentificeerd, op “ [medeverdachte 1] ” na. Onderzoek in het computerprogramma Beheer van Relaties (in dit computerprogramma van de Belastingdienst staan onder meer alle natuurlijke personen gekoppeld aan hun Burgerservicenummer en de bij de natuurlijke persoon behorende relaties) leverde geen manspersoon op met de naam [medeverdachte 1] .
(pagina 29)
Bestuurders wisselingen [bedrijf 1]
Op 17 december 2013 werd [bedrijf 1] bij de Kamer van Koophandel in Breda uitgeschreven als bestuurder van [bedrijf 1] Als nieuwe bestuurder van [bedrijf 1] wordt [medeverdachte 4] ingeschreven. Ook het vestigingsadres en telefoonnummer van de besloten vennootschap worden respectievelijk gewijzigd naar het woonadres van [medeverdachte 4] , [adres 3] , en het GSM-nummer van [medeverdachte 4] [telefoonnummer 2] .
Op 9 april 2014 wordt [medeverdachte 3] de nieuwe bestuurder van [bedrijf 1]
Op een document van de Kamer van Koophandel Breda, gedateerd 9 april 2014, staat bij telefoonnummer van [bedrijf 1] het GSM-nummer [telefoonnummer 3] vermeld. Dit GSM-nummer had “ [medeverdachte 1] ” opgegeven als zijn telefoonnummer aan de getuige [getuige 4] , de verhuurder van het bedrijfspand [adres 2] .
(pagina 30)
Op 13 mei 2014 ontvangt de Kamer van Koophandel online een opgave van notaris [notaris 1] , notariskantoor [notariskantoor] in Nijmegen. Hierin staat dat eerdere opgave vanaf 17 december 2013 van een nieuwe enig aandeelhouder foutief is evenals de bestuurderswisselingen, dit om dat notariële levering van aandelen pas op 13 mei 2014 heeft plaatsgevonden. Derhalve was [betrokkene 3] tot 13 mei 2014 enig aandeelhouder van de vennootschap.
Op 13 mei 2014 is door notaris [notaris 2] , notariskantoor [notariskantoor] in Nijmegen, de akte tot overdracht van aandelen opgemaakt waarbij [betrokkene 3] de aandelen van [bedrijf 1] voor € 1 overdraagt aan [medeverdachte 4] .
Op 13 mei 2014 ontvangt de Kamer van Koophandel online diverse wijzigingen van notaris [notaris 1] ter zake [bedrijf 1] Dit betreft o.a. wijziging:
oud: [adres 3]
nieuw: [adres 2]
oud: [telefoonnummer 3]
nieuw: [telefoonnummer 4]
(pagina 31)
Op 13 mei 2014 ontvangt de Kamer van Koophandel online diverse wijzigingen van notaris [notaris 1] ter zake [bedrijf 1] Dit betreft wijziging enig aandeelhouder. Oud: [betrokkene 3] . Nieuw: [medeverdachte 4] .
Op 14 mei 2014 ontvangt de Kamer van Koophandel online diverse wijzigingen van notaris [notaris 1] ter zake [bedrijf 1] Dit betreft wijziging enig aandeelhouder. Oud: [medeverdachte 4] . Nieuw: [medeverdachte 3] .
Op 19 mei 2014 ontvangt de Kamer van Koophandel online wijziging van notaris [notaris 1] ter zake [bedrijf 1] Dit betreft bestuurderswijziging met ingang van 16 mei 2014. Uitgetreden: [betrokkene 3] . Nieuwe bestuurder: [medeverdachte 3] .
Naamswijziging [bedrijf 1] in [bedrijf 1]
Op 16 mei 2014 ontvangt de Kamer van Koophandel online diverse wijzigingen van notaris [notaris 1] ter zake [bedrijf 1] , betreffende:
oud: [bedrijf 1]
nieuw: [bedrijf 1]
‒ wijziging bedrijfsactiviteiten:
oud: beheersactiviteiten
nieuw: het uitoefenen van een bedrijf in burger- en utiliteitsbouw, kassenbouw, binnenhuisarchitectuur, interieurbouw alsmede projectbeheer
2.
Een schriftelijk stuk, te weten document DOC-001, doorgenummerde dossierpagina’s 1511-1513, voor zover inhoudende:
(pagina 1511)
Bedrijfsprofiel – [bedrijf 1] (18083440)
Kamer van Koophandel
Op 08-10-2014 is geregistreerd dat de vestiging ten gevolge van faillissement is opgeheven met ingang van 23-09- 2014.
Vestiging
Handelsnaam: [bedrijf 1]
Bezoekadres: [adres 2]
Datum vestiging: 24-05-2006
Oude statutaire naam: [bedrijf 1] (24-05-2006 tot 16-05-2014)
(pagina 1512)
Handelsnaam: [bedrijf 1] (16-05-2014 tot 23-09-2014)
Oude bedrijfsomschrijvingen:
Datum ingang: 24-05-2006
Bedrijfsomschrijving: beheeractiviteiten
Datum ingang: 16-05-2014
Bedrijfsomschrijving: het uitoefenen van een bedrijf in burger- en utiliteitsbouw,
kassenbouw, binnenhuisarchitectuur, interieurbouw alsmede projectbeheer.
(pagina 1513)
Naam: [medeverdachte 3]
Geboortedatum: [geboortedag 3] 1967, [geboorteplaats 2]
Infunctietreding: 09-04-2014
Titel: Algemeen directeur
3.
Een schriftelijk stuk, te weten AG-001, de schriftelijke aangifte faillissements-fraude door curator mr. [getuige 5] d.d. 19 december 2014, doorgenummerde dossierpagina’s 114-115, voor zover inhoudende:
(pagina 114)
Ik beschik nog steeds niet over administratie van gefailleerde (
het hof begrijpt: [bedrijf 1]). Hierbij doe ik dan ook aangifte van overtreding van artikel 342 en/of artikel 343 [van het] Wetboek van Strafrecht. Ondanks verschillende verzoeken mijnerzijds heeft de bestuurder nimmer de boekhouding aan mij overhandigd .
4.
Een schriftelijk stuk, te weten document DOC-002, de melding faillissementsfraude door mr. [betrokkene 1] of [betrokkene 2] namens curator mr. [getuige 5] , gedaan te Tiel, d.d. 10 december 2014, doorgenummerde dossierpagina’s 1520-1521, voor zover inhoudende:
(pagina 1520)
Hierbij doe ik de melding inzake vermoedelijke faillissementsfraude.
- Naam rechtspersoon: [bedrijf 1]
- KVK nummer: 18083440
- Datum faillissement: 23 september 2014
- Naam bestuurder: de heer [medeverdachte 3]
- Feitelijke bestuurder: de heer [medeverdachte 1]
- Naam aandeelhouder: de heer [medeverdachte 3]
Direct nadat ik was aangesteld als curator heb ik getracht contact op te nemen met de
bestuurder van gefailleerde. Dit is mij tot op heden niet gelukt. Ik beschik dan ook in het
geheel niet over enige vorm van de administratie. Er is dus sprake van overtreding van de artikelen 341, lid 4, en/of 343, lid 4, [van het] Wetboek van Strafrecht. Het verzoek om uitlevering van de administratie is per aangetekende brief en per e-mail verzonden. Op beide is nooit gereageerd, dit ondanks diverse herinneringen.
(pagina 1521)
Nu ik niet beschik over enige vorm van administratie ben ik niet in staat om te beoordelen of de bestuurder goederen om niet dan wel beneden de werkelijke waarde heeft vervreemd c.q. heeft onttrokken. Wel is het zo dat inmiddels negen crediteuren aangifte hebben gedaan van verduistering c.q. oplichting. TROS Opgelicht heeft een item in haar uitzending van 11 november jl. hieraan gewijd. Inmiddels hebben zich bij mij 55 crediteuren gemeld die in totaal een bedrag van € 613.733 hebben te vorderen. De BTW component bedraagt € 64.622.
Inmiddels is mij duidelijk geworden dat de onderneming van gefailleerde zich vanaf medio mei 2014 heeft beziggehouden met een vorm van oplichting. Op dat moment zijn ook de statuten gewijzigd, waarbij de statutaire naam van gefailleerde veranderd is van [bedrijf 1] in [bedrijf 1] . De heer [medeverdachte 3] is toen aangetreden als enige aandeelhouder en bestuurder. Er is toen een valse jaarrekening opgemaakt en gedeponeerd bij de Kamer van Koophandel. Op basis daarvan kwam gefailleerde door de gebruikelijke kredietchecks zoals crediteuren die vooraf plegen te doen. Vervolgens is men zaken op krediet gaan huren, dan wel heeft men zaken op rekening besteld. Deze zaken werden ofwel in/op de gehuurde bedrijfslocatie afgeleverd dan wel geleverd op gefingeerde bouwplaatsen. De zaken zijn allemaal verdwenen.
5.
Een schriftelijk stuk, te weten document DOC-003, brieven en e-mailberichten van curator mr. [getuige 5] , doorgenummerde dossierpagina’s 1523-1526, voor zover inhoudende:
(pagina 1523)
Brief van de curator aan de heer [medeverdachte 3] , [adres 4] , d.d. 24 september 2014, alsmede per e-mail: [e-mailadres 1]
Op 23 september jl. ben ik door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant aangesteld als
curator in het faillissement van [bedrijf 1] , gevestigd te ( [adres 2] ) Boven-Leeuwen aan het adres [adres 2] . Direct na mijn aanstelling heb ik een bezoek gebracht aan de bedrijfsruimte. Daar trof ik evenwel niemand aan. Voor zover ik kon constateren, was de bedrijfsruimte – behoudens een heftruck van [bedrijf 13] en enkele stellingkasten – leeg. Bovendien lag er een behoorlijke stapel ongeopende post achter de voordeur.
Volgens het handelsregister bent u sinds mei 2014 enig bestuurder en enig aandeelhouder van [bedrijf 1] . Graag zou ik de gevolgen van het faillissement met u bespreken, reden waarom ik u verzoek om contact met mij op te nemen op telefoonnummer [telefoonnummer 5] .
(pagina 1524)
E-mailbericht van de secretaresse van de curator aan de heer [medeverdachte 3] d.d. 24 september 2014 naar het e-mailadres: [e-mailadres 1]
Op verzoek van de heer mr. [getuige 5] zend ik u bijgaand zijn brief met bijlage van heden (
het hof begrijpt: de brief van pagina 1523).
(pagina 1525)
Brief van de curator aan de heer [medeverdachte 3] , [adres 4] d.d. 10 december 2014, alsmede per e-mail: [e-mailadres 1]
Vanaf 23 september 2014 tracht ik u in uw hoedanigheid van bestuurder van [bedrijf 1] te bereiken. Zoals u inmiddels zult weten, is deze vennootschap door de rechtbank Zeeland in staat van faillissement verklaard. Tot op heden heb ik geen contact met u kunnen krijgen, ondanks diverse pogingen daartoe. Daarnaast beschik ik niet over de administratie van gefailleerde. Dit leidt ertoe dat ik mijn taak als curator slechts beperkt kan uitoefenen. Graag zou ik met u willen spreken over de oorzaken van het faillissement en het ontstaan van de schulden. Gelieve dan ook met spoed met mij contact op te nemen. Bovendien dient u mij in het bezit te stellen van de administratie.
Daarnaast stel ik u door middel van deze brief aansprakelijk voor het gehele
faillissementstekort, thans zijnde een bedrag van ongeveer € 650.000 te vermeerderen met algemene faillissementskosten. Dit vanwege het feit dat er geen boekhouding en
administratie aanwezig is en ik voorts aanwijzingen heb dat u in strijd met uw wettelijke
taak als bestuurder hebt gehandeld. Ook hierover zou ik met u van gedachte willen wisselen .
(pagina 1526)
E-mailbericht van de secretaresse van de curator aan de heer [medeverdachte 3] d.d. 10 december 2014 naar het e-mailadres: [e-mailadres 1]
Bijgaand zend ik u een brief d.d. heden van mr. [betrokkene 1] of [betrokkene 2] (
het hof begrijpt: de brief van pagina 1525).
6.
Een schriftelijk stuk, te weten document DOC-004d, het tweede faillissements-verslag inzake [bedrijf 1] , opgemaakt d.d. 6 januari 2015 door curator mr. [getuige 5] , doorgenummerde dossierpagina 1548 en 1550-1551, voor zover inhoudende:
(pagina 1548)
Op 16 mei 2014 heeft een statutenwijziging plaatsgevonden. Het blijkt dat de naam van de vennootschap is veranderd in [bedrijf 1] Tot die tijd was de naam van de vennootschap [bedrijf 1]
De heer [betrokkene 3] is overgegaan te verkoop van de aandelen in het kapitaal van gefailleerde aan een zekere heer [medeverdachte 4] . De heer [medeverdachte 4] heeft op zijn beurt de aandelen in mei 2014 overgedragen aan de heer [medeverdachte 3] , huidige bestuurder en enig aandeelhouder.
Op deze plaats dient gemeld te worden dat curator de heer [medeverdachte 1] heeft aangemerkt als feitelijk bestuurder van gefailleerde. Uit verklaringen van crediteuren alsmede uit de beperkte hoeveelheid stukken die zijn aangetroffen in de gehuurde bedrijfsruimte, heeft curator opgemaakt dat hij zich uitgaf als general manager van gefailleerde en aldus te beschouwen is als feitelijk bestuurder.
Ondanks diverse verzoeken en herinneringen heeft curator geen contact kunnen krijgen met de heer [medeverdachte 3] of de heer [medeverdachte 1] . Curator heeft evenmin de administratie in zijn bezit.
(pagina 1550)
Gefailleerde is vanaf medio 2014 gebruikt als fraudevehikel. Met de gewijzigde handelsnaam is men op krediet zaken gaan bestellen en/of gaan huren. Kredietwaardigheid werd voorgewend met een jaarrekening die volgens de heer [betrokkene 3] niet juist kan zijn. Het betreft de jaarrekening over 2013, welke jaarrekening ook gedeponeerd is.
(pagina 1550-1551)
Met gebruikmaking van deze cijfers kwam men door de creditchecks die crediteuren plegen te doen bij het verstrekken van leverancierskrediet.
(pagina 1551)
De bestelde zaken werden ofwel bij de gehuurde bedrijfslocatie afgeleverd dan wel afgeleverd op gefingeerde bouwplaatsen. Na aflevering zijn alle zaken verdwenen.
7.
Het proces-verbaal van (telefonisch) verhoor van getuige curator mr. [getuige 5] , doorgenummerde dossierpagina 2759, voor zover inhoudende:
Ik [verbalisant [verbalisant 2] ] heb op 21 december 2015 aan curator [getuige 5] de vraag gesteld wat er aan administratie op 23 oktober 2015 was aangetroffen. Curator [getuige 5] verklaarde zakelijk weergegeven onder meer:
‒ dat er een verhuisdoos vol aan bescheiden/administratie werd aangetroffen;
‒ dat deze doos zich bij hem op kantoor bevindt;
‒ dat de administratie van dien aard is dat deze niet voldoet zoals aangegeven in artikel 343, ten 4e, van het Wetboek van Strafrecht.
8.
Het proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 26 juni 2015 (RHV België), doorgenummerde dossierpagina’s 2565-2571, voor zover inhoudende als verklaring van [medeverdachte 3] , geboren op [geboortedag 3] 1967:
(pagina 2566)
Door wie bent u benaderd om directeur en enig aandeelhouder te worden van [bedrijf 1] ?
Dit was een zekere “ [betrokkene 4] ”, die ik ken van vroeger op café. Deze heeft mij meegenomen in zijn auto naar Brussel. Deze wou mij voorstellen aan een derde manspersoon dewelke een voorstel voor mij had en waarbij ik documenten diende te ondertekenen. De uitleg die ze gaven voor het ondertekenen was dat ik ‘baas” zou worden van een fabriek in Nederland. De afspraak zou dan zijn dat ik niet hoefde te werken en dat ik maandelijks een bedrag van 50.000 Belgische Frank (1250 euro) zou krijgen. Dit leek mij een goede overeenkomst en stelde ik mij daar geen verdere vragen bij.
Welke formulieren heeft u ondertekend in het kader van [bedrijf 1] ?
