ECLI:NL:GHSHE:2023:1282

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
20 april 2023
Publicatiedatum
19 april 2023
Zaaknummer
20-003903-18
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van de invoer van cocaïne en deelneming aan een criminele organisatie

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 20 april 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De verdachte is veroordeeld voor het medeplegen van de invoer van cocaïne in Nederland en voor deelname aan een criminele organisatie. De feiten dateren van 1 januari 2015 tot en met 21 december 2015, waarbij de verdachte samen met anderen betrokken was bij de invoer van ongeveer 1015,46 kilogram cocaïne vanuit Zuid-Amerika via de haven van Antwerpen naar Nederland. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte een substantiële rol speelde in de organisatie, waaronder het regelen van een chauffeur en het onderhouden van contacten met medeverdachten. De advocaat-generaal had een gevangenisstraf van zes jaren en zes maanden geëist, maar het hof heeft uiteindelijk een gevangenisstraf van vier jaren opgelegd, rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Het hof heeft de inbeslaggenomen auto, een Citroën C3, teruggegeven aan de verdachte, omdat deze niet vatbaar was voor verbeurdverklaring. De uitspraak is gedaan in het kader van de Opiumwet, waarbij de verdachte is vrijgesproken van de rol als leider van de criminele organisatie.

Uitspraak

Parketnummer : 20-003903-18
Uitspraak : 20 april 2023
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof
's-Hertogenbosch
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 3 december 2018, in de strafzaak met parketnummer 02-820994-15 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1989,
wonende te [adres 1] .
Hoger beroep
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen [
het hof begrijpt: enkel voor wat betreft de opgelegde straf] en, in zoverre opnieuw rechtdoende, de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van zes jaren en zes maanden, met aftrek van voorarrest. Wat betreft het beslag heeft zij zich op het standpunt gesteld dat het hof de inbeslaggenomen auto verbeurd dient te verklaren.
Door de verdediging is vrijspraak van het onder 2 tenlastegelegde bepleit. Met betrekking tot het onder 1 tenlastegelegde heeft zij – kort gezegd – bepleit dat de rol van de verdachte beperkt was en in dit verband een strafmaatverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is – na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg – tenlastegelegd dat:

1.

primairhij, verdachte, op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2015 tot en met 21 december 2015 te Middelburg en/of Raamsdonksveer en/of Antwerpen, in elk geval op een of meer plaats(en) in Nederland en/of België, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet, althans opzettelijk heeft afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 1015,46 kilogram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
subsidiair, althans indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
een of meer onbekend gebleven personen in of omstreeks de periode van 1 januari 2015 tot en met 21 december 2015 in Nederland met elkaar, althans één van hen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft/hebben gebracht ongeveer 1015,46 kilo, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet,
tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven verdachte in of omstreeks de periode van 1 januari 2015 tot en met 21 december 2015 te Middelburg, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal (telkens) opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door:
- overleg te voeren en/of contact te onderhouden en/of ontmoetingen te hebben met deze één of meer onbekend gebleven personen (o.a. de [medeverdachte 1] en/of de [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 4] en/of de [medeverdachte 5] en/of de [medeverdachte 6] en/of [medeverdachte 7] en/of [medeverdachte 8] ), en/of
- het benaderen/werven van mensen werkzaam bij verschillende havenbedrijven, en/of
- het inventariseren en bekijken van verschillende invoerroutes voor de invoer van cocaïne, en/of
- het tonen van 50.000 euro, althans een hoeveelheid geld, en/of
- het inleggen van 50.000 euro, althans een hoeveelheid geld, in elk geval borgstelling, en/of - het regelen van invoerdocumenten/Bill of Lading, en/of
- het regelen van (verdere) vervoer van de container met daarin de cocaïne, en/of
- het regelen van de opslag van de ingevoerde cocaïne, en/of
- het benaderen/werven van [medeverdachte 9] voor het genoemde transport van de cocaïne;
meer subsidiair, althans indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij, verdachte, op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2015 tot en met 21 december 2015 te Middelburg en/of Rotterdam en/of Antwerpen, in elk geval op een of meer plaats(en) in Nederland en/of België, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal (telkens) om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van 1015,46 kilogram, in elk geval een (grote) hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst 1, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, voor te bereiden en/of te bevorderen
- een of meer anderen heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen, en/of
- zich en/of een of meer anderen gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen, en/of
- voorwerpen en/of vervoersmiddelen en/of stoffen en/of gelden of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan verdachte en/of verdachtes mededader(s) wist(en) of ernstige redenen hadden te vermoeden, dat dat/die bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en), immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) tezamen en in vereniging met elkaar, toen en daar opzettelijk:
- één of meer (organisatie)telefoon(s) en/of geëncrypte BlackBerry’s en/of (een) bill(s) of lading en/of (een) contain(er) voor het transport van voornoemde cocaïne voorhanden gehad;
- een of meer telefoongesprek(ken) (in versluierd taalgebruik) gevoerd en/of een of meer sms bericht(en) verstuurd met betrekking tot het verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van een hoeveelheid verdovende middelen (cocaïne) en/of
- met een of meer perso(o)n(en) contact opgenomen en/of ontmoeting(en) gehad met betrekking tot het verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van een hoeveelheid verdovende middelen (cocaïne) en/of
- ( het vervoer van) de container waar de partij cocaïne, althans een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, in verborgen was, geregeld, dan wel laten regelen en/of
- een chauffeur en/of een of meer vervoersmiddel(en) en/of (een) ruimte(n) geregeld voor de aflevering en/of opslag van (de) container(s) met daarin de cocaïne ten behoeve van het verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van een hoeveelheid verdovende middelen (cocaïne);
- de container [nummer van de container] doorgegeven (gekregen), en/of
- een bericht met daarin vermeld het nummer van de container met cocaïne op een telefoon voorhanden gehad;

2.hij, verdachte, op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2015 tot en met 21 december 2015 te Middelburg en/of Rotterdam en/of Raamsdonksveer en/of Antwerpen, in elk geval in Nederland en/of te Antwerpen, in elk geval in België, heeft deelgenomen aan een criminele organisatie, te weten een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, waartoe (onder andere) behoorden [medeverdachte 9] en/of [medeverdachte 10] en/of [medeverdachte 8] en/of een of meer tot nog toe onbekend gebleven natuurlijke perso(o)n(en), welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven als bedoeld in artikel 10 derde, vierde en vijfde lid, 10 a eerste lid van de Opiumwet, namelijk

- het meermalen, althans eenmaal (telkens) opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen en/of het verwerken en/of bewerken en/of verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren en/of aanwezig hebben van (een) middel(en) als bedoeld op lijst I van de Opiumwet, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van de Opiumwet en/of
- het meermalen, althans eenmaal (telkens) opzettelijk verrichten van voorbereidings- en/of bevorderingshandelingen gericht op het bereiden en/of bewerken en/of verwerken en/of verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van (telkens) cocaïne, in elk geval (telkens) van (een) middel(en) als bedoeld op lijst I van de Opiumwet, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van de Opiumwet,
van welke voornoemde organisatie hij, verdachte, leider of bestuurder dan wel deelnemer was.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
primairhij, verdachte, in de periode van 1 januari 2015 tot en met 21 december 2015 te Raamsdonksveer en/of Antwerpen, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, een grote hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;

2.hij, verdachte, in de periode van 1 januari 2015 tot en met 21 december 2015 te Rotterdam en Raamsdonksveer en Antwerpen, heeft deelgenomen aan een criminele organisatie, te weten een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, waartoe (onder andere) behoorden [medeverdachte 9] en [medeverdachte 10] en [medeverdachte 8] en meer tot nog toe onbekend gebleven natuurlijke personen, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van een misdrijf als bedoeld in artikel 10 vijfde lid van de Opiumwet, namelijk

- het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen van een middel als bedoeld op lijst I van de Opiumwet.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen [1] en bewijsoverwegingen
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt – ook in zijn onderdelen – slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezenverklaarde feit, of die bewezenverklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
1.1
Het standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 1 en 2 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden. Uit het dossier blijkt genoegzaam dat de verdachte medepleger was van de invoer van cocaïne; het was verdachte die een transportketen heeft opgezet die bedoeld was voor voornoemde invoer. De verdachte heeft het transport vanaf de aankomst van het schip in Antwerpen tot in ieder geval het lossen van het transport in Raamsdonksveer geregeld. Hij was al anderhalf jaar voor het transport bezig met de voorbereiding daarvan. Uit het voorgaande volgt dat de verdachte, naar de mening van de advocaat-generaal, leider van de criminele organisatie was die het transport van Antwerpen naar Raamsdonksveer verzorgde.
1.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat de rol van de verdachte bij de onder 1 tenlastegelegde invoer van cocaïne veel beperkter was dan omschreven in het vonnis; de verdachte heeft de chauffeur geregeld maar had niets te maken met het opzetten van een transportlijn, de daadwerkelijke invoer en wat er na de omwisseling van de container zou gebeuren. In het onderzoek Gadolinium en Delight komt de verdachte bovendien in het geheel niet voor. De verklaring van de verdachte is geloofwaardig nu deze steun vindt in het dossier en hij zichzelf bovendien meer belast door die verklaring. De OVC-gesprekken zijn aan elkaar geplakt, waardoor het lijkt alsof alle gesprekken zien op de tenlastegelegde invoer van cocaïne. Dat is echter onjuist, nu verdachte destijds met meerdere klussen bezig was. Uit het dossier blijkt niet dat de verdachte in de loods in Raamsdonksveer is geweest en dat hij daderkennis had. De verklaring van de heer [medeverdachte 8] is onbetrouwbaar en kan niet worden gebezigd voor het bewijs. Dat de verdachte anderhalf jaar voor het transport de heer [medeverdachte 9] heeft benaderd over deze container is onwaarschijnlijk; de bewuste container was toen nog niet in zicht en uit het dossier Gadolinium blijkt ook dat alle voorbereidingen pas vanaf november 2015 plaatsvinden. De rol van verdachte was derhalve vergelijkbaar met die van een ‘uithaler’.
De verdediging heeft voorts vrijspraak van het onder 2 tenlastegelegde betoogd, nu de verdachte geen deel uitmaakte van de andere groepen die in het dossier en in overige aanverwante onderzoeken naar vorenkomen. Voor de ‘Nijlgans groep’ geldt dat sprake is van medeplegen met medeverdachte [medeverdachte 10] , maar dat geen sprake is van een organisatie. Een zekere structuur, hiërarchie en organisatiegraad kan niet worden vastgesteld tussen verdachte en medeverdachte(n) [medeverdachte 10] en/of [medeverdachte 9] en/of [medeverdachte 8] .
1.3
Het oordeel van het hof
1.3.1
Inleiding
Naar aanleiding van een op 23 april 2015 ontvangen TCI-melding, welke melding als betrouwbaar werd aangemerkt, werd 13 juli 2015 een opsporingsonderzoek gestart onder de naam ‘Nijlgans’. De TCI-melding hield in dat de verdachte samen met onbekende anderen bezig was met het treffen van voorbereidingen om een partij cocaïne vanuit Zuid-Amerika via de haven van Vlissingen te importeren. Deze personen zouden hiervoor mensen die in de haven van Vlissingen werkten benaderen om te helpen. Binnen voornoemd opsporingsonderzoek werd vervolgens vastgesteld dat de verdachte frequent telefonisch contact onderhield met [medeverdachte 10] (hierna: [medeverdachte 10] ). Uit taps rees het vermoeden dat beiden op zoek waren naar mensen die hen behulpzaam konden zijn bij het binnen het grondgebied van Nederland brengen van een vermoedelijk aanzienlijke hoeveelheid verdovende middelen. Uit de taps en observaties rees vervolgens het vermoeden dat, naast de betrokkenheid van de verdachte en medeverdachte [medeverdachte 10] , ook [medeverdachte 8] (hierna: [medeverdachte 8] ) en [medeverdachte 9] (hierna: [medeverdachte 9] ) hierbij betrokken waren.
Ook is in het onderzoek ‘Nijlgans’ de verdenking gerezen dat de verdachte, [medeverdachte 10] , [medeverdachte 8] en [medeverdachte 9] in de periode van 1 januari 2015 tot en met 21 december 2015 in Raamsdonksveer, dan wel enige andere plaats in Nederland leiding hebben gegeven c.q. hebben deelgenomen aan een organisatie die tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk de invoer van cocaïne in Nederland en het treffen van voorbereidingshandelingen hiertoe.
1.3.2
Algemene overweging OVC- en tapgesprekken
In het dossier Nijlgans bevinden zich veel uitgewerkte opnamen van vertrouwelijke communicatie (OVC-gesprekken) en tapgesprekken. Het Openbaar Ministerie leidt uit onder meer die gesprekken af dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte 10] zich hebben beziggehouden met de invoer van cocaïne en dat zij leider waren van een criminele organisatie. De verdachte heeft in hoger beroep een – deels – bekennende verklaring afgelegd.
Het hof stelt ten aanzien van het duiden van de betekenis van opgenomen communicatie het volgende voorop.
Geen rechtsregel verzet zich ertegen dat (transcripties van) opgenomen gesprekken voor het bewijs worden gebruikt. De inhoud van die gesprekken moet dan wel – op zichzelf of (mede) in verband met de inhoud van andere bewijsmiddelen – redengevend zijn voor de bewezenverklaring. Tenzij in een opgenomen gesprek ontegenzeggelijk over (verdachtes betrokkenheid bij) het tenlastegelegde delict wordt gesproken, zal de beoordeling van de redengevende kracht van de inhoud van een opgenomen gesprek meestentijds afhangen van de uitleg en interpretatie die aan de inhoud van dat gesprek kan worden gegeven. Bij het geven van die uitleg en interpretatie is, zeker wanneer de verdachte ontkent, de nodige behoedzaamheid geboden om het risico te kunnen ondervangen dat aan een gesprek of een bericht een verkeerde strekking wordt gegeven. In het geval van een voor de verdachte belastende uitleg van een opgenomen gesprek dient dan ter waarborging van de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing te kunnen worden geconcludeerd dat de inhoud van het opgenomen gesprek redelijkerwijs niet voor een andere uitleg vatbaar is dan die belastende. Bij de beoordeling of van zo een geval sprake is, kan onder meer betekenis toekomen aan de aard en inhoud van het gesprek, de betekenis van bepaalde bewoordingen, de context waarin het gesprek heeft plaatsgehad, het verband met eventueel andere opgenomen gesprekken, het verband met eventueel ander bewijsmateriaal, wat er over de gespreksdeelnemers of over de personen die in die gesprekken ter sprake komen nog meer is gebleken, alsmede de vraag of – en zo ja eventueel in welk stadium van het geding – de verdachte, in het bijzonder als hij gespreksdeelnemer is geweest, een plausibele uitleg over en voor het gesprek geeft. Als de verdachte elke betrokkenheid ontkent en de vaststelling van de betrokkenheid van de verdachte bij een tenlastegelegd delict uitsluitend of in overwegende mate zou moeten worden gebaseerd op de inhoud van opgenomen gesprekken, dan klemt de hiervoor bedoelde toets des te meer.