Ik ben niet op de hoogte welke documenten ik daar allemaal heb ondertekend daar ik niet kan lezen noch schrijven. Ik heb het vermoeden dat ik een viertal handtekeningen heb geplaatst op verschillende bladzijden met tekst erop. Ik kon er niets van begrijpen en handelde in goed vertrouwen. Ik diende deze handtekeningen te plaatsen om zaakvoerder te worden van een voor mij onbekende firma. Ik was zelfs niet op de hoogte van de naam van de firma. Ik heb ook geen weet wat deze firma eigenlijk doet, produceert of voor staat.
Door wie werden deze formulieren aan u overhandigd?
De documenten die ik heb ondertekend werden mij voorgeschoteld door die derde
manspersoon waarvan ik de naam niet ken.
(pagina 2567)
Welke rol(len) heeft u gehad bij het bestellen van de verschillende producten en/of
goederen?
Buiten die ene keer dat ik met “ [betrokkene 4] ” in Brussel ben geweest; heb ik nooit meer
handtekeningen geplaatst op enige documenten dat verband houdt met het voorstel dat ik kreeg om zaakvoerder te kunnen worden. Ik heb nooit een voorstel of een vraag noch uitleg gekregen om goederen of andere zaken aan te kopen of te huren in naam van de firma die ik als zaakvoerder zou beheren.
Beschikt(e) u over een of meerdere computers?
Ik heb geen computer ter beschikking. Ik heb er zelfs nooit een gehad. Om reden dat ik niet kan lezen of schrijven; heb ik ook geen e-mailaccounts op mijn naam openstaan.
Wat kunt u over de persoon [betrokkene 3] verklaren?
Nu u mij de naam [betrokkene 3] mededeelt kan ik mij wel herinneren dat ik deze naam
gehoord heb als zijnde de firmanaam toen ik het voorstel te Brussel kreeg om zaakvoerder te worden. Dit was toen inderdaad voor die firmanaam. Meer weet ik niet omtrent die naam.
(pagina 2568)
Vanaf nu duiden we de onderneming aan met [bedrijf 1]
Waar was dit bedrijf gevestigd?
Ik heb nooit een duidelijk idee gehad van de locatie van het bedrijf. Ik vermoedde dat het een Belgisch bedrijf was doch dit werd nooit verteld.
U toont mij hier een officieel document van de Kamer van Koophandel waarbij ik word voorgesteld als enige aandeelhouder en als eigenaar. Dit ook met een kopie van mijn identiteitskaart. Hoe kwam dit tot stand?
“ [betrokkene 4] ” is een paar keren langsgekomen om mijn identiteitskaart te vragen. Dit was met het oog op enkele zaken die hij nog diende te regelen voor het bedrijf. Ik was niet op de hoogte wat [betrokkene 4] al dan niet met mijn identiteitskaart wilde doen.
Wie heeft u aangesteld als directeur?
De onbekende manspersoon met Nederlands (Hollands) accent, van wie ik de identiteit
niet ken heeft mij in Brussel tot Directeur benoemd van het bedrijf. Ik dacht enkel aan het geld dat ik zou ontvangen. Voor de rest heb ik mij geen vragen gesteld.
Welke vergoedingen heeft u genoten bij deze onderneming en hoe werden die betaald
en door wie?
Zoals ik al eerder verklaard heb, was het de bedoeling dat ik maandelijks een bedrag van 1250,00 euro zou ontvangen, doch ik heb nooit iets ontvangen.
(pagina 2569)
Wie voerde de administratie van [bedrijf 1] in de periode dat u bij
dit bedrijf betrokken was?
Ik heb nooit enige administratie gezien. Ik dacht dat andere personen dit zouden doen.
Wij tonen u een kopie van een ING-bankkaart waarop uw naam voorkomt. Het betreft een ING rekening [rekeningnummer] van [bedrijf 1] Wie gebruikte deze betaalpas?
Ik heb deze bankkaart nog nooit gezien. Ik heb geen weet van een bankkaart op mijn naam. Ik ben nooit in het bezit geweest van enige bankkaart van deze firma. Tevens kan ik u melden dat ik ook nooit afschriften of rekeninguittreksels met betrekking tot die bankkaart of rekeningnummer heb gezien noch ontvangen.
(pagina 2570)
Op 22/09/2014 heeft de heer Arkel van [bedrijf 4] aangifte gedaan van
oplichting in verband met de levering van 8 CV ketels en 5 badkamers. De facturen
voor de 8 CV ketels ter waarde van 11.943,558 euro en de 5 badkamers ter waarde van 4.423,59 euro zijn nooit betaald. Wat kunt u hierover verklaren?
U toont mij de offerte, die door mij zou zijn getekend. Ik heb nooit enige documenten
ondertekend. Ik heb ook nooit enige aankopen gedaan bij enige firma’s.
U toont mij ook diverse documenten; een huurcontract op naam van het bedrijf [bedrijf 1] .
Ik heb na de ontmoeting in Brussel nooit nog iets getekend.
9.
Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 3] , geboortedatum: [geboortedag 2] 1954, door de rechter-commissaris d.d. 3 oktober 2017, voor zover inhoudende:
Ik ken [verdachte] nu zo’n tien à vijftien jaar. Ik bemiddelde in de aan- en verkoop van
B.V.’s en [verdachte] was een klant van mij. Hij heeft een licht getinte huidskleur. [medeverdachte 4] ken ik al 25 à 30 jaar. Ik heb bemiddeld tussen [medeverdachte 4] en [verdachte] in verband met [bedrijf 1] Dat zal via de mail of via de telefoon zijn gegaan, want [verdachte] zit in Breda, dacht ik, en [medeverdachte 4] zit in Middelburg, dus die wilde niet naar Hengelo komen. De naam [medeverdachte 1] zegt mij niets.
10.
Het proces-verbaal van verhoor van getuige [medeverdachte 4] , geboortedatum: [geboortedag 4] 1944, door de rechter-commissaris d.d. 3 oktober 2017, voor zover inhoudende :
Ik heb de [bedrijf 1] gekocht van meneer [betrokkene 3] uit Waalwijk. Ik zette de B.V.’s op mijn naam na bemiddeling door [getuige 3] . [getuige 3] betaalde mij daarvoor. De overdracht van [bedrijf 1] is geschied bij Notaris [notaris 3] in Nijmegen. Ik heb inderdaad bij de FIOD gezegd “ik ben gewoon een katvanger”. Dat is ook zo.
Ik heb [bedrijf 1] verkocht aan [verdachte] . Samen met [verdachte] en volgens mij nog één of twee andere personen zijn we naar Notaris [notaris 3] gegaan in verband met de bestuurswisseling en de aandelenoverdracht in [bedrijf 1] Bij de FIOD heb ik gezegd dat [medeverdachte 1] met mij naar [notaris 3] was. [medeverdachte 1] is [verdachte] . Dat is één en dezelfde persoon, dat weet ik zeker. [verdachte] is niet mee naar binnen geweest bij de notaris. Hij heeft buiten gewacht of bleef in de auto zitten. Het was [verdachte] die de afspraak bij de notaris had gemaakt. Hij had die afspraak gemaakt onder de naam [medeverdachte 1] . [verdachte] heeft mij dat zelf gezegd, ook de notaris zei tegen mij dat meneer [medeverdachte 1] had gebeld over deze afspraak. [verdachte] kwam met een Belg. Als u mij voorhoudt de naam [medeverdachte 3] , sla ik daarop aan. Met [medeverdachte 3] was ik bij de notaris. [verdachte] had dit geregeld. [medeverdachte 3] werd de directeur van [bedrijf 1] [verdachte] heeft zich bij mij alleen met zijn voornaam voorgesteld. Zijn voornaam is [verdachte] . Dat hij met zijn achternaam [verdachte] heet, weet ik uit de stukken van [getuige 3] . Ik heb [verdachte] leren kennen door [getuige 3] . [verdachte] heeft tegen mij gezegd dat hij de naam [medeverdachte 1] gebruikte voor de afspraak bij de Notaris [notaris 3] . Dat is ook een reden dat ik zeker weet dat [medeverdachte 1] en [verdachte] dezelfde persoon is. In mijn herinnering is [verdachte] iets groter en steviger dan ik ben. Ik heb een normaal postuur en ik ben 1.79 meter. Hij had een getinte huidskleur. Hij had niet zo’n blanke huidskleur als wij. Volgens mij had hij donker haar, dat was kort geknipt. [getuige 3] heeft mij een [verdachte] aan elkaar voorgesteld. Ik weet zeker dat ik [bedrijf 1] via bemiddeling van [getuige 3] heb gekocht/op naam heb gezet, maar bij de overdracht aan [verdachte] is [getuige 3] niet aanwezig geweest c.q. heeft hij geen rol gespeeld.
11.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 23 juni 2015, V-002-1, doorgenummerde dossierpagina 2775, voor zover inhoudende als verklaring van de (mede)verdachte [medeverdachte 4] , geboortedatum [geboortedag 4] 1944:
[getuige 3] belde mij in april 2014 met de vraag of ik die B.V. van [betrokkene 3] nog had. Hij vroeg mij of ik daarvan af wilde. Ik zei ja. Toen ben ik via [getuige 3] in contact gekomen met mijnheer “ [medeverdachte 1] ”. Toen ik [medeverdachte 1] ontmoette was hij met twee Belgen. Eén was zo stom als het achterwerk van een koe, hij kon niet eens een fatsoenlijke handtekening schrijven. Op uw vraag of zijn naam [medeverdachte 3] is, zeg ik u dat dat klopt. Van die andere Belg weet ik de naam niet meer. Via [medeverdachte 1] kwamen we bij notaris [notariskantoor] terecht.
12.
Het proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 7 juli 2015, G-012-01, doorgenummerde dossierpagina ’s 2691-2692, voor zover inhoudende als verklaring van de getuige [getuige 2] :
[bedrijf 1] heeft in de persoon van [medeverdachte 1] bij ons (
het hof begrijpt: [bedrijf 1]) geïnformeerd naar de verzekeringspremies voor een personenauto en een vrachtauto. Ik heb het eerste fysieke contact gehad met [medeverdachte 1] op 4 juli 2014 op hun bedrijfsadres [adres 2] .
13.
Het proces-verbaal uitvoeren van een sequentiële fotobewijs confrontatie d.d. 30 juli 2015, AMB-074, doorgenummerde dossierpagina’s 669-670, in combinatie met AMB-076, doorgenummerde pagina 673, voor zover inhoudende:
(pagina 669)
Op 30-07-2015 is aan [getuige 2] een fotoselectie FCB-56107-V006-H getoond.
(pagina 670)
De getuige zei bij nummer 2 direct: “dat is hij”.
(pagina 673)
Opmerking verbalisant: Foto nummer 2 in de selectie FCB-56107-V006-H is de foto van [verdachte] .
14.
Het proces-verbaal van ambtshandeling, fotograferen tatoeage verdachte [verdachte] , AMB-094, doorgenummerde dossierpagina 765, voor zover inhoudende als verklaring van verbalisant [verbalisant 1] :
Op verzoek van de opsporingsambtenaar [verbalisant 4] heb ik op 2 oktober 2015 in het politiebureau aan [adres 5] , met gebruikmaking van een door de FIOD verstrekte fotocamera drie foto’s (
het hof begrijpt: de foto’s op pagina’s 766-768) gemaakt van een tatoeage, getatoeëerd op de hals, borst en buik van de verdachte [verdachte] . De tatoeage bestaat uit een ketting met kruis, ook wel een rozenkrans genoemd.
15.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 26 juni 2015, V-003-01, doorgenummerde dossierpagina’s 2781-2782, voor zover inhoudende als verklaring van de (mede)verdachte [medeverdachte 2] , geboortedatum [geboortedag 5] 1956:
(pagina 2781)
Op 23 april 2014 werd ik in mijn woonplaats aangesproken door een man uit België.
(pagina 2782)
De man zei [medeverdachte 2] tegen mij. Hij vroeg aan mij zoek jij nog werk. Ik zei geef mij het telefoonnummer maar dan bel ik wel. Hij gaf mij het gsm-nummer van [medeverdachte 1] . Ik heb [medeverdachte 1] gebeld en hij zei kom maar naar Leeuwen. Ik werd aangenomen als inkoper van [bedrijf 1]
Ik omschrijf [medeverdachte 1] als een man van rond de dertig jaar, normaal postuur, geen buikje. Hij had kort zwart haar, blanke huidskleur, donker kleurige ogen, sprak perfect Nederlands zonder accent, hij droeg een tattoo van een kruis op zijn borst. Ik weet dat omdat wij bedrijfskleding droegen en die shirtjes wel eens op de zaak aantrokken. Hij reed in een donker kleurige BMW en het betrof een stationcarmodel. Ik heb ook een kinderstoeltje achter in de BMW van [medeverdachte 1] zien staan.
We kwamen overeen dat ik ongeveer 2.400 euro per maand aan salaris zou krijgen. Ik heb echter nooit salaris ontvangen. Alleen heb ik 112 euro onkostenvergoeding op mijn rekening ontvangen. Ik had een auto van de zaak. Ik had verschillende auto’s zoals een wit Opel Vivaro busje van [bedrijf 14] en ook wel een witte Citroen, ook van [bedrijf 14] . Ik heb voor [bedrijf 1] gewerkt tot de eerste week van augustus, tweede week misschien. Ik ben gestopt met werken voor die B.V. omdat ik [medeverdachte 1] steeds minder zag op de zaak en ik kreeg op de zaak van die rare telefoontjes, waaronder van de leasemaatschappij [bedrijf 14] .
Ik heb alleen dingen uitgevoerd in opdracht van [medeverdachte 1] . Hij was mijn baas en ik was de inkoper. Landgaaf was de office manager. [medeverdachte 1] zei dat de eigenaar de Belg [medeverdachte 3] was, die is ook gebruikt. Ik weet dat [medeverdachte 1] via zijn gsm kon telebankieren.
16.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 26 juni 2015, V-003-02, doorgenummerde dossierpagina’s 2792-2793, voor zover inhoudende als verklaring van de (mede)verdachte [medeverdachte 2] , geboortedatum [geboortedag 5] 1956:
(pagina 2792)
[medeverdachte 1] dat was mijn baas, ik had verder met niemand iets te maken dan met hem. Het enige wat ik gedaan heb is besteld in opdracht van [medeverdachte 1] , dat was mijn werk. Het e-mailadres [e-mailadres 2] was mijn werk e-mailadres. [medeverdachte 1] kon ook in mijn account.
(pagina 2793)
Ik had van [medeverdachte 1] een tankpas gekregen van het tankstation als je Leeuwen uit rijdt. Er waren meerdere auto’s in gebruik bij [bedrijf 1] en er waren meerdere tankpasjes.
Ik heb nooit spullen verkocht die aan de BV geleverd zijn, ook niet weggegeven. Een van de Quookers staat bij mij thuis. Die komt uit een bestelling van 18 stuks.
17.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 27 juni 2015, V-003-03, doorgenummerde dossierpagina’s 2796-2798, voor zover inhoudende als verklaring van de medeverdachte [medeverdachte 2] , geboortedatum [geboortedag 5] 1956:
(pagina 2796)
In wiens opdracht heeft u contact opgenomen met [bedrijf 3] ?
[medeverdachte 1] .
(pagina 2797)
Die dingen heb ik inderdaad besteld in opdracht van [medeverdachte 1] . De Quookers moesten in Boven-Leeuwen geleverd worden omdat [medeverdachte 1] mij daartoe de opdracht had gegeven. Ik werk in opdracht van [medeverdachte 1] .
Ik weet niets van [ [bedrijf 4] ]. [medeverdachte 1] kon in mijn computer en wat hij na 5 uur (
het hof begrijpt: na 17.00 uur) als ik naar huis ging op mijn computer gedaan heeft op mijn naam, dat weet ik dus niet.
(pagina 2798)
Ik ben bij het bedrijf [ [bedrijf 7] in Kesteren] geweest. [medeverdachte 1] , [bedrijf 1] , moest 4 aanhangwagens hebben. Ik heb toen [bedrijf 7] bezocht. Ik ben daar heengegaan en ik heb gesproken over de inrichting van de aanhangwagens, zoals [medeverdachte 1] dat wilde hebben. De verkoper heeft keurig, netjes een offerte gemaakt en die heb ik bij [medeverdachte 1] neergelegd. [medeverdachte 1] heeft het zelf afgehandeld en toen heeft dat bedrijf twee aanhangwagens gebracht. Volgens mij zonder kentekenbewijzen, dat was hun garantie voor betaling, denk ik.