1.3.3
Telefoonnummers
Het hof zal, evenals de rechtbank, eerst vaststellen bij wie welke, in het kader van de tenlastelegging, relevante telefoonnummers in gebruik waren.
[medeverdachte 10]
Het telefoonnummer
[telefoonnummer 1]is geraadpleegd in de politiesystemen. Hieruit blijkt dat [medeverdachte 10] op 9 augustus 2015 met dit telefoonnummer naar de politie heeft gebeld om een melding te maken. [2] belt voorts met dit nummer op 5 november 2015 met de belastingdienst en geeft vervolgens zijn volledige personalia door. [3]
Op 14 oktober 2015 werd er tweemaal door het getapte nummer
[telefoonnummer 2]gebeld naar verschillende nummers. In deze gesprekken herkent een verbalisant de stem van de gebruiker van voornoemd telefoonnummer aan de klanken en intonatie als [medeverdachte 10] . [4]
Op 25 oktober 2015 werd [verdachte] gebeld door [medeverdachte 10] , welke gebruik maakt van het telefoonnummer
[telefoonnummer 3] .De beëindigde tolk [medeverdachte 2] herkent deze stem aan de klanken en intonatie als de stem van [medeverdachte 10] welke hij dagelijks beluisterd op de tap. [5]
Op 14 november 2015 werd er tweemaal op een getapte lijn van [verdachte] gebeld door een persoon met het mobiele nummer
[telefoonnummer 4]. Uit stemvergelijking door verbalisanten, in samenwerking met een tolk [medeverdachte 2] , kon worden vastgesteld dat de klanken en intonaties overeenkomen met de stem van [medeverdachte 10] , welke zij dagelijks beluisterden op de tap. [6]
Op 23 november 2015 werd er tweemaal op een getapte lijn van [verdachte] gebeld door een persoon met het mobiele nummer
[telefoonnummer 5] .Uit stemvergelijking door verbalisanten, in samenwerking met een tolk [medeverdachte 2] , kon worden vastgesteld dat de klanken en intonaties overeenkomen met de stem van [medeverdachte 10] , welke zij dagelijks beluisterden op de tap. [7]
[verdachte]
Binnen het onderzoek werd vanaf 2 oktober 2015 getapt op het mobiele nummer
[telefoonnummer 1], in gebruik bij [medeverdachte 10] . Op 6 oktober 2015 werd naar dit nummer gebeld door een persoon die gebruik maakte van het mobiele nummer
[telefoonnummer 6]. Verbalisanten herkenden de stem van deze persoon aan de klanken en intonatie als zijnde de stem van [verdachte] . Zij beluisteren hem dagelijks op de tap. [8]
Op 2 december 2015 bleek dat [verdachte] sinds enkele dagen geen gebruik meer maakte van de onder hem getapte telefoonnummers
[telefoonnummer 6], [telefoonnummer 7] en [telefoonnummer 8] . Om zicht te krijgen op de tot op die dag nog onbekende nummers in gebruik bij [verdachte] werd onder meer het bij zijn vriendin [medeverdachte 11] in gebruik zijnde nummer [telefoonnummer 9] getapt. Op 15 december 2015 werd [medeverdachte 11] gebeld door een persoon die gebruik maakte van het telefoonnummer
[telefoonnummer 10]. Uit stemvergelijking door een verbalisant kon worden vastgesteld dat [verdachte] de gebruiker is van bovenstaand telefoonnummer. [9] Voorts verwijst [medeverdachte 9] in zijn verhoren naar de gebruiker van dit nummer met de bijnaam [verdachte] . [10]
[medeverdachte 9]
Het telefoonnummer
[telefoonnummer 11]is in gebruik bij [medeverdachte 9] . Hij heeft verklaard dat dit telefoonnummer aan hem toebehoort. [11] Daarnaast zijn enkele gesprekken die met dit nummer zijn gevoerd aan hem voorgehouden en heeft hij erkend deze te hebben gevoerd. [12]
[medeverdachte 8]
In de vrachtauto met kenteken [kenteken 1] werd op het dashboard aan de passagierszijde een Alcatel telefoon aangetroffen en in beslag genomen. Na onderzoek bleek dat in deze telefoon een simkaart zat met het telefoonnummer
[telefoonnummer 12]. De gegevens op deze simkaart zijn uitgelezen. Het enige in deze telefoon opgeslagen telefoonnummer betreft het telefoonnummer [telefoonnummer 10] van [verdachte] . Op 21 december 2015 om 12.46 uur en 19.23 uur werd vanaf het telefoonnummer [telefoonnummer 11] in gebruik bij [medeverdachte 9] een tweetal berichten gestuurd. [13] Op grond van de verklaringen van [medeverdachte 9] gaat het hof ervan uit dat dit telefoonnummer destijds in gebruik was bij [medeverdachte 8] , de bijrijder van de vrachtwagen.
[medeverdachte 3]
Uit enkele tapgesprekken is gebleken dat [medeverdachte 10] op 15 oktober 2015 een afspraak had in de Burger King te Roosendaal met onder meer de gebruiker van het telefoonnummer
[telefoonnummer 13]. Uit de combinatie van de tapgesprekken en camerabeelden van die datum van de Burger King kan worden opgemaakt dat de [medeverdachte 5] persoon aangeduid als NN1 de gebruiker is van voornoemd telefoonnummer. Dit betreft [medeverdachte 3] . [14]
Het hof merkt ten slotte nog op dat de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep niet heeft betwist maar – al dan niet impliciet – heeft beaamd dat hij gespreksdeelnemer is geweest bij de gesprekken die hieronder door het hof worden genoemd.
1.3.3
Feit 1 – invoer van cocaïne
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat hij samen met anderen in de periode van 1 januari 2015 tot en met 21 december 2015 opzettelijk 1.015,46 kilogram cocaïne binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht. Het hof stelt, evenals de rechtbank, op grond van het dossier de navolgende feiten en omstandigheden vast, welke het bespreekt aan de hand van drie momenten, te weten de dagen voor de vondst van de cocaïne, de dag van de vondst van de cocaïne (21 december 2015) en de dagen na de vondst van de cocaïne.
Het hof is van oordeel dat uit de navolgende tapgesprekken blijkt dat de verdachte veelvuldig sprak over activiteiten die in verband kunnen worden gebracht met de invoer van cocaïne. Zo wordt er onder meer gesproken over het benaderen van mensen werkzaam bij verschillende havenbedrijven, het regelen van ontmoetingen en deals met verschillende personen, het tonen en inleggen van € 50.000,00 en het regelen van een Bill of Lading. De hieronder opgenomen uitgewerkte OVC- en tapgesprekken zijn naar het oordeel van het hof een kleine representatieve selectie van de veel grotere hoeveelheid uitgewerkte OVC- en tapgesprekken in het dossier waarin, soms verhuld, wordt gesproken over voornoemde activiteiten en meer in het bijzonder over de invoer van de in Raamsdonksveer aangetroffen hoeveelheid cocaïne. Het hof is van oordeel dat zich in het dossier geen objectieve feiten en omstandigheden bevinden die ertoe zouden moeten leiden dat er een andere duiding aan/interpretatie van de inhoud van de OVC- en tapgesprekken kan worden gegeven. Het hof heeft daarbij onder meer gelet op de overige bewijsmiddelen in het dossier en het heeft daarbij in aanmerking genomen dat de verdachte het tenlastegelegde (deels) bekent.
1.3.3.1 Voor de vondst van de cocaïne
Op 4 oktober 2015 belt [medeverdachte 10] de verdachte:
(..) [medeverdachte 10] : (..)
er is nog een jongen daar waar die werkt.. en ik ken die jongen ook.. snap jij? Die ken ik van de basisschool.. ik ken die jongen dus heel goed.. maar die werkt dus bij dingess.. bij die plek die ik je vertelde.. snap jij? Hij is er dus.. en dinges is er ook nog.. die zal jij ook wel kennen.. die Ambonese jongen!(..) [medeverdachte 10] :
Hij werkt bij de Douane.(..) [medeverdachte 10] :
ja hij loopt daar gewoon zo rond.. begrijp je?.. hij ehm.. laat ik je zeggen.. laat ik met hem praten.. ik kan gem wel in de zak stoppen.. maar ik weet niet wat zijn functie is.. snap je? [15]
Op 8 oktober 2015 belt [medeverdachte 10] de verdachte:
(..)
[verdachte] vraagt of die derde daarna dat bericht heeft gestuurd aan de [medeverdachte 1] . [medeverdachte 10] zegt dat hij de auto als smoes heeft gebruikt en had gezegd dat hij ( [medeverdachte 1] ) een auto moest regelen voor november. [medeverdachte 10] zegt dat hij expres over de auto begon en dat hij ging afwachten of die [medeverdachte 1] zelf zou beginnen over dat ander onderwerp. [medeverdachte 10] denkt dat die twee (man met wie hij eerst heeft gepraat en de [medeverdachte 1] man) met elkaar een berichtwisseling hebben gehad. [medeverdachte 10] zegt dat hij (de [medeverdachte 1] man) had gezegd dat er goed nieuws was maar dat hij daar nog niets over wilde zeggen. [verdachte] zegt dat zij een moesten afwachten. [medeverdachte 10] zegt dat hij echt zijn best doet. [verdachte] zegt, ‘zoals ik zei, er zijn twee opties.. de [medeverdachte 2] en de [medeverdachte 3].. geen probleem’. [medeverdachte 10] zegt dat dit wel gaat lukken en dat [verdachte] zich geen zorgen moet maken. [medeverdachte 10] zegt dat [verdachte] met die man moet gaan praten.. (..) [medeverdachte 10] zegt, ‘hahaha.. we gaan bananen sturen daarvandaan’. [16]
Op 11 oktober 2015 belt de verdachte [medeverdachte 10] :
(..)
[medeverdachte 10] zegt dat zij nu een kans in hun handen hebben en zegt dat zij daar uiterst voorzichtig mee moeten omgaan om het niet te verpesten. [verdachte] is hiermee eens. [medeverdachte 10] zegt, ‘we moeten niet opgeven en doorgaan met de strijd’.. ‘mee eens’, zegt [verdachte] : ‘gewoon door tot het bittere eind!’ [17]
Op 14 oktober 2015 belt [medeverdachte 10] de verdachte:
(..)
[verdachte] zegt tegen [medeverdachte 10] dat hij morgenavond niet moet vergeten en dat hij met smacht op de persoon zit te wachten. [verdachte] en [medeverdachte 10] lachen. [medeverdachte 10] vertel dat hij zojuist met die man heeft gesproken en dat hij de hele dag met hem (de man) was. [medeverdachte 10] zegt dat hij de man heeft gevraagd hoe het met deze kwestie staat. [medeverdachte 10] zegt dat de man tegen hem heeft gezegd dat ze geduld moeten hebben en dat het wel goed gaat komen. [verdachte] : was je met die [medeverdachte 1] ? [medeverdachte 10] : ik was met zijn vriend. Ik zeg ‘hoe zit het met dat geld vriend van ons’. Hij zegt ‘ja, anders pak ik mijn geld ook terug, snap je’. [medeverdachte 10] zegt dat die ander zou hebben gezegd dat die gasten morgen hierheen komen. [verdachte] :
die [medeverdachte 1] ?[medeverdachte 10] :
Nee, die dat geld hebben gepakt.[verdachte] :
waar komen ze naar toe?[medeverdachte 10] :
Naar hun, naar hem. [18]
Uit meerdere gesprekken blijkt dat de verdachte en [medeverdachte 10] op 15 oktober 2015 omstreeks 21.00 uur een afspraak hadden in de Burger King te Roosendaal. Zij zouden daar twee personen ontmoeten, maar hier is het niet van gekomen. Verbalisanten identificeren aan de hand van de camerabeelden van de Burger King deze twee personen als [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] . [19]
Op 20 oktober 2015 belt [medeverdachte 10] de verdachte:
(..) [medeverdachte 10] :
Ik heb die [medeverdachte 5] gebeld. Ik zei: ‘kom, ik geef je meteen 200 Euro’. Ik zei ‘bel ze’.[verdachte]
: Wat zei hij?[medeverdachte 10] : ‘
ja, nee dit dat, ik doe echt mijn best, bla bla. Je moet mij niet verkeerd begrijpen’. Ik zeg ‘luister vriend, ik geef jou 200 nu, 200 wanneer die afspraak klaar is. Ik zeg en daarna krijg ik ook jou hulp. Ik wil dat je gewoon achteraan gaat (..) [20]
Op 25 oktober 2015 belt [medeverdachte 10] de verdachte:
[verdachte]
: ja broer.[medeverdachte 10] :
Wat zeggen die (mensen) joh? Zijn ze gek ofzo?[verdachte] :
Hoezo?[medeverdachte 10]
: Wat wil hij? Vraagt hij een borg?[verdachte] :
Ja.[medeverdachte 10] :
50?[verdachte] :
ja.. moet dinsdag klaar zijn!(..) [medeverdachte 10] :
wat? 50 duizend?[verdachte] :
Ja.[medeverdachte 10] :
En dat moeten we hun geven?[verdachte]
: nee.. ik heb zo afgesproken ehh.. ergens afspreken.. bijvoorbeeld bij jouw thuis.. en dan komt diens contactpersoon.. iemand die die mensen kent.. die zal dan ‘50’ zien.. dan gaan we met de auto daarheen.. gewoon om die mannen te zien/spreken.. gelijk door naar die bedrijf..(..) [medeverdachte 10] :
hij mag mij pijpen.. haha.. die is gek! 50 duizend lira – lees euro-! Wat een borg zeg voor een afspraak!(..) [verdachte] :
ja.. maar goed.. de afspraak is dinsdagavond.. laten we dat goed aanpakken..(..) [verdachte] : (..)