18.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 27 juni 2015, V-003-04, doorgenummerde dossierpagina’s 2802-2810, voor zover inhoudende als verklaring van de medeverdachte [medeverdachte 2] , geboortedatum [geboortedag 5] 1956:
(pagina 2802)
Ik heb [bij [bedrijf 5] in Beneden-Leeuwen] getankt met een Citroën en een keer met een bestelbus van het merk Opel, type Vivaro. De Citroën en de Opel waren geleased of gehuurd bij [bedrijf 14] . Dat was in de periode eind mei 2014 tot 15 augustus 2014.
Die heftruck [van [bedrijf 13] ] heb ik zien lossen bij [bedrijf 1] Ik hoor [medeverdachte 1] tijdens de telefonische bestelling nog zeggen dat hij lange lepels bij de heftruck moest hebben.
(pagina 2803)
Ik weet niks van [rijplaten van [bedrijf 18] ]. Hij heeft zelf ook dingen geregeld, de grote zaken deed hij zelf en daar bedoel ik [medeverdachte 1] mee.
Het [bedrijf [bedrijf 8] ] ken ik. Volgens mij heb ik daar in opdracht van [medeverdachte 1] lampen besteld. Ik weet dat ze op de zaak zijn geleverd. Dat die man is opgelicht is wel duidelijk.
(pagina 2804)
Ik weet niks van [rijplaten van [bedrijf 12] ]. Ik weet dat wij, [bedrijf 1] , een gele DAF vrachtauto met bestickering op de deur hadden. Deze vrachtauto was voorzien van een kraan en een looppas. Ik weet niet waar de 66 rijplaten zijn gebleven.
(pagina 2805)
Ik weet niks van [hekken van [bedrijf 15] ]. Ik heb bouwhekken gezien op [adres 8] , er lagen ook hekken op de grond.
(pagina 2806)
Wat ik van [brandstoftanks van [bedrijf 9] ] weet is dat ik tanks heb zien staan voor het bedrijf (
het hof begrijpt: [bedrijf 1]) en dat ze de volgende dag in het bedrijf stonden. Een paar dagen later zag ik ze niet meer staan.
Ik weet niet waar [de 4 containers en 3 container units gevuld met meubilair van [bedrijf 16] ] zijn gebleven. Ik heb mij daar niet aan verrijkt. Ik heb ze niet weggegeven.
Ja, [ik ben bekend met het bedrijf [bedrijf 10] in Breda], pur schuim. Hij, [medeverdachte 1] , moest twee pallets pur schuim hebben, maar het bedrijf wilde maar één leveren en hebben er ook maar één geleverd. De pallet is de hal ingegaan en successievelijk werd daar pur schuim van afgehaald. Ik heb nog contact gehad met die mevrouw [van] [bedrijf 10] en zij moest alle gegevens van [bedrijf 1] hebben.
(pagina 2807)
Ik heb de bestelling geplaatst bij die mevrouw [ [aangever 1] van [bedrijf 10] ]. [medeverdachte 1] heeft haar zo gek gekregen om één pallet wel te leveren.
Het bedrijf [ [bedrijf 11] in Vierlingsbeek] ken ik. Dat is een bedrijf met kooflijsten, sierlijsten aan het plafond. [medeverdachte 1] moest gispen lijsten hebben en die heb ik bij [bedrijf 11] in Vierlingsbeek besteld. Volgens mij is die man ze zelf komen brengen en heb ik ze zelf in ontvangst genomen. Ik heb die bestelling geplaatst in opdracht van [medeverdachte 1] . De offerte leg ik op zijn bureau, maar ik weet niet wat er na 5 uur op het kantoor gebeurt.
(pagina 2808)
Ik weet niet waar de 140 meter kooflijsten zijn gebleven.
Ik ben bekend met [bedrijf 17] [ [bedrijf 17] ]. Ik weet dat ik offertes gevraagd heb van een heftruck en een graafmachine. Ik weet niet waar de vorkheftruck, merk Yale, is gebleven.
[Het bedrijf [benadeelde] ] volgens mij is dat iets met rijplaten? Ja, die naam heb ik wel eens voorbij zien komen ja.
(pagina 2809)
Van mij hebben ze niks gehad. Het kan wel zijn dat iemand het via mijn e-mailadres bij [bedrijf 1] heeft verzonden, maar ik heb dat niet gedaan. Ik weet niet wat de bestemming van deze 96 rijplaten was en ook niet waar deze rijlaten zijn gebleven.
(pagina 2810)
Het klopt dat ik in opdracht van [medeverdachte 1] contact heb gehad met [ [betrokkene 6] ] [betrokkene 6] [van [benadeelde] ]. Het moest van [medeverdachte 1] allemaal raprap gebeuren. [medeverdachte 1] heeft foto’s naar mijn e-mailadres [e-mailadres 2] gestuurd en deze foto’s moest ik doorsturen naar [betrokkene 6] .
[medeverdachte 1] was de administrator, dus die kon in computers doen wat hij wilde. Op het kantoor stonden drie computers. Waarschijnlijk heeft [medeverdachte 1] gewerkt op mijn e-mailaccount van [bedrijf 1]
(pagina 2811)
Ik weet dat het bedrijf [ [bedrijf 14] ] auto’s bij [bedrijf 1] in Boven-Leeuwen heeft afgeleverd. Volgens mij heb ik er drie in ontvangst genomen: een zwarte Golf, een donker kleurige Renault Megane en een Opel Vivaro bus. [medeverdachte 1] had blanco bussen besteld en ze kwamen een bus afleveren met de tekst [bedrijf 14] . Hier was [medeverdachte 1] niet blij mee.
(pagina 2812)
Ik heb [medeverdachte 1] met de zwarte Golf zien rijden.
19.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 28 juni 2015, V-003-05, doorgenummerde dossierpagina’s 2817-2818, voor zover inhoudende als verklaring van de medeverdachte [medeverdachte 2] , geboortedatum [geboortedag 5] 1956:
(pagina 2817)
Van [medeverdachte 1] [ontving ik de opdracht om goederen in te kopen voor [bedrijf 1] ]. Van [medeverdachte 1] had ik voor de [offertes, brochures of facturen] een zwart koffertje gekregen. Als de offerte goedgekeurd was door [medeverdachte 1] dan handelde hij of ik het af. Met betalingsbewijzen heb ik nooit iets van doen gehad. Dat was het werk van [medeverdachte 1] . Ik heb zelf een keer in opdracht van [medeverdachte 1] € 900 gestort bij de bank in Boven-Leeuwen. [De bedrijfsadministratie werd opgeslagen] in een ordnerkast en stond naast het bureau van [medeverdachte 1] . Ik telde toch wel zo’n 20, misschien wel 25, ordners met verschillende opschriften, zoals bank, belasting of BTW, personeel, inkoop, gewoon wat gebruikelijk is. Volgens mij is [medeverdachte 1] een keer naar Amsterdam gereden voor het ophalen van jaarstukken. Die jaarstukken waren nodig voor [bedrijf 14] . Ik heb op verzoek van [medeverdachte 1] een gesloten envelop overhandigd aan een medewerker van [bedrijf 14] . Volgens [medeverdachte 1] zaten de jaarcijfers in deze envelop.
[medeverdachte 1] [was verantwoordelijk voor de betaling van de facturen]. Ik heb [medeverdachte 1] niet anders zien doen omdat hij kon telebankieren en de pas van de zaak had. Hij was de general manager en ik neem aan dat die daartoe bevoegd is .
(pagina 2818)
[medeverdachte 1] pakte de post. Ik verwees mensen door naar [medeverdachte 1] .
20.
Een schriftelijk stuk, te weten document DOC-036/2, doorgenummerde dossierpagina 1914, voor zover inhoudende:
Een visitekaartje met het logo en de naam van [bedrijf 1] , op naam van [medeverdachte 1] , General manager. [adres 2] .
21.
Het overzichtsproces-verbaal (verdachte [verdachte] ), doorgenummerde dossierpagina 57 (samenvatting van AMB-114 en DOC-135) en dossierpagina 60 (samenvatting van DOC-150/24), voor zover inhoudende:
(pagina 57)
Op 30 september 2015 vond een doorzoeking plaats van de woning [adres 9] , dit betreft het verblijfsadres van [verdachte] . Aldaar staan ingeschreven de vriendin van [verdachte] en hun zoon. In de woning werd een harddisk aangetroffen waarin onder meer opgeslagen een brief van [bedrijf 19] , gedateerd 12 september 2014, gericht aan [bedrijf 1] , inzake een openstaande vordering ad € 17.286,35 van [bedrijf 20] op [bedrijf 1]
(pagina 60)
Door [medeverdachte 1] is bij [bedrijf 20] een offerte opgevraagd met betrekking tot de levering van tapijttegels. [medewerker] maakte op 1 augustus de volgende telefoonnotitie: 1/8 tel. [medeverdachte 1] . Hebben stukken 2013 en [2014] ingeleverd bij [bedrijf 19] . [bedrijf 19] zal waarschijnlijk een limiet gaan afgeven van ca. € 20.000.
22.
Het proces-verbaal bevindingen harddisk, inbeslagname code G-D-018 (woning Zevenbergschen Hoek), doorgenummerde dossierpagina’s 787-789, voor zover inhoudende:
(pagina 787)
Op 30 september 2015 heeft een doorzoeking ter inbeslagname plaatsgevonden in een woning op het adres [adres 9] , het woonadres van de vriendin van [verdachte] (en vermoedelijk ook verdachte [verdachte] ). Hierbij is onder meer, in de slaapkamer, een harddisk aangetroffen (inbeslagname-code G-D-018).
Op 2 oktober 2015 werd ik door het Forensisch IT team van de FIOD geïnformeerd over het voorkomen van een brief van [bedrijf 19] (een incassobureau) aan [bedrijf 1] op voornoemde harddisk. In deze brief, gedateerd 12 september 2014, van [bedrijf 19] , staat onder meer dat de [bedrijf 20] een vordering heeft van € 17.386,35 op [bedrijf 1]
Onderzoek harddisk (inbeslagname-code G-D-018)
Teneinde na te gaan wie voornoemde harddisk in gebruik heeft, heb ik bestanden op de harddisk bekeken. Ik heb hierbij onder meer de volgende bestanden aangetroffen:
‒ Diverse urenlijsten van [verdachte] van [verdachte] Interieurbouw.
‒ Reisdocumenten van Neckermann Reizen geadresseerd aan [verdachte] van 13 augustus 2015.
‒ Een betalingsherinnering van de Belastingdienst van 31 maart 2015, geadresseerd aan [betrokkene 7] .
‒ Een naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting van de Belastingdienst van 24 april 2015, geadresseerd aan [betrokkene 7] .
‒ Een factuur van ASR Autoverhuur betreffende de verhuur van een vrachtwagen DAF met het kenteken [kenteken 1] .
[betrokkene 7] is de moeder van verdachte [verdachte] . Uit onderzoek is naar voren gekomen dat [betrokkene 7] een tweetal auto’s op haar naam heeft staan, waar [verdachte] gebruik van maakt.
(pagina 789)
Gelet op het bovenstaande kan worden aangenomen dat [verdachte] de gebruiker is van de harddisk waarop de brief van [bedrijf 19] aan [bedrijf 1] is aangetroffen.
23.
Het proces-verbaal van aangifte door [aangever 3] namens (het hof begrijpt: de benadeelde) [bedrijf 3] d .d. 14 oktober 2014, AG-003, doorgenummerde dossierpagina’s 138-139, voor zover inhoudende :
(pagina 138)
Ik ben werkzaam als account manager hij het bedrijf [bedrijf 3] , gevestigd op het adres [adres 10] .
Op woensdag 23 juli 2014, is het bedrijf [bedrijf 3] via de mail benaderd door de heer [medeverdachte 2] (
het hof begrijpt telkens: [medeverdachte 2] , roepnaam [medeverdachte 2]) van het bedrijf [bedrijf 1] te Boven-Leeuwen. In de mail wilde de heer [medeverdachte 2] de prijslijst ontvangen van de Quookers. De heer [medeverdachte 2] wilde weten wat de prijs was van 18 Quookers. Het mailadres van de heer [medeverdachte 2] is [e-mailadres 2] (
het hof begrijpt: [e-mailadres 2]). Ik heb gelijk dezelfde dag telefonisch contact opgenomen met de heer [medeverdachte 2] . Ik heb gevraagd waarom de heer [medeverdachte 2] 18 Quookers wilde bestellen. De heer [medeverdachte 2] gaf aan dat het voor vakantiewoningen in Sluis (Zeeland) was. Op woensdag 23 juli 2014 heb ik een offerte gemaild met de prijs van 15.500 euro naar de heer [medeverdachte 2] voor de 18 Quookers. De heer [medeverdachte 2] en ik zijn samen op een prijs van 15.000 euro uitgekomen. Bij het overeenkomen van de prijs heb ik gelijk een uitdraai gevraagd van de KVK van het bedrijf [bedrijf 1] Ik heb dit ook nog op woensdag 23 juli 2014 via de mail ontvangen. Op woensdag 23 juli 2014 heb ik de bestelling geplaatst bij de binnendienst van Quooker. Dit met het verzoek of de bestelling op woensdag 30 juli 2014 geleverd kon worden op het adres [adres 2] . De verzending van de 18 Quookers is geleverd via PostNL, bij PostNL hoeft men niet te tekenen voor levering. Ik heb om deze reden geen afleverbewijs. De klant krijgt bij Quooker 30 dagen om te betalen. Op 30 augustus 2014 had de betaling van het bedrijf [bedrijf 1] binnen moeten zijn. Dit was niet het geval.
Op maandag 8 september 2014 heeft [betrokkene 8] van de administratie telefonisch
contact gezocht met het bedrijf [bedrijf 1] op telefoonnummer [telefoonnummer 4] . [betrokkene 8] kreeg geen contact met het bedrijf. Op dinsdag 9 september 2014 heeft [betrokkene 8] weer gebeld met het bedrijf [bedrijf 1] dit keer was de lijn helemaal niet meer in gebruik.
Op woensdag 10 september heeft [betrokkene 8] nog op het mobiele nummer van de
heer [medeverdachte 2] gebeld en heeft zij de voicemail ingesproken met het verzoek contact op te nemen met het bedrijf Quooker. Op woensdag 10 september 2014 is de eerste aanmaning van het bedrijf Quooker verzonden naar het bedrijf [bedrijf 1] Op donderdag 11 september 2014 heeft [betrokkene 8] de heer [medeverdachte 2] nogmaals gebeld op zijn mobiel. [betrokkene 8] hoorde dat beide nummers niet meer in gebruik waren. Op vrijdag 12 september 2014 ben ik vroeg in de morgen langs het adres [adres 2] gereden. Ik zag dat er niemand aanwezig was bij het bedrijf [bedrijf 1] Ik heb naar binnen gekeken en zag dat alles donker in het bedrijf donker was.
(pagina 139)
Op dinsdag 16 september 2014 heeft onze advocaat een brief de deur uitgedaan met nog een aanmaning. Ook hier is niets op vernomen. Op dinsdag 23 september 2014 is een
deurwaarderskantoor in de arm genomen door het bedrijf Quooker.
24.
Het proces-verbaal van aangifte door [getuige 6] namens [bedrijf 4] d.d. 22 september 2014, AG-004, doorgenummerde dossierpagina’s 152-153, voor zover inhoudende:
(pagina 152)
Ik ben de eigenaar van [bedrijf 4] ook wel [bedrijf 4] genoemd. Wij werken op franchisebasis. Ons bedrijf is gevestigd aan [adres 11] . Wij leveren alles op het gebied van verwarming, CV materiaal, dakbedekking, sanitair
enzovoorts. Via onze website: [website 2] kun je je bij ons registreren als
zakelijke klant. Dit word gecontroleerd door onze kredietverzekeraar [bedrijf 19] (
het hof begrijpt: [bedrijf 19]). Als hierna de akkoordverklaring word ondertekend krijgt de klant een zogenaamde kredietlimiet. Hiermee kan de klant tot het limiet bij ons bestellen. Binnen 30 dagen na levering moet het bedrag zijn overgemaakt.