Ik ga hun geen geld of zo geven hoor.. ik zei het vandaag.. ik heb net afgesproken… ik ben nu onderweg naar Middelburg; ik ben er bijna.. ik zei van ‘luister.. geen probleem.. dinsdag gaan jullie geld zien.. maar ik geef niets af het! Weet dat! Ik ga niets afgeven!’ .. ‘nee, nee.. is te begrijpen! ‘zei die [medeverdachte 5] . Ik zei’ jullie moeten niet denken..’. [21]
Op 29 oktober 2015 belt [medeverdachte 10] de verdachte:
(..) [medeverdachte 10] :
en die papieren? [verdachte] : heb je die laten zien aan die [medeverdachte 5] ?[medeverdachte 10] :
Nee! Wat moet ik hem laten zien! Ik heb het hem toch vorige keer laten zien.. ik had ze toch met de tas tevoorschijn gehaald en (neergelegd) voor zijn ogen toch, en had gezegd van, ‘kijk er is geld hier’.[verdachte] :
hmm.. oke, goed dan! Ik weet het niet.. bel hem toch even anders en vraag het even aan hem voor alle zekerheid.[medeverdachte 10] :
broer, laten we (eerst) daarheen gaan.. mocht hij (toch) om het geld vragen, dan kan ik het halen en voor zijn ogen neerzetten daar.. [22]
Op 29 oktober 2015 belt de verdachte [medeverdachte 3] :
[verdachte] :
die papieren is geregeld met die ander of niet.[medeverdachte 3] :
eh. Hij zou ze bewaren toch.. heeft ie gezegd.. maandag..[verdachte] : ja
maar je heb ze gezien toch..[medeverdachte 3]
: ik heb ze maandag gezien eh. [23]
Tijdens een observatie door de politie op 29 oktober 2015 is te zien dat de verdachte en [medeverdachte 10] aankomen bij de McDonalds in Middelburg. Zij maken binnen contact met [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] . Ze rijden vervolgens samen om 18.48 uur weg in de auto van [medeverdachte 10] . Om 20.10 uur arriveren ze weer bij de McDonalds te Middelburg en daar stappen [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] weer uit de auto. [24] Uit de mastgegevens blijkt dat de telefoon van de verdachte om 19.10 uur een mast aan [adres 2] aanstraalt. [25]
Op 1 november 2015 belt de verdachte [medeverdachte 10] :
(..)
[medeverdachte 10] : ja.. en? Is er al een bericht van die flikkers uit Rotterdam? [verdachte] :
ehmm..
vorige keer dinges. Ehm… ik weet het niet. ‘deze week komt er een bericht’ zei hij.. (..) [medeverdachte 10] :
en wanneer zien wij die [betrokkene 5] c.s. weer?[verdachte] :
we kunnen de volgende week erheen gaan.(..) [medeverdachte 10] :
laat hun ons 2500 lira – lees euro- (terug) geven hoor broer! Niets mee te maken![verdachte] :
laat hun alles geven.. godverdomme! Die zaak heeft niets opgeleverd. [26]
Op 3 november 2015 belt de verdachte [medeverdachte 3] :
(..) [verdachte] :
Anders maak ik het wel ff duidelijk bij hun snap je. Want ik niks dan heeft niemand niks snap je want ik weet genoeg al over hun want dit zijn echt gewoon kankerstreken sorry dat ik het zo zeg. Maar dit kan niet. Snap je. Eerst iets in werking laten stellen ik dag en nacht aan het rijden om iets te regelen en dan in een keer, ja weet je wat voor gesprek 50 rooie (dan stemverheffing van [verdachte] ) Maat is er al wat onderweg of zo nee toch waarom moet ik 50 rooie kunnen ze het wel. Ik wil, wij willen toch papieren zien Ok jullie zeggen toch dit en dat. Nou laat maar zien…(..) [verdachte] : (..)
snap je want ik heb die andere dat ook nog niet want hij is er nu niet snap je want anders he, dat gaat niet zo wij hebben ook dingen in werking gestel en die mensen zijn hier gewoon..(..) [verdachte] : Die mensen wachten gewoon hele dagen nu snap je en eh wat gaat er gebeuren willen ze werken of willen ze niet werken. We hebben nu een plan opgesteld. [27]
Op 3 november 2015 belt [medeverdachte 10] de verdachte:
(..) [verdachte] :
broer, ik heb weer ruzie met die [medeverdachte 5] ..[medeverdachte 10] :
Hoezo? Wat is er gebeurd?[verdachte] :
die flikker stuurt mij berichten.. ik had hem toch gevraagd over de papieren.. waarom het nodig was..[medeverdachte 10] :
ja. [verdachte] :
Weet je wat hij tegen mij zegt.. ‘maak 50 duizend euro klaar en breng het.. en dan vervolggesprek.(..) [verdachte] :
weet je wat hij tegen mij zegt, ‘geef die 50, dan heb jij rechtstreeks contact’, zegt hij..(..) [medeverdachte 10] :
nee nee nee.. ik ga hem zo bellen.. ik ga zeggen van, ‘weet je wat we gaan doen maatje? Ik weet die man rechtstreeks te vinden.. dan ga ik even vertellen of hij 50 duizend wil’.. ik ga zeggen van, ‘ga rechtstreeks aan hem vragen of dat echt zo is’..(..) [verdachte] :
broer, dit is geen grap.. die mensen zijn echt ehh.. die man heeft zijn plan naar mij doorgestuurd.[medeverdachte 10]
: ja ja ja.. die van Dubai?[verdachte] : ja
.. die ehh.. die in het Spaans (fon.) schreef.. samen met die [medeverdachte 2] .[medeverdachte 10] : ja oke.. [verdachte] :
hij zei, ‘ik ben zo goed als rond.. laat beetje bewijs zien.. BL (fon.) en al .. die plan ligt bijna klaar.. dit is echt goed’ zegt hij.. [28]
Op 14 november 2015 belt [medeverdachte 10] de verdachte:
(..)
volgens [verdachte] heeft die [medeverdachte 3] gezegd: ‘wij zijn zo goed als klaar.. er is voor 100% feest tijdens de kerst.. ik geef je garantie..’. [29]
Op 14 november 2015 belt [medeverdachte 10] de verdachte:
(..)
Op een gegeven moment zegt [verdachte] dat [medeverdachte 10] eventjes moet wachten, wat er is een antwoord van dinges gekomen. [verdachte] zegt dat zij nu 3 geven, waarop [medeverdachte 10] zegt dat dat toch al het geval was. Nee, zegt [verdachte] , en hij voegt eraan toe dat 10 nu akkoord is. [30]
Tijdens een observatie door de politie in Rotterdam op 24 november 2015 is [medeverdachte 7] geobserveerd. Hij heeft op die datum een ontmoeting in restaurant [restaurant] met onder meer de verdachte en [medeverdachte 8] . Hij is op een motor naar de ontmoeting gekomen. [31]
Op 25 november 2015 belt [medeverdachte 10] de verdachte:
(..) [verdachte] :
.. ze geven/bieden 300.[medeverdachte 10] :
Hij zou dat moeten verdubbelen broer![verdachte] :
nee.. nee hoor. Hij doet het niet! Eerst zei hij, ‘200’ en ik zei van, ‘daaag! Laat maar doen!.. ‘je mag het zelf weten!.. wat je wil’, zegt hij.. [32]
Tijdens een observatie in Rotterdam op 1 december 2015 is gezien dat een groepje mannen aan een tafel zit in restaurant [restaurant] . Er kwam een groep van zes mannen naar buiten lopen, waarvan er drie werden herkend als [medeverdachte 7] , [medeverdachte 8] en de verdachte. [33]
Op basis van de hiervoor aangehaalde tapgesprekken en observaties gaat het hof ervan uit dat de verdachte in de maanden oktober en november 2015 op zoek was c.q. bezig was met een klus om geld te verdienen. Op 8 oktober 2015 vertelt [medeverdachte 10] tegen de verdachte dat hij de [medeverdachte 1] heeft gesproken en dat zij nu twee opties hebben: de [medeverdachte 3] of de [medeverdachte 1] . Op 15 oktober 2015 volgt dan een misgelopen ontmoeting met [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] . Een dag eerder heeft een vriend van de [medeverdachte 1] al tegen [medeverdachte 10] gezegd dat ‘die gasten morgen hierheen komen’. Uit de gesprekken volgt ook dat [medeverdachte 3] een borg vraagt van € 50.000,00 en dat de verdachte dat geld wel wil laten zien, maar niet wil afgeven. Uit een tapgesprek van 29 oktober 2015 blijkt dan dat [medeverdachte 10] de € 50.000,00 toch heeft laten zien. Diezelfde dag vindt er in de McDonalds in Middelburg een ontmoeting plaats tussen de verdachte, [medeverdachte 10] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] . De rest van de maand blijft er gesproken worden over de borg van € 50.000,00. Op 24 november 2015 heeft de verdachte vervolgens in Rotterdam een ontmoeting met [medeverdachte 7] en [medeverdachte 8] , waarna hij de volgende dag tegen [medeverdachte 10] vertelt dat hij gisteren met De [medeverdachte 3] heeft gesproken en dat deze hem eerst € 200.000,00 maar later € 300.000,00 bood. Op 1 december 2015 volgt er vervolgens nog een ontmoeting in Rotterdam tussen de verdachte, [medeverdachte 8] en [medeverdachte 7] .