Begin juni dit jaar heeft de heer [medeverdachte 1] een rekening bij ons aangemaakt. Dit
deed hij op naam van het bedrijf [bedrijf 1] . Dit bedrijf zou gevestigd zijn aan [adres 2] . [medeverdachte 1] heeft omstreeks 15 juli 2014 via de email een offerte aangevraagd voor 8 CV ketels. Hij heeft uiteindelijk via de telefoon akkoord gegeven en heeft er 8 besteld. Het totaalbedrag van deze factuur bedraagt 11.943,55 euro inclusief BTW.
Op het moment dat wij de spullen binnen hadden gekregen heb ik geprobeerd om [medeverdachte 1] te bellen op zijn mobiele nummer [telefoonnummer 1] . Ik heb hem telefonisch niet kunnen bereiken. Vervolgens heb ik hem de vraag gemaild op emailadres [e-mailadres 3] . [medeverdachte 1] reageerde vervolgens via de mail op mijn vraag.
De ketels zijn vervolgens op 18 juli 2014 afgeleverd op [adres 2] . Mijn zoon, [betrokkene 9] , heeft de spullen bij hem afgeleverd. [medeverdachte 1] vroeg vervolgens om een offerte voor 5 badkamers. Ik heb hem deze offerte op dezelfde dag nog opgemaakt en gestuurd. [medeverdachte 1] is hier wederom mee akkoord gegaan. Deze bestelling is op 24 juli 2014 bezorgd aan [adres 2] . Het totaal bedrag van deze factuur bedraagt 4.423,59 euro inclusief BTW.
Hierna hebben wij geen contact meer gehad met [medeverdachte 1] of iemand anders van het bedrijf [bedrijf 1] . Ik heb [medeverdachte 1] na de termijn van 30 dagen een mail gestuurd met het verzoek om het volledige bedrag naar ons bedrijf over te maken. Hierop kreeg ik geen reactie. Vervolgens heb ik gebeld met het vaste nummer van [bedrijf 1] , [telefoonnummer 4] , dit nummer was afgesloten, buiten gebruik. Hierna heb ik op [medeverdachte 1] ’s mobiele nummer gebeld, deze bleek ook buiten gebruik te zijn. Vervolgens heb ik [medeverdachte 1] nog een mail gestuurd met het verzoek om alsnog te betalen. Ook gaf ik aan dat ik hem telefonisch niet te pakken kreeg. Hierop kreeg ik wederom geen reactie.
(pagina 153)
Ik heb tot nu toe geen betaling ontvangen. Ook krijg ik geen reactie op mijn verzoeken via de mail of telefoon, er word niet opgenomen of de telefoon is buiten gebruik. Ik ben in totaal voor 16.367,14 euro inclusief BTW opgelicht.
25.
Het proces-verbaal van verhoor van getuige d.d. 21 april 2015, doorgenummerde dossierpagina’s 2657-2658, voor zover inhoudende als verklaring van de getuige [getuige 6] :
[bedrijf 4] is de handelsnaam van [bedrijf 4] , waarvan ik directeur ben. Begin juli 2014 heeft hier een man gebeld met een van mijn personeelsleden, [betrokkene 4] . De beller maakte zich bekend onder de naam [medeverdachte 1] . [medeverdachte 1] vroeg ons een offerte te maken voor de levering van acht CV-ketels van het merk Nefit met toebehoren. Vervolgens heeft [betrokkene 4] een offerte per mail toegezonden aan
[e-mailadres 3] . Deze offerte is later omgezet in een order en de goederen zijn door mijn zoon Rick op 18 juli 2014 bij [bedrijf 1] , [adres 2] afgeleverd. Alhoewel in de e-mailbericht staat dat [medeverdachte 1] graag had gezien dat wij de CV-ketels op maandag 21 juli zouden leveren hebben we ze na overleg met [medeverdachte 1] op vrijdag 18 juli geleverd. Hieraan vooraf ging een kredietcheck door het hoofdkantoor van [bedrijf 4] in Amsterdam. Zij laten de kredietwaardigheid van een klant checken bij [bedrijf 19] . Na toestemming mogen wij aan onze nieuwe klant goederen op rekening leveren.
Ik heb [medeverdachte 1] alléén telefonisch gesproken. Dit gesprek ging over de levering van de acht CV-ketels op vrijdag 18juli en de achterstallige betaling. Ik herinner me niet dat deze man met enig dialect sprak. Hij zei dat de dames van de administratie op vakantie waren en de betaling zou volgen als zij terug waren. Hij zei zo iets van de volgende week zijn zij terug en dan laat ik de betaling regelen. Daarna heb ik nog paar keer gebeld maar kreeg geen gehoor meer.
Wij hebben een kopie van een legitimatiebewijs van [medeverdachte 3] . Dit betrof de inschrijving van de Kamer van Koophandel van [bedrijf 1] met daarbij een kopie van de Belgische identiteitskaart van [medeverdachte 3] .
Ik beschik alleen over een kopie van de akkoordverklaring voor levering daar staan de
handtekeningen op van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] , voor zover deze kloppen.
26.
Het proces-verbaal van verhoor van getuige d.d. 21 april 2015, G-006-01a, doorgenummerde dossierpagina’s 2660-2661, voor zover inhoudende als verklaring van de getuige [betrokkene 9] :
(pagina 2660)
Ik ben verkoopmedewerker bij [bedrijf 4] .
(pagina 2661)
In opdracht van mijn vader ben ik CV-ketels af gaan leveren bij [bedrijf 1] in Boven-Leeuwen. Ik werd ontvangen door een man die zich voorstelde als [medeverdachte 1] . Hij had een licht getinte huidskleur, hij was ongeveer 1.85 m en had donker kleurig kort haar met een kuif. Hij had een normaal postuur en was netjes gekleed. De acht CV-ketels heb ik op een steekwagen naar binnen gereden en in de stelling aldaar gezet. [medeverdachte 1] en ik hebben nog samen een kop koffie gedronken en gesproken over het een en ander. De tweede keer toen ik daar kwam hadden ze minder tijd, ze moesten snel naar een klus. Een deel is binnen in hun bedrijf gelost en het andere deel in witte bestelbusjes waar stickers op zaten met de naar [bedrijf 1] De persoon afgebeeld op de foto op de identiteitskaart van ene [medeverdachte 3] heb ik bij [bedrijf 1] in Boven-Leeuwen nooit gezien.
27.
Het proces-verbaal van aangifte door [getuige 1] namens [bedrijf 5] d.d. 12 september 2014, AG-005, doorgenummerde dossierpagina’s 160-161, voor zover inhoudende:
(pagina 160)
Ik ben bedrijfsleider bij tankstation [bedrijf 5] aan [adres 12] . Bij [bedrijf 5] werken wij met vaste klanten met een tankpas. Daarbij kan de klant tanken door middel van pas en code, en wordt na twee weken gefactureerd aan de klant.
(pagina 161)
Vanaf mei 2014 tankte er een voor ons nieuwe en vanaf toen vaste klant bij ons, maar nog door middel van eigen bankpas, geen vaste tankpas. Deze klant is Bouwbedrijf “ [bedrijf 1] ” uit [adres 2] . Er tankten verschillende werknemers van dit bedrijf bij ons, allen in bedrijfskleding en in bestickerde bedrijfsauto’s.
In juni 2014 kwam een medewerker van “ [bedrijf 1] ” langs genaamd
[medeverdachte 1] . Hij bleek General Manager te zijn en hij informeerde over de mogelijkheid tot aanschaf van een tankpas. Ik ben er normaal wat huiverig in, maar door
alle kleding, voertuigen, goede telefonische bereikbaarheid inclusief receptioniste, check op het internet waarbij bleek dat ze netjes stonden ingeschreven bij de KVK, een website hadden etc., verdween mijn argwaan.
[medeverdachte 1] gebruikt zelf het telefoonnummer [telefoonnummer 1] . Ik heb toen een schriftelijke
overeenkomst gesloten met [medeverdachte 1] , namens ondergetekende [medeverdachte 3] . Ik heb [medeverdachte 3] nooit ontmoet, maar ik zag bij de KVK dat het bedrijf op zijn naam staat. [medeverdachte 1] heeft de schriftelijke overeenkomst ingevuld en laten ondertekenen door [medeverdachte 3] .
Op 17 juni 2014 is de eerste keer gebruik gemaakt van de tankpas. Na twee weken is er
geïnd en dat ging goed. Zo is het twee facturen goed gegaan.
Op dinsdag 12 augustus kreeg ik bericht van de bank dat de incasso niet gelukt was. Ik nam telefonisch contact met [medeverdachte 1] op. Hij vertelde dat ze net een nieuwe
vrachtwagen hadden gekocht en dat die incasso net gelijk was gevallen met onze incasso. Derhalve stond er niet genoeg op de rekening waardoor de incasso teruggestuurd werd. Hij zei dat hij op vakantie was en dat hij het door het kantoor liet overmaken op onze rekening.
Er werd nog steeds doorgetankt door medewerkers van het bedrijf. Ik wachtte tot vrijdag 15 augustus maar er was nog niets bijgeschreven. Ik nam contact op met het bedrijf en sprak telefonisch met ene [medeverdachte 2] , welke werkzaam is op het kantoor. [medeverdachte 2] zei mij toe dat hij [medeverdachte 1] contact met mij zou laten opnemen, deze was namelijk op vakantie. Ik nam wederom contact met [medeverdachte 1] op en hij zei mij telefonisch toe dat hij het geld langs zou brengen. Hij kwam echter niet opdagen en vervolgens hebben wij een aantal maal contact gehad via Whatsapp, waarin hij op 19 augustus 2014 als laatste contact mij toezegde mij te gaan bellen, maar dat heeft hij nooit meer gedaan.
Op 15 augustus besloot ik de tankpassen van het bedrijf te deactiveren. Ze zijn sindsdien
ook niet meer langs geweest om te proberen te tanken. Alle vormen van contact opzoeken met [medeverdachte 1] en/of het bedrijf loopt op niets uit. Het totaalbedrag wat zij nog open hebben staan is 3.865 euro.
28.
Het proces-verbaal van verhoor van getuige d.d. 21 april 2015, G-005-01, doorgenummerde dossierpagina’s 2646-2647, voor zover inhoudende als verklaring van de getuige [getuige 1] :
(pagina 2646)
Ik ben sinds 1992 bedrijfsleider tankstation werkzaam bij [bedrijf 5]
(pagina 2647)
Eind mei 2014 ben ik op het tankstation voor het eerst in contact gekomen met een man die zich uitgaf als zijnde [medeverdachte 1] . [medeverdachte 1] betaalde zijn tankbeurten tot half juni 2014 met een bankpas. [medeverdachte 1] reed toen in een donkerkleurige BMW 3 serie station model. Wij hebben hier 300 pintransacties per dag. Half juni vroeg [medeverdachte 1] of zij, [bedrijf 1] , op rekening mochten tanken. Ik heb tegen [medeverdachte 1] gezegd dat ze dan een aanvraagformulier “op rekening tanken” moesten invullen en [medeverdachte 1] zei dat hij dan de toestemming van [medeverdachte 3] nodig had. Ik heb [medeverdachte 1] een blanco formulier “aanvraagformulier op rekening tanken” meegegeven. Dat formulier heeft [medeverdachte 1] later ingevuld en, getekend door ene [medeverdachte 3] , hier afgegeven. Daarna heb ik de Kamer van Koophandel en de internetsite van [bedrijf 1] geraadpleegd. Ik ben op het bedrijfsadres [adres 2] langs geweest om te kijken. Ook hun werkkleding met bedrijfsnaam etcetera, het zag er allemaal goed uit. Ik heb toen besloten om aan [medeverdachte 1] een tankpas af te geven waarna zij op rekening konden tanken. Wij factureren om de twee weken, de eerste vier weken werden door [bedrijf 1] netjes per bank, automatische incasso, betaald. De
facturen bedroegen € 525, € 847, € 1.960 en € 1.905, waarvan de eerste twee
facturen netjes werden betaald. Voor deze nieuwe klant, [bedrijf 1] , is geen SEPA-formulier ingevuld omdat deze regeling pas per 1 augustus 2014 is ingegaan. [medeverdachte 1] heeft ook een visitekaartje achtergelaten met daarop zijn gsm nummer [telefoonnummer 1] . Via dit gsm nummer heb ik ook enkele keren, tussen 15 augustus 2014 en 20 augustus 2014, via WhatsApp contact met [medeverdachte 1] gehad. Dit had betrekking op de laatste 2 facturen die niet betaald werden. Ik heb ook enkele keren naar het vaste nummer [telefoonnummer 4] gebeld. Ik kreeg de indruk dat ik werd doorgeschakeld via een callcenter en kreeg vervolgens [medeverdachte 1] of [medeverdachte 2] te spreken. De stemmen van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] waren verschillend. Toen ik hem, een manspersoon die zich meldde met [medeverdachte 2] , aan de telefoon had, sprak hij met een iets Brabants accent.
Ik schat dat de man die zich bij mij uitgaf als zijnde [medeverdachte 1] ongeveer 30-35 jaar oud was. Hij had een iets getinte huid, donker kort haar. Hij sprak geen dialect, 100% ABN. Hij reed in eerste instantie met een donkerkleurige, antraciet of zwart, BMW station model. Later reed hij in een donkerkleurige Renault Megane station. Beide auto’s waren voorzien van een Nederlandse kentekenplaat. De Renault had het kenteken [kenteken 2] .
Autobedrijf [bedrijf 5] beschikt over bescheiden/bonnen betrekking hebbende op brandstof leveranties aan [bedrijf 1] De tankbonnen die ik u toon hebben betrekking op de laatste factuur periode van 1 augustus 2014 tot 15 augustus 2014 te weten de factuur van € 1.905.
29.
Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1] door de rechter-commissaris d.d. 3 oktober 2017, voor zover inhoudende:
Mij wordt gevraagd hoe vaak ik [medeverdachte 1] in persoon heb gezien (...): ongeveer tien keer. Hij heeft mij verteld dat hij het bedrijf had overgenomen en dat ze in de bouw zaten. [medeverdachte 1] kwam op mij over als de directeur van het bedrijf, degene die de lijntjes uitzette. Hij heeft mij ook een visitekaartje gegeven. Dat was toen hij die tankpas aanvroeg.
30.
Het proces-verbaal van aangifte door [getuige 7] namens [bedrijf 6] en/of [bedrijf 7] d.d. 8 september 2014, AG-007, doorgenummerde dossierpagina’s 174-175, voor zover inhoudende:
(pagina 174)
Ik ben eigenaar van het bedrijf genaamd [bedrijf 7] gevestigd aan [adres 13] .
In juli 2014 waren er mensen die rechtstreeks bij de aanhangerfabrikant genaamd Hulco een bestelling wilden doen van 8 aanhangwagens. In de email stond de volgende naam die interesse had in 8 aanhangwagens: [bedrijf 1] Ter attentie van [medeverdachte 2] te Boven-Leeuwen. E-mailadres: [e-mailadres 2] . Ik heb vervolgens via hun website een telefoonnummer achterhaald en gebeld. Het nummer was als volgt: [telefoonnummer 4] . Ik heb toen een afspraak gemaakt met [medeverdachte 2] .
(pagina’s 174-175)
Begin juli 2014 ben ik bij het bedrijf genaamd [bedrijf 1] gevestigd aan [adres 2] geweest.
(pagina 175)
Ik heb toen van hem een kaartje gekregen met daarop de gegevens van de financiële man. Uiteindelijk is op 29 juli 2014 de definitieve factuur opgemaakt. Het totaalbedrag zou voor de vier aanhangers als volgt zijn € 14.209,95 euro. De factuur is vervolgens op 29 juli 2014 gemaild naar [medeverdachte 2] . Wij hebben vervolgens het factuur op diezelfde dag per email getekend retour ontvangen. Wij hebben deze ontvangen van het volgende email-adres: [e-mailadres 2] . De factuur was getekend door [medeverdachte 3] . Op de factuur hadden wij vermeld dat de betaling moet geschieden binnen 8 dagen. Op de factuur zijn het aantal dagen handmatig aangepast naar 30 dagen. Dit is vermoedelijk gedaan door [medeverdachte 3] . Bij de getekende factuur zat ook een uittreksel van het Handelsregister Kamer van Koophandel. Hierin stond vermeld dat de enige aandeelhouder was genaamd [medeverdachte 3] . Geboren op [geboortedag 3] 1967 te [geboorteplaats 2] . Mijn werknemer [getuige 8] heeft vervolgens naar aanleiding van bovenstaande email gebeld naar [medeverdachte 2] of [medeverdachte 1] . [getuige 8] heeft toen medegedeeld dat er eerst betaald moet worden voordat wij de aanhangers leveren. [getuige 8] kreeg toen te horen dat de financiële man niet aanwezig was maar dat er op 18 of 19 augustus 2014 betaald zou worden. [medeverdachte 2] of [medeverdachte 1] verklaarde dat zij de aanhangers op 8 augustus 2014 al nodig hadden. Op 6 augustus 2014 hadden wij al twee van de vier aanhangwagens gereed. Twee werknemers van mijn bedrijf genaamd [getuige 8] en [betrokkene 5] hebben vervolgens op die 6 augustus 2014 de twee aanhangers geleverd op [adres 2] bij het bedrijf [bedrijf 1] Aldaar is de pakbon getekend door [medeverdachte 2] . De aanhangers hadden wij bewust op onze naam laten zetten en niet over laten schrijven op de naam van de nieuwe eigenaar.
De volgende twee aanhangers zijn afgeleverd bij het hierboven genoemde bedrijf:
Merk: Hulco
Type: Hedax 3040
Kenteken: [kenteken 3]
Het betrof een dubbelassige aanhanger
Merk: Anssems
Type: PSXI400
Kenteken: [kenteken 4]
Het betrof een enkelassige aanhanger
Op 18 en 19 augustus 2014 hadden wij nog geen betaling ontvangen. Hierop is na onze
vakantie contact opgenomen met [medeverdachte 2] . Mijn medewerker [getuige 8] heeft in de week van 25 tot 30 augustus 2014 nog telefonisch contact gehad. Er werd toen verteld dat het geregeld zou worden. Dit is tot op heden niet gebeurd. De twee aanhangwagens zijn niet betaald en staan nog op onze naam. Wij hebben de aanhangers niet in ons bezit. Op 3 september 2014 kregen wij totaal geen contact meer met het bedrijf waaraan wij de aanhangers geleverd hadden. Na 30 augustus 2014 hebben wij geen enkel bericht meer ontvangen van [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] . Wij zijn benadeeld voor een bedrag van 6.826,22 euro inclusief btw. De andere twee aanhangers worden niet geleverd.
31.
Het proces-verbaal van verhoor van getuige d.d. 12 mei 2015, G-010-01, doorgenummerde dossierpagina’s 2683-2685, voor zover inhoudende als verklaring van de getuige [getuige 7] :
(pagina 2683)
Ik ben directeur van [bedrijf 6] [bedrijf 7] is de werknaam van
deze B.V.
(pagina 2684)
Het eerste contact is door ons gelegd dit naar aanleiding van melding van de
aanhangwagenfabriek Hulco in Duitsland. Hulco was benaderd door [bedrijf 1] in Duitsland, maar zij leveren geen aanhangwagens aan klanten. Daar ik de dealer voor Hulco in deze omgeving ben, heeft de fabriek mij per email hiervan op de hoogte gesteld. Ik heb toen telefonisch contact op genomen met [bedrijf 1] en heb gesproken met man die zich aan voorstelde als [medeverdachte 2] . [bedrijf 1] wilde in eerste instantie (volgens mailverkeer met Hulco) acht aanhangwagens hebben. Begin juli 2014 ben ik naar [bedrijf 1] , [adres 2] geweest. Toen ik daar arriveerde kwam er een witte bestelbus volgens mij Renault Traffic of Opel Vivaro aanrijden. De bestuurder van deze bestelbus opende voor mij de deur van het pand van [bedrijf 1] Boven op het kantoor stond een tafel met vier stoelen, daarnaast stond een bureau waar ook een licht getinte wat forse, robuustere figuur, donker haar ongeveer 30-35 jaar [zat]. In dezelfde ruimte achter een zuil zat een man die zich aan mij voorstelde als zijnde [medeverdachte 2] .
Achteraf, op 08 september 2014, heb ik [medeverdachte 2] op Google opgezocht en zag daar op de site https://twitter.com/ [medeverdachte 2] een afbeelding van een man met krullend haar, snor en bril met op de achtergrond een gele parasol, dat is de man die zich aan mij had voorgesteld als zijnde [medeverdachte 2] . Hij stelde zich bij [bedrijf 1] voor als inkoper, Ik heb toen met [medeverdachte 2] gesproken. Wij hebben de wensen besproken en kwamen overeen dat wij vier aanhangwagens zouden leveren. [medeverdachte 2] gaf nog een visitekaartje mee van de financiële man, [medeverdachte 1] . Op 14 juli 2014 heb ik naar [bedrijf 1] een offerte gestuurd van vier aanhangwagens ad € 14.209,95. Op deze offerte moest van [medeverdachte 2] vermeld worden: “werk Sluis”.
Op 26 of 28 juli 2014, ten tijde van mijn vakantie, is [medeverdachte 2] bij mij op de zaak in Kesteren geweest. [medeverdachte 2] heeft toen gesproken met [getuige 8] . Op 29 juli 2014 is door [getuige 8] een definitieve factuur opgemaakt voor vier aanhangwagens. Deze factuur is per mail op 29 juli 2014 opgestuurd naar [e-mailadres 2] en vervolgens dezelfde dag per mail retour gekomen, getekend namens [bedrijf 1] door ene [medeverdachte 3] . Op deze factuur is door iemand van [bedrijf 1] de betalingstermijn gewijzigd. Door ons staat standaard 8 dagen op de factuur. De acht was doorgehaald en er is in handschrift 30 bij geschreven. Bij dit mailbericht zat ook een afschrift van inschrijving Kamer van Koophandel van [bedrijf 1] Het door mij geleden nadeel is ongeveer € 4.500.
(pagina 2685)
[medeverdachte 1] / [bedrijf 1] heeft met het e-mailadres
[e-mailadres 2] op 6 augustus 2014 aangegeven dat de betaling op 18 of 19 augustus 2014 zou plaatsvinden. Op 6 augustus 2014 hebben twee medewerkers, [getuige 8] en [betrokkene 5] , van mijn bedrijf twee aanhangwagens bij [bedrijf 1] in Boven-Leeuwen afgeleverd. Destijds is daar op de aflevering bon een stempelafdruk van [bedrijf 1] paraaf/handtekening geplaatst en de naam [medeverdachte 2] geschreven. Wij hebben toen bewust, omdat de betaling nog niet binnen was, de beide kentekenbewijzen van de aanhangwagens op naam van ons bedrijf gesteld.
32.
Het proces-verbaal van verhoor van getuige d.d. 12 mei 2015, G-010a-01, doorgenummerde dossierpagina’s 2686-2687, voor zover inhoudende als verklaring van de getuige [getuige 8] :
(pagina 2686)
Ik ben als verkoopmedewerker werkzaam bij [bedrijf 7]
(pagina 2687)
Naast het mailverkeer kwam het eerste fysieke contact met [bedrijf 1] tot stand toen zich hier een man bekend maakte als zijnde [medeverdachte 2] . Ik heb achteraf een foto gezien op Facebook, die overeen kwam met hem en van [medeverdachte 2] was. Zij hadden de aanhangwagens nodig voor een klus in België. Het tweede contact kwam toen ik samen met collega [betrokkene 5] de aanhangwagens heb afgeleverd bij [bedrijf 1] in Boven-Leeuwen. Ik heb enkele malen telefonisch contact gehad met een man die zich voorstelde als [medeverdachte 1] . Dit had onder andere betrekking op de betaling van de aanhangwagens. Het is mij wel duidelijk aan de stemmen te horen dat [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] twee verschillende personen zijn.
33.
Het proces-verbaal van aangifte door [getuige 9] namens [bedrijf 8] d.d. 8 oktober 2014, AG-009, doorgenummerde dossierpagina 208-209, voor zover inhoudende:
Ik ben directeur en eigenaar van het bedrijf [bedrijf 8] welke is gevestigd aan [adres 6]
. Mijn bedrijf levert duurzame ledverlichting aan
hoofdzakelijk bedrijven. Op 21 juli 2014 kreeg ontving ik een aanvraag voor de levering
van een groot aantal ledlampen aan het bedrijf [bedrijf 1] welke is gevestigd een de [adres 2] .
De directeur van dit bedrijf is [medeverdachte 3] . Na de nodige offertes en prijs
afspraken werd uiteindelijk overeengekomen dat mijn bedrijf 180 ledlampen van het merk Vispe aan deze klant zou leveren met een totale waarde van € 9.561. Op 30 juli 2014 is door deze klant een aanbetaling gedaan van € 956,14. Dit was 10% van het totaalbedrag. Op 15 augustus 2014 heb ik persoonlijk de bestelde en deels betaalde ledlampen afgeleverd op het genoemde adres in Boven-Leeuwen. Er is hier ook voor ontvangst getekend door een medewerker van het bedrijf. Het restbedrag zijnde
€ 8.605,28 zou binnen dertig dagen, dus uiterlijk 15 september 2014, worden voldaan.
Deze restbetaling bleef echter uit waarna ik herinneringen naar het bedrijf hebt gemaild naar het mailadres [e-mailadres 2] , dit is de inkoper van het bedrijf, en naar het
mailadres [e-mailadres 4] . Hier kreeg ik geen enkels reactie op waarna ik ben geen bellen naar het bedrijf op telefoonnummer [telefoonnummer 4] . Dit telefoonnummer bleek echter niet meer te bestaan. Daarna ben ik maar eens gaan zoeken op Google wat er over dit bedrijf bekend was. Daar zag ik dat er een groot aantal bedrijven dezelfde ervaring met dit bedrijf hadden gehad als ik. Dus goederen geleverd waarvoor een aanbetaling was gedaan en vervolgens geen restbetaling.
Ook de general manager dhr. [medeverdachte 1] van het bouwbedrijf die ik op de dag van de aflevering nog telefonisch heb gesproken op nummer [telefoonnummer 1] was niet meer bereikbaar, dat wil zeggen dat ook deze telefoon was afgesloten. Ook de inkoper van het bedrijf [medeverdachte 2] is onbereikbaar geworden en reageert niet.
34.
Het proces-verbaal van verhoor van getuige d.d. 21 april 2015, G-007-01, doorgenummerde dossierpagina’s 2665-2667, voor zover inhoudende als verklaring van de getuige [getuige 9] :
(pagina 2665)
Ik ben sinds 2013 directeur bij [bedrijf 8]
(pagina 2666)
Op 21 juli 2014 om 15:08 uur ontving een e-mailbericht verzonden vanaf het e-mailadres [e-mailadres 2] waarin verzocht werd om een offerte voor 180 stuks artikel nummer 908009. Op deze e-mail stond ook vet gedrukt “offerte werk Sluis”. Verder heb ik twee keer telefonisch contact gehad met een man die zich [medeverdachte 2] noemde. Ik heb een keer gesproken over de levering en een keer over de aanbetaling. “ [medeverdachte 2] ” sprak voor zo ver ik mij kan herinneren geen dialect, hij was welbespraakt en wist waarover hij sprak. Tijdens het gesprek kreeg ik de indruk dat hij niet “de baas” was, hij noemde zich ook “de inkoper.”
[bedrijf 1] heeft aan [bedrijf 8] een aanbetaling verricht van 10% van het totaalbedrag zijnde € 956,14. Dit bedrag (€ 956,14) werd in twee delen betaald vanaf de bankrekening [rekeningnummer] op naam van [bedrijf 1] De eerste betaling (€ 790,20) vond plaats op 31 juli 2014. De BTW (€ 165,94) hebben ze op 4 augustus 2014 via dezelfde bankrekening betaald.
Ik kwam op 15 juli 2014 aan op het adres [adres 2] en toen
was er in tegenstelling tot hetgeen ik afgesproken had met “ [medeverdachte 2] ” niemand aanwezig. Ik heb gebeld naar het vaste nummer van [bedrijf 1] Een telefoniste gaf mij het [telefoonnummer 1] van [medeverdachte 1] . Ik heb dit nummer gebeld en kreeg een man te spreken die zich aan mij voorstelde als zijnde [medeverdachte 1] . Ik had hem gezegd dat ik de ledlampen kwam afleveren en hij zei toen “Ohw dat heeft [medeverdachte 2] geregeld”. “ [medeverdachte 2] ?” zei ik. ‘ [medeverdachte 1] ’ zei: “Ja, [medeverdachte 2] , hij is ziek. Ik stuur wel iemand die open doet.”
Vervolgens kwam een man aanrijden in een gehuurde gesloten bestelauto. Ik zag dat het
een huurauto betrof omdat dat op de bedrijfsauto stond. Hij stelde zich aan mij voor als
[betrokkene 10] en opende het pand, ging naar binnen en opende de roldeur. Ik heb toen de 180 ledlampen naar binnen gebracht. Hij zei nog iets van “Ik ben maar een koerier.” Ik wilde wel graag weten waar deze ledtubes geplaatst zouden worden. Deze [betrokkene 10] heeft ook met zijn voornaam getekend.
In of bij het pand bij [bedrijf 1] op 15 augustus 2014 stond niet veel: een heftruck en wat stellingen. Boven was een kantoor.
(pagina 2667)
Ik beschik alleen over het akkoord, de opdrachtbevestiging, met daarop een stempel van [bedrijf 1] met in handschrift geschreven “ [medeverdachte 3] ”. Alles wat verder niet gedrukt staat werd aangebracht door iemand van [bedrijf 1] Daarnaast beschik ik over mijn afleverbon getekend door [betrokkene 10] .
35.
Het proces-verbaal van aangifte door [aangever 4] namens [bedrijf 9] d.d. 21 augustus 2014, AG-013, doorgenummerde dossierpagina’s 269-270, voor zover inhoudende :
(pagina 269)
Ik ben directeur/eigenaar van het bedrijf [bedrijf 9] , [adres 7]
, dit bedrijf levert brandstoftanks.
Op 3 juli 2014 werd ik opgebeld door [medeverdachte 1] van het bedrijf [bedrijf 1] , gevestigd in [adres 2] . Telefoonnummer [telefoonnummer 4] of [telefoonnummer 1] .
De heer [medeverdachte 1] had interesse in 5 brandstoftanks voor een project in Culemborg. De heer [medeverdachte 1] wilde de brandstoftanks eerst geleverd hebben in Boven-Leeuwen, omdat de brandstoftanks nog gestickerd moesten worden met het logo van [bedrijf 1] Het transport naar Culemborg daar zou men zelf voor zorgen. De heer [medeverdachte 1] gaf aan dat hij in het verleden brandstoftanks huurde, echter hij wilde de
brandstoftanks nu aanschaffen omdat het bedrijf meerdere projecten had.
Ik heb vervolgens een offerte opgemaakt voor levering van 5 brandstoftanks voor een
bedrag van 19.481,00 euro inclusief BTW en deze per mail aan [e-mailadres 3] verzonden. De heer [medeverdachte 1] heeft op 7 juli 2014 om 15.47 uur een mail gestuurd met daarin een bevestiging opdracht en een ondertekende offerte voor akkoord, de offerte werd ondertekend door [medeverdachte 3] . Ik heb bij creditsafe gecontroleerd of het bedrijf [bedrijf 1] kredietwaardig was, dit was nog wel goed maar liep terug.
Op 21 juli 2014 heb ik de 5 brandstoftanks laten leveren door de firma Maat Transport te Alblasserdam aan het adres [adres 2] (in verband met de stickering). De brandstoftanks werden in de middag afgeleverd en de vrachtbrief
werd ondertekend en voorzien van een bedrijfsstempel. Ik heb diezelfde dag, 21 juli 2014 de factuur met nummer 201430188 voor de levering van de 5 brandstoftanks opgestuurd ter attentie van de heer [medeverdachte 1] . De betaling moest binnen 14 (veertien) dagen geschieden.