[medeverdachte 9] heeft verklaard dat hij ongeveer anderhalf jaar geleden [
het hof begrijpt: medio 2014] werd aangesproken door een man bij de parkeerplaats van de Jumbo waar hij altijd zijn truck en trailer parkeerde. Deze man had een plan en vroeg [medeverdachte 9] of hij daaraan mee wilde werken. Er zou namelijk een container op een schip worden geplaatst met daarin drugs. De container zou aankomen in Antwerpen en was bestemd voor het bedrijf waar [medeverdachte 9] werkte. De eerste keer dat hij de man, die hij [verdachte] noemde, sprak vroeg hij of hij interesse had. Later werd er steeds meer duidelijk. [medeverdachte 9] heeft steeds contact met deze man gehouden. Twee maanden geleden [
het hof begrijpt: eind oktober 2015] ontving hij het bericht: ‘het zit er op’. Hiermee werd bedoeld dat de container op het schip stond. [34]
[medeverdachte 9] heeft ook verklaard dat [verdachte] hem ongeveer twee weken voordat de container aankwam in Antwerpen vertelde dat het doorging. Op 18 december 2015 is [betrokkene 1] bij hem langsgekomen met een BlackBerry. Via die telefoon moest [medeverdachte 9] contacten onderhouden met [verdachte] en [betrokkene 1] . Die dag werd de afspraak gemaakt dat ze elkaar zondag zouden ontmoeten [
het hof begrijpt: 20 december 2015]. [35] Aan [medeverdachte 9] is tijdens zijn verhoor een foto getoond van [medeverdachte 8] . Hij herkent hem als de persoon die hij [betrokkene 1] noemt. [36]
In het dossier bevinden zich een aantal sms-berichten en tapgesprekken die in de aanloop van deze ontmoeting door de verdachte en [medeverdachte 9] zijn gevoerd. Opvallend is dat [medeverdachte 9] op 18 december 2015 tegen de verdachte zegt dat de loodswezen aan het staken zijn. Hij weet niet of ze al gestopt zijn, maar zo niet, dan komen er geen boten naar Antwerpen. [37] Op 20 december 2015 worden onder meer de volgende sms-berichten verzonden:
15.21
uur: [medeverdachte 9] aan de verdachte:
Gooi die planning ff optijd. [38]
16.05
uur: de verdachte aan [medeverdachte 9] :
Hoelaat bij Shell, ik ben klaar. [39]
16.05
uur: [medeverdachte 9] aan de verdachte:
Ik vertrek over een uurtje dan. [40]
17.31
uur: de verdachte aan [medeverdachte 9] :
Ben met 15min. Op afgesproken plek. [41]
[medeverdachte 9] heeft verklaard dat naast de verdachte, ook [medeverdachte 8] die zondag bij de Shell te Rilland aanwezig was. Daar werd het plan besproken. Hij hoorde toen ook om welke container het ging. Dit was voor hem belangrijk omdat hij zo de juiste container in Antwerpen kon halen. Dit containernummer heeft [verdachte] hem laten zien op zijn BlackBerry. [42]
Het hof acht de verklaring van [medeverdachte 9] betrouwbaar, nu het steun vindt in de overige bevindingen in het dossier. De stelling van de verdediging dat het onwaarschijnlijk is dat de verdachte [medeverdachte 9] anderhalf jaar voor de daadwerkelijke invoer heeft benaderd over deze container, doet aan voornoemde verklaring van [medeverdachte 9] niet af.
Op 20 december 2015 werd door de politie een observatie uitgevoerd op een vrachtwagen met het opschrift Wolf Trucks, voorzien van het kenteken [kenteken 1] , met daaraan gekoppeld een leeg containerchassis, voorzien van het kenteken [kenteken 2] . Gezien werd dat – naar later blijkt – [betrokkene 2] als bestuurder instapt in de vrachtwagen en wegrijdt. [43]
1.3.3.2 De dag van de vondst van de cocaïne
[medeverdachte 9] heeft verklaard dat hij op 21 december 2015 rond 07.30 uur bij zijn werk, [werkgever], aankwam. Op zijn werk heeft hij in de stapel papieren gezocht naar het juiste containernummer. Dit containernummer had hij de dag ervoor al als notitie in zijn telefoon opgeslagen. Rond 8.00 uur is hij in de richting van Antwerpen gaan rijden met een lege container. Op de parkeerplaats voor de afslag naar Antwerpen op de A58 is hij gestopt. Daar stapte er iemand bij hem in de vrachtwagen, waarna zij samen doorreden naar [adres 3], naar het bedrijf [bedrijf]. [44] Diezelfde ochtend werden tussen de verdachte en [medeverdachte 9] de volgende sms-berichten verzonden:
8.05
uur: [medeverdachte 9] aan de verdachte:
Ik ga zo rijden.
8.08
uur: de verdachte aan [medeverdachte 9] :
Zijn ze ok.
8.1
uur: [medeverdachte 9] aan de verdachte:
Weten we nog nie hij smst ke.
8.11
uur: de verdachte aan [medeverdachte 9] :
Ik kom nu.
8.11
uur: [medeverdachte 9] aan de verdachte:
Ik ben nu ook aan het rijden.
8.12
uur: de verdachte aan [medeverdachte 9] :
Wacht bij die plek.
8.12
uur: [medeverdachte 9] aan de verdachte:
Zijn jullie daar nog nie.
8.12
uur: de verdachte aan [medeverdachte 9] :
5 min.
8.23
uur: [medeverdachte 9] aan de verdachte:
Waar ben je.
Het telefoonnummer van de verdachte heeft om 8.23 uur een zendmast bij de A58, parkeerplaats het Rak te Rilland aangestraald. [45] Gelet op deze sms-berichten en de verklaring van [medeverdachte 9] hierover gaat het hof ervan uit dat de verdachte, [medeverdachte 8] en [medeverdachte 9] die ochtend elkaar bij deze parkeerplaats hebben ontmoet. Daar is [medeverdachte 8] als bijrijder ingestapt en zijn ze doorgereden naar [adres 3].