Op woensdag 13 augustus 2014 word ik opgebeld door de heer [aangever 6] . De heer [aangever 6] vertelde dat hij op het adres van [bedrijf 1] te Culemborg was geweest in verband met een oplichtingszaak over rijplaten. De heer [aangever 6] zag op het terrein van [bedrijf 1] brandstoftanks van mijn bedrijf staan. Op woensdag 13 augustus 2014 in de middag heb ik geprobeerd telefonisch contact te krijgen met [medeverdachte 1] .
(pagina’s 269-270)
De secretaresse/telefoniste hoorde ik zeggen door de telefoon dat de heer [medeverdachte 1] mij terug zou bellen.
(pagina 270)
Ik ben nooit teruggebeld. Op vrijdag 15 augustus 2014 is de heer [aangever 6] naar het bezoekadres van mijn bedrijf in Ridderkerk gekomen. Tijdens dat gesprek heb ik telefonisch contact gezocht met [bedrijf 1] te Boven-Leeuwen. De telefoniste verbond mij door met de heer [medeverdachte 2] . De heer [medeverdachte 2] vroeg mij maandag 18 augustus 2014 terug te bellen want dan zou de persoon welke over de betalingen ging terug zijn van vakantie.
Maandag 18 augustus 2014 omstreeks 13.00 uur heb ik wederom telefonisch contact
gezocht met Boven-Leeuwen. De secretaresse/telefoniste hoorde ik zeggen dat de heer [medeverdachte 2] niet bereikbaar was en [medeverdachte 1] tot 22 augustus 2014 op vakantie was en er niemand van de crediteurenadministratie aanwezig was. Ik ben tot op heden niet teruggebeld.
Op dinsdag 19 augustus 2014 ben ik naar Boven-Leeuwen gereden, want ik wilde zelf
polshoogte nemen en de aanmaning afgeven bij het bedrijf [bedrijf 1] . Ik trof een leeg
pand aan. Ik ben hierna naar Culemborg gereden en trof daar een leeg braakliggend terrein aan. De heer [aangever 6] heeft mij op 13 augustus 2014 via de mail een foto gestuurd van het terrein in Culemborg waarop de 5 brandstoftanks nog te zien zijn, zonder de bestickering van [bedrijf 1]
Op 20 augustus 2014 heb ik via de mail en per post de aanmaning opgestuurd naar Boven-Leeuwen. Ik wil een onderzoek, want ik wil, of mijn geld van bijna 20.000 euro, of mijn 5 brandstoftanks terug .
36.
Het proces-verbaal van aangifte door [aangever 1] namens [bedrijf 10] d.d. 13 november 2014, AG-015, doorgenummerde dossierpagina 287, voor zover inhoudende:
Ik ben als hoofd binnendienst bij [bedrijf 10] gemachtigd tot het doen van aangifte. [bedrijf 10] is een handelsonderneming in chemische bouwmaterialen. Op vrijdag 11 juli 2014 om 13.51 uur ontving ik per email een order naar aanleiding van een offerte aanvraag. De mail was afkomstig van [medeverdachte 2] , mailadres: [e-mailadres 2] .
Via deze mail werden 2 pallets 117472 (bepaald soort purschuim) besteld en een 10 tal
Geniusguns (purschuimpistolen). Omdat het een nieuwe klant betrof zouden wij 1 (één)
pallet en de 10 Geniusguns leveren. Wij hadden BTW nummer en KvK nummer gecheckt en het leek in orde. Deze nummers hadden wij gekregen van [medeverdachte 1] /general manager van [bedrijf 1] Op 17 juli 2014 is door ons bedrijf een orderbevestiging opgemaakt. Op 22 juli 2014 is door onze transporteur [bedrijf 21] uit Son naar de klant gereden in Boven-Leeuwen.
Om 09.30 uur staat op de bon van firma [bedrijf 21] dat er niemand aanwezig was. Op een later tijdstip diezelfde dag is de transporteur nogmaals langsgegaan in Boven-Leeuwen en waren de goederen afgeleverd. Er is voor ontvangst getekend. Handtekening lijkt op naam “ [betrokkene 3] ”. Op de dag van aflevering, 22 juli 2014, is de factuur opgemaakt ten bedrage van 3.809,37 euro. De factuur is per post verzonden naar: [bedrijf 1] , [adres 2] .
De betaling dient binnen 30 dagen te geschieden. Door de boekhouding worden automatisch na ongeveer 14 dagen na het verstrijken van de betalingstermijn aanmaningen verzonden. Zo ook naar [betrokkene 3] . Op 7 oktober 2014 is door ons een laatste aanmaning verzonden. Wij hebben hierna telefonisch geprobeerd contact op te nemen met het bedrijf maar de nummers: [telefoonnummer 4] en [telefoonnummer 1] waren buiten bedrijf. Via internet zijn wij gaan zoeken en zagen dat een faillissement over het
bedrijf was uitgesproken.
37.
Het proces-verbaal van aangifte door [aangever 5] namens [bedrijf 11] d.d. 19 november 2014, AG-016, doorgenummerde dossierpagina 295, voor zover inhoudende :
Ik doe aangifte van oplichting namens [bedrijf 11] tegen [medeverdachte 3]
. Mijn functie is salesmanager.
Op 30 juli 2014 kreeg ik een mail van dhr. [medeverdachte 2] die werkzaam is bij [bedrijf 1] om een offerte door te geven voor 140 meter kooflijsten. Op 31 juli 2014 kreeg ik via de mail een ondertekende offerte terug van de eigenaar van het bedrijf dhr. [medeverdachte 3] . De bestelling was toen geplaatst door [medeverdachte 3] namens zijn bedrijf. [medeverdachte 3] had getekend dat hij binnen 30 dagen een bedrag van 958,65 euro zou betalen. Op 14 augustus 2014 heeft een collega van mij de kooflijsten geleverd bij [bedrijf 1] op [adres 2] . De afleverbon was ondertekend en afgestempeld. Rond 14 september 2014 was de betalingstermijn verstreken, er was niet betaald. Op 24 oktober 2014 kregen wij bericht dat [bedrijf 1] failliet was gegaan. Wij kregen dit bericht via [advocatenbureau] .
38.
Het proces-verbaal van aangifte door [aangever 6] namens [benadeelde] d.d. 21 oktober 2014, AG-002, doorgenummerde dossierpagina’s 118-120, voor zover inhoudende:
(pagina 118)
Ik wens aangifte te doen van oplichting en/of verduistering van een partij stalen rijplaten, groot 96 stuks, ter waarde van 88.320 euro. Deze misdrijven zijn als volgt gepleegd:
Op vrijdag 8 augustus 2014 omstreeks 10.46 uur werd door een persoon die zich uitgaf als [medeverdachte 1] de afdeling verhuur rijplaten telefonisch benaderd. [medeverdachte 1] gaf zich tegenover [betrokkene 11] uit voor de general manager van de firma [bedrijf 1] , gevestigd op het adres [adres 2] (
het hof begrijpt: [adres 2]) te [adres 2] . [medeverdachte 1] deed tegenover [betrokkene 11] voorkomen dat hij in verband met werkzaamheden aan de Waalbandijk te Deest een hoeveelheid van 66 stalen rijplaten wilde huren voor een periode van 14 weken. [medeverdachte 1] zei dat hij deze rijplaten reeds op maandag 11 augustus 2014 nodig had op genoemde locatie.
[betrokkene 6] vraagt aan Speelziek deze nieuwe klant na te trekken op kredietwaardigheid. Dat gebeurt via een speciale site. Hieruit blijkt dat [bedrijf 1] een kredietlimiet heeft van 15.000 euro. Dat betekent dat
transacties tot dit bedrag gegarandeerd worden door de bank. Aangezien de som van de huur van deze 66 stalen rijplaten binnen dit bedrag van 15.000 euro bleef, werd groen licht gegeven voor deze transactie/huurovereenkomst.
Een en ander is door [betrokkene 6] namens [benadeelde] bekrachtigd middels een offerte,
welke op vrijdag 8 augustus 2014 om 11.02 uur is verstuurd aan [medeverdachte 1] .
Op vrijdag 8 augustus 2014 omstreeks 13.00 uur verschijnt dan al de in opdracht van
[bedrijf 1] ingezette vrachtwagen op het adres [adres 14] . Dat betreft een vrachtwagen van het merk DAF, voorzien van het Nederlandse kenteken [kenteken 1] , gele cabine, voorzien van de firmanaam van [bedrijf 1] . Deze vrachtwagen was voorzien van een laadbak met hydraulische kraan, waardoor dit voertuig er ook echt uitzag als zijnde geschikt voor het vervoer van de stalen rijplaten. De chauffeur wilde er 22 laden, maar zelfs bij het aantal wat hij uiteindelijk meenam, namelijk 16 stuks, was de DAF ruim overbeladen.
(pagina 119)
De chauffeur heeft de hiervoor opgemaakte vrachtnota ondertekend. Dit exemplaar, dan wel een afschrift hiervan, is in het bezit van [benadeelde]
Op achtereenvolgens vrijdag 8 augustus 2014 omstreeks 15.40 uur, op maandag 11
augustus 2014 omstreeks 07.30 uur en op maandag 11 augustus 2014 omstreeks 11.30 uur verscheen steeds de DAF vrachtwagen met het kenteken [kenteken 1] , met steeds dezelfde chauffeur. Steeds werden er 16 rijplaten geladen. Ook hiervan zijn vrachtnota’s.
Opgemerkt zij [dat] op maandag 11 augustus 2014 omstreeks 11.30 uur de ‘vaste’ chauffeur werd vergezeld van een man van ongeveer 30 jaar oud, blond haar en tatoeage tot in zijn nek.
Op het moment dat de chauffeur met zijn vierde vracht rij platen vertrekken wilde, gaf hij aan nog 30 rijplaten extra nodig te hebben. Degene die de rijplaten laadde namens
[benadeelde] gaf aan dat dit niet zomaar kon. Hierover is vervolgens telefonisch
contact geweest tussen [betrokkene 6] namens [benadeelde] en [medeverdachte 1] van
[bedrijf 1] .
De kredietlimiet van 15.000 euro zou als gevolg van deze “extra bestelling” overschreden worden, maar door voorgaande omstandigheden genoot [bedrijf 1] inmiddels enig vertrouwen, waardoor men bij [benadeelde] het idee had dat het wel goed zat met dit bedrijf. Kortom, [medeverdachte 1] had helemaal een geloofwaardig verhaal.
Op maandag 11 augustus 2014 omstreeks 16.20 uur is de DAF nogmaals teruggekeerd
naar [benadeelde] om wederom een partij van 16 stalen rijplaten te laden.
Op dinsdag 12 augustus 2014 omstreeks 08.40 uur kwam de gele DAF met vaste chauffeur voor de 6e maal een lading stalen rijplaten ophalen. Deze lading heeft de chauffeur nog op een normale manier meegenomen. Er waren echter de eerste signalen ontvangen door [benadeelde] dat [bedrijf 1] niet zo bonafide was als werd verondersteld en uit natrekking was gebleken. [betrokkene 6] is hierop naar de locatie Waalbandijk in Deest gereden om te zien wat voor werkzaamheden er werden uitgevoerd waarbij de stalen rijplaten benodigd waren. Hij trof daar niets van zijn materialen aan. Hierop heeft [betrokkene 6] telefonisch contact gezocht met [medeverdachte 1] . [betrokkene 6] hield liet verhaal op dat hij graag wat foto’s wilde maken op de locatie weer de rijplaten lagen, voor de website van [benadeelde]
[medeverdachte 1] vond dit ook een goed idee en zou hierop terug komen. Er wordt vervolgens door ene [medeverdachte 2] , kennelijk ook in dienst van [bedrijf 1] , gemaild naar [betrokkene 6] dat de werkzaamheden aan de Waaldijk en geen Waalbandijk, pas gaan starten op maandag 18 augustus 2014. Er wordt een afspraak gemaakt om diezelfde avond elkaar te ontmoeten aan de Waalbandijk te Deest. Er verscheen niemand en er bleken geen werkzaamheden op deze locatie te worden uitgevoerd.
Op dinsdag 19 augustus 2014 gaat [betrokkene 6] met een andere werknemer van [benadeelde] genaamd [betrokkene 12] naar de vestigingslocatie van [bedrijf 1] in Boven-Leeuwen. Er wordt daar niemand aangetroffen. Dan is duidelijk dat de zaak echt uit oplichters bestaat.
De 96 stalen rijplaten hebben een waarde van in totaal 88.320 euro.
De aangever verstrekte over de verduistering de volgende aanvullende informatie:
(pagina 120)
Hierbij werd verduisterd:
Goednummer : PL0800-2014103375-413148
Object : Plaatmateriaal (Rijplaat)
Aantal : 96
Merk/type : Dynamo Rijplaat
Kleur : Bruin
Land : Nederland
Bijzonderheden : Stalen rijplaten 6m x l.7m x l4mm
39.
Het proces-verbaal van aangifte door [aangever 7] namens [bedrijf 18] d.d. 21 oktober 2014, AG-008, doorgenummerde dossierpagina’s 184-185, voor zover inhoudende:
(pagina 184)
Ik ben binnen [bedrijf 18] filiaalbeheerder van de locatie Raamsdonksveer. De
hoofdvestiging van [bedrijf 18] is gevestigd in Westknollendam. In de vestiging Raamsdonksveer houden wij ons voornamelijk bezig met de verhuur van rijplaten. Nieuwe klanten komen in eerste instantie altijd binnen via ons hoofdkantoor binnen omdat zij daar willen controleren om welk bedrijf het gaat.
Op dinsdag 5 augustus 2014 omstreeks 08:00 uur à 09:00 uur kwam er een man en een
jongetje van ongeveer 10 jaar bij het bedrijf in Raamsdonksveer en vermeldde dat hij
rijplaten kwam ophalen namens de firma [bedrijf 1] . Hij toonde hierbij een opdracht bon.
Ons hoofdkantoor te Westknollendam gaf mij groen licht voor de verhuur van in totaal 45 rijplaten. Na de goedkeuring van het hoofdkantoor zijn zij vertrokken met 15 rijplaten. Dit betroffen de rijplaten met de afmetingen van: 5.00m x 2.45m en l8mm dikte. In feite was hun vrachtwagen veel te zwaar geladen. Omstreeks 14:00 uur waren dezelfde man en zijn zoontje weer terug op het bedrijf in Raamsdonksveer om de volgende lading op te halen. Hij vroeg of hij die derde vracht op woensdag 06 augustus 2014 op kon komen halen. Nadat de vrachtwagen geladen was, is hij vertrokken met de rijplaten. In dit geval 15 rijplaten van 6.00m x l.80rn bij l5mm dikte. Dit waren andere platen omdat de platen van de eerste vracht overbelading veroorzaakten.
(pagina 185)
Op woensdag 6 augustus 2014 omstreeks 13:00 uur à 14:00 uur kwam dezelfde chauffeur en een andere manspersoon wederom bij het bedrijf in Raamsdonksveer aan. Ditmaal kwamen zij de volgende lading ophalen. Deze vracht bestond uit nog eens 15 rijplaten van 6.00m x 1.80m bij 15mm dikte.
Op donderdag 7 augustus 2014 omstreeks 16:00 uur kwamen dezelfde manspersonen wederom bij het bedrijf in Raamsdonksveer aan om nog meer rijplaten op te halen. Het kenteken van de vrachtwagen was: [kenteken 1] .
Noot verbalisant [verbalisant 3] : kenteken [kenteken 1] bevraagd in het systeem, staat op naam
van: [bedrijf 1] Adres: [adres 2] .
Betreft in dit geval ook het bedrijf waarvan de opdracht bon was uitgegeven voor de
rijplaten. Ik ben vervolgens gaan bellen met ons hoofdkantoor. Ik hoorde dat men vanuit het hoofdkantoor zei dat er bij hen niets bekend was van nog een levering. Ik heb mijn baas, genaamd [betrokkene 13] , gebeld en heb hem het verhaal uitgelegd. [betrokkene 13] is vervolgens gaan bellen naar het leveradres te Culemborg. [betrokkene 13] heeft gebeld met een bedrijf wat gelegen is aan [adres 8] . Degene die [betrokkene 13]
gesproken had is op dat bouwterrein gaan kijken en zag dat er geen enkele rijplaat op het terrein lag.