[medeverdachte 9] heeft verder verklaard dat hij zich bij aankomst bij [bedrijf] te Antwerpen heeft gemeld en dat hij vervolgens alleen naar binnen is gegaan. Hij heeft zijn naam, het kenteken van de truck, het containernummer en de pincode van de container op een formulier geschreven. Deze pincode, die hij eerder via [werkgever] heeft gekregen, moest matchen met het containernummer. Nadat [medeverdachte 9] zich heeft gemeld, is hij terug in de vrachtwagen gestapt en is hij, samen met zijn bijrijder, doorgereden naar het hek waar hij de pincode heeft ingetoetst. Binnen heeft hij gewacht totdat de container op de oplegger werd geplaatst, waarna hij is weggereden naar een parkeerplaats recht tegenover [adres 3]. [46]
Op 21 december 2015 omstreeks 9.30 uur werd door het observatieteam van de politie gezien dat – naar later blijkt – [betrokkene 2] zijn vrachtwagencombinatie rijdt naar een terrein in de haven van Antwerpen waar een andere vrachtwagen en oplegger gereed staan. Deze oplegger is voorzien van het kenteken [kenteken 3] en hierop staat een container voorzien van het nummer ‘SUDU 6947665’. De opleggers van de vrachtwagens worden ter plekke omgewisseld. [betrokkene 2] rijdt vervolgens, samen met zijn nieuwe bijrijder – naar later blijkt – [medeverdachte 8] , met zijn nieuwe vrachtwagencombinatie ( [kenteken 1] , daaraan gekoppeld de oplegger [kenteken 3] met daarop de container ‘SUDU 6947665’) het haventerrein af. Uit de observatiewaarnemingen is daarnaast gebleken dat deze vrachtwagencombinatie zonder te stoppen van Antwerpen, via de Nederlands-Belgische grens, uiteindelijk naar een loods aan de [adres 4] rijdt en daar parkeert om 10.43 uur. [47]
[medeverdachte 9] heeft hierover verklaard dat hij zijn zwarte trailer op de parkeerplaats heeft afgekoppeld. Vervolgens kwam er een witte MAN aangereden met een lege trailer. [medeverdachte 9] heeft samen met de bestuurder van die vrachtwagen omgekoppeld en is toen zelf met de andere trailer weggereden. Zijn bijrijder is in de andere vrachtwagen gestapt. [medeverdachte 9] heeft verder verklaard nog een soort van ‘ruzie’ gehad te hebben met [verdachte] , omdat ze met een rode trailer aankwamen en hij zelf een zwarte had. [48] In het dossier bevinden zich hierover onder meer de volgende sms-berichten:
9.43
uur: [medeverdachte 9] aan de verdachte:
Ik ga je egt weer kk dood maken jonge gvd. [49]
9.44
uur: de verdachte aan [medeverdachte 9]
: Jo die kankerbolle heeft jou de verkeerde gebr8, wil je nu om een zwarte . [50]
9.49
uur: de verdachte aan [medeverdachte 9] :
Ja hij heeft al klappen gehad, van die baas daar. Kan je die achter lossen of ga die zwarte halen. [51]
9.5
uur: [medeverdachte 9] aan de verdachte:
Hoe dan kk ctr staat er al op. [52]
9.59
uur: [medeverdachte 9] aan de verdachte:
ja zou wel moet kk homo zirg iig dat ik 1 uur die ding terug heb. [53]
Gelet op deze sms-berichten tussen de verdachte en [medeverdachte 9] en voornoemde verklaringen van [medeverdachte 9] gaat het hof ervan uit dat [medeverdachte 9] met de bijnaam [verdachte] bedoelt. Het hof neemt hierbij ook in aanmerking dat [medeverdachte 9] , zoals reeds eerder overwogen, heeft verklaard de gebruiker van het telefoonnummer [telefoonnummer 10] [verdachte] te noemen.
[betrokkene 2] heeft verder verklaard dat hij samen met een onbekende man in zijn vrachtwagen naar de omkoppelplaats is gereden. Deze onbekende man had hem eerder al verteld dat [betrokkene 2] daar zijn eigen oplegger moest afkoppelen en een andere oplegger moest ophalen. Toen ze bij de omkoppelplaats aankwamen, stond de andere vrachtwagen al te wachten. In die vrachtwagen zaten twee manspersonen. Na het omkoppelen is de bijrijder van de andere vrachtwagen bij [betrokkene 2] ingestapt. Hij kreeg nog te horen dat zijn oplegger een verkeerde kleur had en dat hij de volgende keer een witte oplegger moest meenemen. [54] Aan [betrokkene 2] is een foto getoond van [medeverdachte 8] . Hij herkent hem als de bijrijder die, vanuit de andere vrachtwagen, bij hem is ingestapt bij het omkoppelpunt. [55]
Op het moment dat de aanwezigen in de loods aan de [adres 4] betrokken zijn bij het lossen van de lading uit de container betreedt de politie om 11.15 uur de betreffende loods. [betrokkene 2] , [medeverdachte 8] , [betrokkene 3] en [betrokkene 4] werden aangehouden. [56] In de fouillering van [medeverdachte 8] werd het afhaalbewijs, op naam van [medeverdachte 9] , van de desbetreffende container aangetroffen. [57] In de loods wordt op een vorkheftruck een ongeopende doos uit de container aangetroffen. Deze doos wordt door de politie teruggeplaatst in de container en de gehele container wordt in beslag genomen. Later die dag werden in de in beslag genomen container met nummer ‘SUDU 6947665’ 25 pallets aangetroffen met daarop cilindervormige dozen waarin volgens het etiket ananassap zat. Twee van deze pallets waren afwijkend in die zin dat in een tweetal cilindervormige dozen een hoeveelheid van 972 pakketten met in totaal een bruto inhoud van 1.143,95 kilogram [58] , met blijkens de bemonstering van het NFI een inhoud van netto 1.105,46 kilogram cocaïne [59] , werd aangetroffen en inbeslaggenomen. [60]
1.3.3.3 Na de vondst van de cocaïne
[medeverdachte 9] heeft verklaard dat hij zijn eigen trailer en container na enige uren weer terug zou krijgen. Ze hadden afgesproken bij het tankstation in de buurt van Stabroek. Hij heeft ze nooit meer gesproken. [61] De volgende sms-berichten zijn hierna door [medeverdachte 9] verstuurd:
12.26
uur: [medeverdachte 9] aan de verdachte:
Ho ver ben je heb em zo nodig. [62]
12.46
uur: [medeverdachte 9] aan [medeverdachte 8] :
Waar zijn jullie. [63]
19.23
uur: [medeverdachte 9] aan de verdachte:
ik ga jullie vinden vriend let op mijn woorden !!!! [64]
Het hof is, gelet op het hiervoor overwogene, van oordeel dat de verdachte [medeverdachte 9] heeft geregeld voor het ophalen van de container met cocaïne in de haven van Antwerpen. [verdachte] heeft op de desbetreffende dag [medeverdachte 8] naar een afgesproken plek toegebracht, waarna [medeverdachte 8] als bijrijder bij [medeverdachte 9] is ingestapt. [medeverdachte 9] heeft vervolgens ook daadwerkelijk de cocaïne opgehaald, waarna hij zijn oplegger met container omgewisseld heeft met de oplegger van [betrokkene 2] . [medeverdachte 8] is op dat moment overgestapt naar de vrachtwagen van [betrokkene 2] . Ze zijn vervolgens naar de loods in Raamsdonksveer gereden, waarna ze daar door de politie zijn aangehouden.