Op vrijdag 8 augustus 2014 is [betrokkene 13] ‘s ochtends op dit terrein gaan kijken en
constateerde ook dat er geen enkele rijplaat lag. [betrokkene 13] heeft meerdere malen telefonisch contact gehad met [medeverdachte 1] over de rijplaten. Er is tot op de dag van het doen van aangifte dus geen rijplaat terug gekomen, noch is het duidelijk waar deze zijn momenteel. De afspraak was dat de rijplaten uiterlijk op maandag 11 augustus 2014 terug zouden zijn in beheer van [bedrijf 18]
40.
Het proces-verbaal van aangifte door [aangever 8] namens [bedrijf 12] d.d. 25 september 2014, AG-010, doorgenummerde dossierpagina’s 223-224, voor zover inhoudende:
(pagina 223)
Ik ben eigenaar van het bedrijf genaamd [bedrijf 12] welke is gevestigd op [adres 15] .
Op 13 augustus 2014 werd ik middels de mail benaderd door ene [medeverdachte 1] van het bedrijf [bedrijf 1] welke is gevestigd op [adres 2] . Telefoonnummers van deze persoon: [telefoonnummer 4] , [telefoonnummer 1] . In deze mail vroeg hij een offerte aan voor het huren van 66 stalen rijplaten. Dit moest met spoed gebeuren. Op 14 augustus 2014 heb ik hem via de mail de offerte toegestuurd. De afmetingen van deze rijplaten zijn: lengte 5 meter, breedte 1.50 meter en 14 mm dik, met het driehoekig logo met 2 puntjes. Platen waren ook voorzien van ronde hoeken. Diezelfde dag ontving ik een mail terug waarin hij aangaf dat hij met de offerte akkoord ging. Deze mail werd echter verstuurd door ene [medeverdachte 2] , ook van hetzelfde voornoemde bedrijf.
Op 15 augustus 2014 hebben we omstreeks 13.30 uur de platen gebracht en gelost op het volgende adres, dit is Waalbanddijk in de plaats Deest. Was geen nummer bekend, het lag in de uiterwaarde waar een oude steenfabriek gestaan heeft. Tijdens het lossen van de rijplaten was er ook een chauffeur met een vrachtwagen voorzien van kenteken [kenteken 1] aanwezig, deze gaf aan waar de platen gelost moesten worden. Afgesproken was dat de platen ongeveer twee weken verhuurd zouden worden aan dit bedrijf.
Op 1 september 2014 heb ik telefonisch contact opgenomen met het bedrijf. Ik heb gebeld met [telefoonnummer 1] en [telefoonnummer 4] . Geen gehoor gekregen. ‘s Middags ben ik naar het kantoor gegaan op [adres 2] . Daar was niemand aanwezig, het pand bleek leeg te zijn. Vervolgens ben ik naar de plek gegaan waar de platen gelost waren. Daar zag ik op het braakliggende terrein niets meer te
zien was. Ook de rijplaten zag ik niet liggen.
Ik heb vervolgens nog enkele mails verstuurd naar het bedrijf. Het mailadres is:
[e-mailadres 3] . Ook op deze mailberichten geen enkele reactie gehad.
Op 5 september 2014 heb ik het bedrijf per post nog een brief verstuurd waarin ik aangeef dat ik de rijplaten terug eis. Hier ook geen reactie op gehad. Het totale schadebedrag is ongeveer 50.000.00 euro.
Op 2 september 2014 sprak ik een buurman welke woonachtig is tegenover het bedrijf
[bedrijf 1] in Boven-Leeuwen. Deze gaf aan dat het bedrijf niet deugde. Zouden regelmatig mensen bij hem komen om te vragen wat er met het bedrijf aan de hand is.
(pagina 224)
Mijn broer is op 3 september 2014 nog gaan kijken op de plek waar de platen gelost waren. Aan het einde van het braakliggende terrein stond een woning. De bewoner vertelde tegen mijn broer dat hij heeft gezien dat er op 15 augustus 2014 laat in de avond drie vrachtwagen de dijk op waren komen rijden. In elke auto zaten twee personen. Dit zou om de volgende auto’s gaan: Gele Daf voorzien van kenteken
[kenteken 1] , een Scania voorzien van kenteken [kenteken 5] en een Scania vrachtwagen waarvan het kenteken niet bekend is maar op de voorzijde van de cabine stond de tekst “King off the schroot”.
Op 8 september 2014 is mijn broer [betrokkene 3] in Hengelo gaan kijken bij het metaal recyclingbedrijf [bedrijf 22] welke is gevestigd op [adres 16] . Daar zag hij dat de vrachtwagen voorzien van kenteken [kenteken 5] daar het terrein opreed. Ik heb via via gehoord dat voornoemde vrachtauto, [kenteken 5] , in de nacht van 15 op 16 augustus 2014 door de politie is gecontroleerd. De bestuurder was toen [getuige 10] . Op deze vrachtwagen lagen rijplaten.
41.
Het proces-verbaal van verhoor van getuige d.d. 14 september 2015, G-017-01, doorgenummerde dossierpagina’s 2724-2726, voor zover inhoudende als verklaring van de getuige [getuige 10] van [bedrijf 22] :
(pagina 2724)
[bedrijf 22] is geen B.V. maar een eenmanszaak. Ik heb chauffeurs in dienst, maar ik rijd ook wel eens zelf. Ik heb 4 vrachtwagens: een Scania, een Volvo en twee M.A.N.
Ondertussen ben ik redelijk bekend geworden met [bedrijf 1] via mijn advocaat. Ze kwamen weleens oud ijzer brengen. Als er ijzer wordt gebracht, wordt het gewogen en dan wordt er contant afgerekend. De klant krijgt dan een bonnetje waarop staat hoeveel dat er contant betaald is. De klant is niet verplicht om zich te legitimeren, die regel geldt niet voor oud ijzer. [bedrijf 1] bracht altijd oud ijzer, bouwafval.
(pagina 2725)
Ik heb van [bedrijf 1] een partij rijplaten gekocht. Die is in 3 of 4 keer door ons weggereden. Ik heb de persoon van de besloten vennootschap zelf gesproken. Het ging om 47 ton rijplaten. Ik heb hiervoor € 14.100 contant betaald (ex BTW). Medewerkers van mijn bedrijf hebben de rijplaten opgehaald, maar één rit ben ik mee geweest. De rijplaten zijn opgehaald op een industrieterrein met een hal. Er was niemand aanwezig behalve de twee mensen uit de gele vrachtwagen van [bedrijf 1] Ik heb ongeveer 50 rijplaten gekocht, deze zijn deels nog op mijn bedrijf en een deel ligt op het bedrijf van mijn vader.
Ik heb geen idee wat een rijplaat kost, maar ik heb er meer voor betaald dan voor oud ijzer, want het was geen oud ijzer. Met de DAF vrachtwagen met kenteken [kenteken 1] kwam [bedrijf 1] regelmatig bij ons.
(pagina 2726)
Het zou kunnen dat wij rond 15 augustus 2014 de rijplaten van [bedrijf 1] hebben gekocht. De vrachtwagen met het kenteken [kenteken 5] is van mij, deze heeft opschrift “King of Schroot”. Deze heb ik nu niet meer, want die is total loss.
42.
Een schriftelijk stuk, te weten document DOC-136, doorgenummerde dossierpagina 2236, voor zover inhoudende:
Het betreft een factuur van [bedrijf 1] voor 66 rijplaten. Voldaan is een bedrag van € 31.944,00 inclusief BTW door [bedrijf 22] .
43.
Het proces-verbaal van aangifte door [getuige 11] namens [bedrijf 13] d.d. 8 september 2014, AG-006, doorgenummerde dossierpagina 167, voor zover inhoudende:
Ik wil aangifte doen van verduistering tussen zaterdag 16 augustus 2014 te 08:45 uur en
maandag 8 september 2014 te 08:45 uur. Mijn bedrijf [bedrijf 13] heeft op 23 juli 2014 een
heftruck verhuurd aan het bedrijf [bedrijf 1] Dit bedrijf is gevestigd op de [adres 2] . Het betreft een heftruck van het merk Heli, type cpyd-rcl, kleur rood. De man die de heftruck is komen huren heeft de volgende gegevens aan ons overhandigd:
Naam: [medeverdachte 3]
Geboren: [geboortedag 3] 1967 te [geboorteplaats 2]
De man overhandigde ons een Belgische Identiteitskaart.
Sinds 16 augustus 2014 betaalt het bovengenoemde bedrijf de rekeningen niet meer. In het huurcontract wat wij afgesloten hebben met [bedrijf 1] hebben wij geen einddatum afgesproken. In het huurcontract is afgesproken dat wij als bedrijf [bedrijf 13] de klant een factuur sturen. Deze moet door de klant voldaan worden 8 dagen na het versturen van de factuur. De factuur wordt verstuurd per email.
Ik heb vanaf 16 augustus 2014 tot vandaag maandag 8 september 2014 al ongeveer tien
keer contact gezocht met het bedrijf. Het vaste telefoonnummer wat ik van hen heb is
afgesloten. Het mobiele telefoonnummer wordt niet opgenomen. Ik ben bij het bedrijf in
Boven-Leeuwen geweest. Ik kan door de ramen van het bedrijfspand zien dat de heftruck van [bedrijf 13] in het bedrijfspand gestald staat. Ik kan geen contact krijgen met de eigenaar dan wel medewerkers van het bedrijf. De rekeningen worden niet meer voldaan door [bedrijf 1]
44.
Het proces-verbaal van verhoor van getuige d.d. 8 april 2015, G-002-01, doorgenummerde dossierpagina’s 2614-2616, voor zover inhoudende als verklaring van de getuige [getuige 11] :
(pagina 2614)
Ik ben Regiomanager bij [bedrijf 13] in Hoorn.
(pagina 2615)
De normale procedure is dat een nieuwe klant bij ons komt. Hij vraagt een account aan bij [bedrijf 13] , geeft zijn legitimatiebewijs af en overhandigt een inschrijving in de Kamer van Koophandel. Wat ik van mijn medewerkers in Nijmegen begrepen heb, is dat deze persoon, de general manager van [bedrijf 1] , zich eerder heeft gemeld bij ons om een klein machientje te huren. Dit kwam ook gewoon weer terug. Daarna nog eens een machientje gehuurd, wat ook weer terug kwam. Zo bouwde hij een vertrouwensband met [bedrijf 13] op en toen kwam de vraag voor de huur van een heftruck. De general manager die zich bij ons gemeld heeft, is niet degene waarvan wij een legitimatiebewijs hebben ontvangen, te weten [medeverdachte 3] . Deze [medeverdachte 3] was volgens de inschrijving in de Kamer van Koophandel de eigenaar van de B.V. Ik heb [getuige 12] zojuist gebeld en hij is de hele dag aanwezig op ons bedrijf in Nijmegen.
De heftruck is vervolgens ook aan [bedrijf 1] verhuurd. Dit speelde allemaal omstreeks 23 juli 2014 tot eind september 2014. Omdat de huurpenningen niet betaald werden, wilde ik de heftruck weer terughalen. Het bedrijf [bedrijf 1] was inmiddels failliet, dus ik kon geen beslag meer laten leggen. De heftruck heb ik eind september 2014 weer terug kunnen halen, in Boven-Leeuwen. De schade heb ik berekend en bestaat uit gemiste huurpenningen en transportkosten tot een totaalbedrag van € 3.500.
De general manager die zich bij ons gemeld heeft heet [medeverdachte 1] . Ik heb alleen zijn naam op een kaartje gezien.
(pagina’s 2615-2616)
Mijn medewerker [getuige 12] heeft hem wel gezien, meerdere keren zelfs.
45.
Het proces-verbaal van verhoor van getuige d.d. 8 april 2015, G-002A-01, doorgenummerde dossierpagina’s 2617-2618, voor zover inhoudende als verklaring van de getuige [getuige 12] :
(pagina 2617)
Ik ben filiaalleider bij [bedrijf 13] in Nijmegen.
(pagina 2618)
In de week van 26 juni 2014 is een man bij mij aan de balie geweest. Hij stelde zich voor als [medeverdachte 1] en hij liet een kaartje achter van [medeverdachte 1] , general manager van [bedrijf 1] , [adres 2] . Telefoon: [telefoonnummer 4] , mobiel: [telefoonnummer 1] , [website 1] , [e-mailadres 4] , [e-mailadres 3] . Hij zag er uit als een kantoorman. Hij sprak gewoon Nederlands, geen dialect. Deze [medeverdachte 1] maakte kenbaar dat hij voor een bouwbedrijf werkte en dat zij in de toekomst van onze diensten gebruik wilden gaan maken. Deze [medeverdachte 1] kreeg van mij een blanco aanvraag klantnummer en ik vertelde hem dat hij dat moest invullen, een inschrijving uittreksel Kamer van Koophandel – niet ouder dan 6 maanden – alsmede een kopie van het legitimatiebewijs van de directeur eigenaar van de bouwonderneming moest inleveren. De 26e juni ontving ik per mail de voorgeschreven bescheiden, zoals aanvraag klantnummer, ondertekend door [medeverdachte 3] , een kopie identiteitsbewijs van [medeverdachte 3] en een inschrijving in de Kamer van Koophandel van [bedrijf 1] Ik heb de ontvangen bescheiden doorgezonden naar onze debiteurenafdeling en aan [medeverdachte 1] op 26 juni per email hierover ingelicht. Hierna heb ik [medeverdachte 1] wellicht gebeld dat zijn klantnummer/ debiteurennummer is goedgekeurd en toen hebben wij de opdracht gekregen tot de levering/verhuur van een schaarhoogwerker in de periode 7 tot 10 juli 2014. [medeverdachte 1] is toen niet meer hier geweest, ik heb hem nooit meer gezien.
De schaarhoogwerker heeft mijn collega [betrokkene 14] na de huurperiode in Boven-Leeuwen opgehaald. Dus volgens mij zijn de huurpenningen nooit betaald. Ik heb nog even geïnformeerd bij onze debiteurenafdeling. Zij bevestigen dat geen van de facturen is betaald.
Op zaterdag 16 augustus 2014 heeft [medeverdachte 1] weer gebeld met de vraag of wij een volle gasfles ter beschikking hadden voor de gehuurde heftruck. Een medewerker van hem zou deze komen ophalen en die meneer heeft deze fles ook opgehaald.
46.
Het proces-verbaal van aangifte door [aangever 9] namens [bedrijf 14] d.d. 29 augustus 2014, AG-011, doorgenummerde dossierpagina’s 238-239, voor zover inhoudende:
(pagina 238)
Ik doe aangifte van verduistering van personenauto’s. Ik kan u het volgende verklaren:
Ik ben werkzaam voor [bedrijf 14] gevestigd op [adres 17] . Op
donderdag 3 juli 2014 omstreeks 14:53 uur kreeg [bedrijf 14] een opdracht voor het leasen
van een zestal auto’s, in ontvangst genomen door [betrokkene 15] . De opdracht tot het leasen van de zestal auto werd gedaan door een persoon die opgaf genaamd te zijn [medeverdachte 1] . [medeverdachte 1] deed de aanvraag voor de zes auto namens het bedrijf [bedrijf 1] gevestigd op [adres 2] . Namens het bedrijf is de tekenbevoegde genaamd [medeverdachte 3] . Door [bedrijf 14] werd een SEPA-formulier voor een zakelijke doorlopende machtiging digitaal opgestuurd naar [bedrijf 1] Deze werd ondertekend door
[medeverdachte 3] en retour gestuurd. Na de aanvraag werd deze bekeken door ons creditmanagement. Deze gaven hun goedkeuring voor de lease.
Op vrijdag 4 juli 2014 zijn de volgende zes auto’s geleverd:
1: kenteken [kenteken 6] , merk Citroen, type D53, kleur wit
2: kenteken [kenteken 2] , merk Renault, type Megane, kleur zwart
3: kenteken [kenteken 7] , merk Opel, type Vivaro, kleur wit
4: kenteken [kenteken 8] , merk Opel, type Vivaro, kleur wit
5: kenteken [kenteken 9] , merk Opel, type Vivaro, kleur wit
6: kenteken [kenteken 10] , merk Volkswagen, type Golf, kleur zwart
De bovengenoemde auto’s zijn geleverd in de periode van 4 juli 2014 tot 7 juli 2014. De
auto’s zijn geleverd op het vestigingsadres van [bedrijf 1] zoals
hierboven genoemd. Door één van onze medewerkers werd een foto gemaakt van het rijbewijs van de persoon die de auto’s in ontvangst heeft genomen.
Op woensdag 16 juli 2014 heeft [bedrijf 14] het SEPA-formulier opgestuurd naar de bank om het verschuldigde geld te incasseren. Op donderdag 17 juli 2014 meldde de bank dat de betaling via het SEPA-formulier niet mogelijk was. Dit noemen ze volmacht niet geldig. Vervolgens werd door [bedrijf 14] op 22 juli 2014 een eerste aanmaning naar [bedrijf 1] gestuurd. Vanaf 22 juli 2014 tot 22 augustus 2014 is er meerdere malen contact geweest vanuit [bedrijf 14] met het bedrijf [bedrijf 1]
(pagina’s 238-239)
In deze periode heeft het Bedrijf [bedrijf 1] niet gereageerd dan wel betaald voor de lease van de genoemde auto’s.
(pagina 239)
Op maandag 25 augustus 2014 werd ik gebeld door de afdeling Bekeuringen van [bedrijf 14] . Ik hoorde de medewerker zeggen dat er veel bekeuringen binnenkwamen voor de bovengenoemde voertuigen. Vanuit [bedrijf 14] is gepoogd om contact te krijgen met het bedrijf [bedrijf 1] Dit is niet gelukt omdat de telefoon niet werd opgenomen dan wel gelijk naar voicemail ging.
Op woensdag 27 augustus is er vanuit [bedrijf 14] een aangetekend schrijven gestuurd naar het bedrijf [bedrijf 1] met het verzoek om de auto’s direct in te leveren. Dit omdat er tot die tijd geen betalingen waren ontvangen voor de genoemde auto’s en omdat er geen contact te krijgen was met het bedrijf omtrent de vele bekeuringen die binnen kwamen. Op het schrijven is niet gereageerd vanuit [bedrijf 1] Vanaf 27 augustus 2014 zijn wij actief gaan zoeken naar de bovengenoemde auto’s. De auto’s hierboven genummerd 5 en 6 waren voorzien van een track and trace systeem en zijn door ons direct opgehaald. De auto genummerd 5 werd aangetroffen op de Boerhaavelaan te Oosterhout. De auto genummerd 6 werd aangetroffen op de 2e Daalsedijk te Utrecht, ter hoogte van de Goudbloemstraat.
Op donderdag 28 augustus 2014 werden door ons de auto’s genummerd 3 en 4 aangetroffen. Dit hebben wij gedaan door navigatie gegevens uit de auto genummerd 6 uit te lezen en de plekken waar deze zich had bevonden te bekijken. De auto genummerd 3 werd door ons aangetroffen op de Meidoornstraat te Utrecht. De auto genummerd 4 werd door ons aangetroffen op de Boerhaavelaan te Oosterhout. De bovengenoemde auto 3 tot en met 6 zijn inmiddels weer in ons bezit. Aan de genoemde auto’s zit veel schade. Mij is van bovengenoemde auto’s 1 en 2 op dit moment niet bekend waar deze auto’s zich bevinden. Tot op heden is er geen contact te krijgen met [bedrijf 1] heeft op dit moment geen toestemming meer om gebruik te maken van de genoemde auto’s 1 en 2.
47.
Het proces-verbaal van verhoor van getuige d.d. 15 april 2015, G-004-01, doorgenummerde dossierpagina’s 2637-2639, voor zover inhoudende als verklaring van de getuige [getuige 13] :
(pagina 2637)
Ik ben procesmanager bij [bedrijf 14]
(pagina 2638)
In juni/juli 2014 heeft een medewerker van [bedrijf 1] zich gemeld bij een medewerker van Motorhuis Bulters in Nijmegen, alwaar wij een vestiging van [bedrijf 14] hadden. [bedrijf 1] wilde op korte termijn 6 auto’s leasen, dit heeft hij kenbaar gemaakt bij de verkoopafdeling van Bulters Motorhuis. Bulters heeft hierna de contacten gelegd tussen [bedrijf 14] en [bedrijf 1] Hierna zijn alle contacten tussen [bedrijf 14] en [bedrijf 1] per telefoon of per email gegaan.
Voorafgaand aan de definitieve lease zijn er 6 voorloopauto’s beschikbaar gesteld. Voordat deze auto’s afgeleverd werden is er een creditcheck gedaan. Deze was voor de
voorloopauto’s goedgekeurd, maar voor de definitieve leaseauto’s nog niet. De
voorloopauto’s zijn in de periode 4 tot en met 7 juli 2014 afgeleverd. Het betreft drie
personenauto’s en drie bestelauto’s. Deze staan allemaal omschreven in de aangifte van [aangever 9] bij de politie in Utrecht.
De auto’s met kenteken [kenteken 2] en [kenteken 10] zijn door [betrokkene 16] op 7 juli 2014
afgeleverd in Boven-Leeuwen, de auto’s met kentekens: [kenteken 8] , [kenteken 6] en
[kenteken 7] zijn alle drie op 4 juli 2014 in Boven-Leeuwen afgeleverd door [bedrijf 23] . De auto met kenteken [kenteken 11] is op 7 juli 2014 afgeleverd in Boven-Leeuwen. Bij de aflevering moet een uitgifteformulier en de huurovereenkomst worden ondertekend door de ontvangende partij. In het digitale dossier kan ik op de huurovereenkomsten en de uitgifteformulieren zien aan de handtekeningen dat van drie auto’s de ontvangst is ondertekend door [medeverdachte 2] . Dit zie ik aan de naam die erbij moet zijn geschreven in blokletters. Van twee andere kan ik niet zien wie er ondertekend heeft voor ontvangst en voor de laatste auto is helemaal niet voor ontvangst getekend.
De totale schade die [bedrijf 14] in deze heeft belopen is ruim € 30.000. Dit bedrag is
opgebouwd uit niet betaalde huurpenningen en de afschrijving van één auto, die nog steeds niet terug is, met een boekwaarde van € 16.000.
De huurovereenkomst is wel ondertekend maar deze handtekening is niet leesbaar. In geval van aflevering van een auto met grijs kenteken is er eveneens een ondernemers-verklaring, die ook door de ontvangende partij moet worden ondertekend. Dat is in alle gevallen ook gebeurd.
Heeft [bedrijf 14] een machtiging voor een (Europese) incasso ter ondertekening aangeboden aan [bedrijf 1] ?
Jazeker, die zit in bet dossier en die kan ik ook aan u verstrekken.
(pagina’s 2638-2639)
Ik zie dat deze machtiging is ondertekend, namens [bedrijf 1] , door [medeverdachte 3] .
(pagina 2639)
Wij hebben een SEPA-machtiging opgemaakt en aan [bedrijf 1] gestuurd. Deze moet deze SEPA-machtiging in vullen, ondertekenen en activeren bij zijn bank, waarna wij de huurpenningen kunnen incasseren. In dit geval beeft de bank ons laten weten dat de volmacht niet geldig was.
48.
Het proces-verbaal van verhoor van getuige d.d. 15 april 2015, G-004A-01, doorgenummerde dossierpagina’s 2640-2641, voor zover inhoudende als verklaring van de getuige [getuige 14] :
(pagina 2640)
Ik ben verhuurmedewerker bij [bedrijf 14] in Den Haag. Ik ben op 7 juli 2014 met een autoambulance naar Beverwijk gereden om twee auto’s op te halen.
(pagina’s 2640-2641)
Deze auto’s heb ik naar Boven-Leeuwen gebracht op het adres van [bedrijf 1] , [adres 2] .
(pagina 2641)
De persoon die ik daar trof heb ik verteld dat hij een nieuwe klant voor ons was en dat het mijn policy was dat ik een foto zou maken van zijn legitimatiebewijs samen met de huurovereenkomst van de auto. Ik schat dat deze persoon ongeveer 1.80-1.85 meter lang was. Ik zag nog twee bestelauto’s van ons voor het gebouw staan, dus ik wist dat ik goed zat. De man van [bedrijf 1] heeft de huurovereenkomsten en de uitgifteformulieren in mijn bijzijn ondertekend.
49.
Zes schriftelijke stukken, te weten documenten DOC-029, DOC-030, DOC-031, DOC-032, DOC-033 en DOC-034, doorgenummerde dossierpagina’s 1875-1893, voor zover inhoudende:
Zes huurovereenkomsten voor drie personenauto’s en drie bestelauto’s tussen [bedrijf 1] en [bedrijf 14] alsmede e-mailberichten met betrekking tot de levering van deze auto’s.
50.
Het proces-verbaal van aangifte door [aangever 2] namens [bedrijf 15] (adres: [adres 18] ), d.d. 21 oktober 2014, AG-012, doorgenummerde dossierpagina’s 260-261, voor zover inhoudende:
(pagina 260)
Ik doe aangifte van oplichting en verduistering tussen donderdag 3 juli 2014 te 09:00 uur en dinsdag 21 oktober 2014 te 10:00 uur. Ik ben mede-eigenaresse van bedrijf [bedrijfsnaam] aan [adres 18] . Dit bedrijf verhuurt bouwhekken aan bedrijven.
Op 3 juli 2014 hebben wij 80 bouwhekken verhuurd aan bedrijf “ [bedrijf 1] ” Dit bedrijf zit gevestigd aan [adres 2] . Ik heb toen der tijd telefonisch contact gehad met [medeverdachte 1] . Hij vertelde mij toen dat hij recent dit bedrijf was opgestart. Zoals ik altijd doe voordat ik materialen verhuur, kijk ik het bedrijf na op internet of alles klopt. Ik kijk dan de website na en wij zitten als bedrijf aangesloten bij Creditsafe, dit wil zeggen dat wij als bedrijf kunnen controleren wat het betaalgedrag is van andere bedrijven. Hierna hebben wij een offerte opgemaakt en werd de deal gesloten. De bevestiging van deze deal heb ik in een mail gehad van [medeverdachte 1] , zij gingen akkoord met de offerte. De
mail werd gestuurd via het emailadres [e-mailadres 3] . Deze mail is door ons ontvangen op 2 juli 2014.
Op 3 juli 2014, zijn door ons de hekken geleverd, een deel van de hekken is gemonteerd op een terrein, gelegen aan [adres 8] . Op het moment dat door ons bedrijf hekken geleverd worden sturen wij 1 maal per vier weken een factuur. In deze facturen wordt de huur van 4 weken berekend. Aan het eind van het verhuur wordt er een nieuwe factuur gestuurd met het eindbedrag. Door bedrijf [bedrijf 1] werd op geen een factuur gereageerd. Tot op de dag van vandaag is er door dit bedrijf nog niet betaald. Er zijn ook al aanmaningen en aangetekende brieven richting dit bedrijf gestuurd. Telefonisch is het bedrijf niet meer bereikbaar. Ook is [medeverdachte 1] op zijn mobiele telefoon niet meer bereikbaar. Ik heb nog een aantal mails gestuurd naar bovengenoemd emailadres, ook hier wordt niet op gereageerd. De aangetekende brieven kwamen uiteindelijk ook retour.
(pagina 261)
In de week van 7 september 2014 is [betrokkene 17] , dit betreft een medewerker
van ons bedrijf, naar Culemborg gereden om te kijken of er nog hekken van ons stonden, echter bleek toen dat er nog wel hekken stonden maar dat deze niet van ons afkomstig waren.
51.
Het proces-verbaal van aangifte door [aangever 10] namens [bedrijf 16] d.d. 31 oktober 2014, AG-014, doorgenummerde dossierpagina 278, voor zover inhoudende:
Ik ben medewerker bedrijfsbureau bij het bedrijf genaamd: “ [bedrijf 16] ”. Op dinsdag 1 juli 2014 was het eerste contact tussen mijn bedrijf en een bedrijf genaamd “ [bedrijf 1] ”. Er is toen door de firma [bedrijf 1] een offerte aangevraagd voor de huur ven 4 containers en 4 (
het hof begrijpt: 3 containerunits) kantoorunits inclusief meubilair. Op 2 juni 2014 hebben wij een bevestiging ontvangen van deze offerte van een medewerker genaamd [medeverdachte 1] , bij deze bevestiging zaten de nodige bescheiden zoals bankpasgegevens en de gegevens bij de Kamer van Koophandel. Op 3 juli 2014 zijn de bestelde goederen afgeleverd in Culemborg aan [adres 8] (
het hof begrijpt: [adres 8]). Vanaf het begin zijn er geen betalingen binnen gekomen.
Op 27 oktober 2014 kwam er een brief binnen hij ons bedrijf, van een advocatenkantoor genaamd “ [advocatenbureau] ”. In deze brief stond vermeld dat per 23 september 2014 het faillissement was uitgesproken van de firma [bedrijf 1] Op 28 oktober 2014 hebben wij meteen een aanmelding van een vordering gestuurd naar [advocatenbureau] . Op 29 oktober 2014 is mijn college [betrokkene 18] in Culemborg geweest, daar bleek dat de containers en de kantoorunits niet meer op het terrein stonden. Dhr. [betrokkene 18] heeft toen een gesprek gevoerd met de buurman genaamd dhr. [betrokkene 19] . Toen bleek ook dat de containers die wij hadden geplaatst diezelfde week waren weggehaald door een soort boerenkarren.
52.
Het proces-verbaal van aangifte door [aangever 11] namens [bedrijf 17] d.d. 29 januari 2015, AG-017, doorgenummerde dossierpagina 302, voor zover inhoudende:
Ik ben eigenaar van [bedrijf 17] , de benadeelde. Ons bedrijf heeft op 31 juli 2014 een Yale gasvorkheftruck verhuurd aan de firma [bedrijf 1] aan [adres 2] . Deze werd verhuurd voor onbepaalde tijd. De huur wordt normaal gesproken achteraf per maand betaald. De huur is nooit betaald.
Ik kreeg op 24 oktober 2014 een brief van [advocatenbureau] , de betrokken curator is mr. [getuige 5] , dat op 23 september 2014 het faillissement is uitgesproken van [bedrijf 1] door de rechter-commissaris mr. P.F.A. Bierbooms. Wij hebben daarop aangegeven dat wij onze heftruck terug wilden. Hierover kregen wij bericht dat er in het bedrijfspand, direct na het uitspreken van het faillissement, aan [adres 2] een andere heftruck en wat stellingkasten waren aangetroffen. Onze heftruck stond daar niet bij. Onze afdeling debiteuren heeft meerdere malen gebeld met [bedrijf 1] maar kreeg steeds geen gehoor.
De aangever verstrekte over de verduistering de volgende aanvullende informatie .
Hierbij werd verduisterd:
Goednummer : PL0600-2015049539-666098
Voertuig : Vorkheftruck
Aantal/eenheid : 1 stuks
Merk/type : Yale Glp25lx
Kleur : Geel
Land : Nederland
VIN : A974B01570K
Serienummer : T9670
Bijzonderheden : Gasheftruck
53.
De verklaring van de verdachte [verdachte] , zoals afgelegd ter terechtzitting in eerste aanleg d.d. 18 juni 2018, pagina’s 2-4, voor zover inhoudende:
(pagina 2)
De heer [medeverdachte 2] ken ik. Ik heb hem een paar keer gezien in het bedrijfspand van [bedrijf 1] aan [adres 2] .
De heer [getuige 3] en de heer [medeverdachte 4] ken ik.
Ik heb de verzekering geregeld voor de DAF-vrachtauto [met kenteken [kenteken 1] ] en voor een BMW. Dat heb ik bij de heer [getuige 2] gedaan (…) als [medeverdachte 1] .
(pagina’s 2-3)
Ik heb de verzekering geregeld (…) via [verzekering] .
(pagina 3)
De heer [getuige 2] is toen bij mij geweest voor het regelen van de verzekering.
Ik heb ooit een stichting gehad voor de heer [getuige 3] . Ik wist wel dat zijn handel in besloten vennootschappen niet 100% zuivere koek was.
(pagina 4)
Ik heb getankt bij [bedrijf 5] . Ik heb daar een keer een visitekaartje afgegeven.
[medeverdachte 2] heeft verklaard over een kruis op de borst van [medeverdachte 1] . Ik heb een tatoeage van een rozenkrans op mijn borst.
Tankstation [bedrijf 5] : Ik heb daar wel een aantal keer getankt.