Uit de OVC in de Citroën C3 met kenteken [kenteken 4] volgt vervolgens dat de verdachte en [medeverdachte 10] in ieder geval op 21 december 2015 vanaf 16.53 uur samen in deze auto zitten. [65] Uit een analyse van de bakengegevens blijkt dat de Citroën C3 op 21 december 2015 de hele dag in Roosendaal is en omstreeks 19.00 uur vanuit Roosendaal vertrekt naar de directe omgeving van het Mathenesserplein in Rotterdam waar de auto omstreeks 19.30 uur aankomt. Omstreeks 21.15 uur vertrekt de Citroën C3 vanuit Rotterdam en rijdt via Utrecht naar Arnhem, waarna hij omstreeks 22.15 uur bij Zevenaar de grens met Duitsland oversteekt. [66]
De verdachte voert die dag met [medeverdachte 10] in de auto diverse gesprekken die naar het oordeel van het hof eveneens wijzen op betrokkenheid bij de tenlastegelegde invoer van cocaïne. Zo wordt onder meer om 17.34 uur het volgende gesprek gevoerd:
[medeverdachte 10] :
Weet je wat jij nou moet doen?... Wij moeten weten.. die chauffeur.. De chauffeur die moet niet zeggen dat hij de vracht reed. Nu het nog kan. Jullie moeten niet zeggen dat het gekoppeld is.De verdachte:
Euhh.. de dinges weet je ook niet. In de haven, in de haven komt zijn/haar naam niet voor.[medeverdachte 10] :
Je bent gek man.De verdachte:
Hij moet zich toch legitimeren?(..) [medeverdachte 10] :
Wat moeten we nu doen?(..) [medeverdachte 10] :
Hoeveel mensen zijn nu gepakt denk je?De verdachte:
Drie, vier. Minimaal vier denk ik.[medeverdachte 10] :
Broer, luister ‘s, wij moeten met hen praten. Ik wil weten wat zij gedaan hebben nadat wijzelf weggingen/vertrokken? Hebben zij daar staan wachten? (Stilte) Bel die [betrokkene 6] (fon.) nou’s even op, broer.(..) [medeverdachte 10] :
Zullen we naar Duitsland gaan? (stilte)De verdachte:
Nu? Ja.[medeverdachte 10] :
Maar dan moeten we naar Eindhoven, moet ik met m’n vrouw gaan praten.De verdachte:
En dan?[medeverdachte 10] :
Dan ga ik zeggen we hebben problemen, wij moeten weg, maar ja, (NTV) kan ook, hier met die problemen dus. (NTV). [67]
Om 18.01 uur wordt het volgende gezegd: [medeverdachte 10] :
Nee man, het is precies als een film gegaan, potverdorie. Precies voor onze ogen. (NTV) de politie, maar het heeft niet aangehouden, dat is toch raar? Raar of niet maat?De verdachte:
Hè?[medeverdachte 10] :
Wij zijn ook uit hun handen gered, wat is er nou gebeurd?De verdachte:
Ja.[medeverdachte 10] :
Wat is er met zijn/haar omdraaien gebeurd? Zij stopten achter elkaar, ze kunnen niet meer terugdraaien natuurlijk allemaal achter elkaar hè? Het is voor hen verwarrend geworden, ja toch? Zij gingen allemaal via dezelfde weg, weet je broer? Als wij daar niet naar binnen waren gegaan, dan zouden we die klus hebben moeten opgeven, weet je? [68] Ook wordt in de gesprekken gesproken over dat ze naar Rotterdam gaan [69] , dat er met de [medeverdachte 1] is gepraat [70] en dat de [medeverdachte 1] nou zou kunnen denken van: ‘hé vriend, waarom hebben jullie ervoor gezorgd dat dit in het dossier terechtkwam?’ [71] en dat ze blij zijn dat er geen wapens (..). [72]
Om 23.07 uur wordt voorts het volgende gezegd:
De verdachte:
(NTV) Hij zei van, ‘vriend hoe laat morgen?’(fluit van verbazing).[medeverdachte 10] :
Als het geld was gekomen, morgen.De verdachte:
Hij vroeg mij van, ‘wat wil jij? Groot geld of klein geld?’ echt waar joh, dat zei hij tegen mij toen we buiten waren.[medeverdachte 10] :
Was fijn geweest als (NTV) euro was gekomen!De verdachte:
(NTV) Maat, is goed, rond vier vijf. (NTV).[medeverdachte 10] :
Het was wel mooi geweest als € 300.000,- was gekomen?De verdachte:
Natuurlijk mattie (fon.) is goeie (NTV).[medeverdachte 10] :
Weet je wat voor gedachte ik had? Echt waar joh, ik zweer het, van die € 300.000,- wilde ik 60% voor jou dingesssen. Dat wilde ik zelf aan jou voorstellen. 40% - 60%. Begrijp je? Snap je wat ik bedoel?De verdachte:
Ja. [73] en om 23.12 uur wordt er gesproken over dat ‘ze’ een grote klap hebben gekregen en dat de politie dit niet met rust zal laten want 1000 stuks van € 49.000,00 en 1000 keer 10.000 is tien miljoen. [74]
In de hierop volgende dagen worden er nog meer gesprekken gevoerd in de Citroën C3 tussen de verdachte en [medeverdachte 10] , waarin onder meer door [medeverdachte 10] wordt gezegd:
Hoe hebben deze lui nou potverdorie die 1000 kilo laten inladen [75] en door de verdachte dat er 25 pallets waren en dat er 2 pallets anders waren. [76] Opvallend is ook dat [medeverdachte 10] op 22 november 2015 om 19.22 uur het volgende tegen de verdachte zegt:
[medeverdachte 10] :
misschien een werker van hem of zo die hebt hun gewoon genaaid. Hij is toch aan het coördineren, coördineren? Jij zegt bijvoorbeeld tegen mij dat ik iets moet coördineren en wat doe ik dan? Ik coördineer het wel, maar op de achtergrond druk ik wel op de telefoon! (..) [medeverdachte 10] :
Begrijp je het of niet? Dus [betrokkene 7] gaat werken, krijgt zijn geld, en gaat naar huis. Maar zij pakken zijn 1000 lira (lees: euro) af en gaan hem vervolgens de volgende dag tippen! Snap je wat ik bedoel? Deze is precies zo een persoon. Hij is uit op zijn ondergang. Hij is uit op zijn ondergang, maar hierdoor worden zowel hij als wijzelf benadeeld. Snap je? Dus één enkel mannetje van hem heeft ons allemaal genaaid/belazerd omdat hij verantwoordelijk komt. [77]
Op 25 december 2015 omstreeks 15.40 uur komt de Citroën C3 dan vervolgens vanuit Duitsland bij Roermond Nederland weer binnen waarna hij via Eindhoven en Antwerpen door Zeeuws-Vlaanderen naar Middelburg rijdt. [78]
Gelet op de hiervoor aangehaalde door de verdachte en [medeverdachte 10] gevoerde OVC-gesprekken en het peilbaken onder de Citroën C3 gaat het hof ervan uit dat de verdachte nadat hij op de hoogte raakte van de inval door de politie in de loods in Raamsdonksveer, [medeverdachte 10] hiervan op de hoogte heeft gesteld en samen met [medeverdachte 10] via Rotterdam naar Duitsland is gevlucht. In Rotterdam is er kennelijk met de [medeverdachte 1] gepraat. Ook was [medeverdachte 10] bang dat de chauffeur [
het hof begrijpt:
[medeverdachte 9]] hem aan het transport zou linken. Er moet niet gezegd worden dat er gekoppeld is.
Ook de wetenschap bij de verdachte van het aantal van 25 pallets, waarvan er twee anders waren duidt op betrokkenheid van de verdachte. In Raamsdonksveer zijn tussen de 25 pallets met ananassap immers twee pallets met cocaïne aangetroffen. De stelling van de verdediging dat de verdachte deze wetenschap van andere bronnen dan zichzelf heeft, acht het hof onaannemelijk. Immers, in het door de verdediging genoemde persbericht daterend van 22 december 2015, 16.07 uur, is opgenomen ‘Het ananassap zat in zakken en twee zakken zagen er anders uit dan de rest’, terwijl de verdachte in een gesprek op 22 december 2015, vanaf 19.07 uur, zegt ‘25 pallets, 2 pallets zijn anders’. Dat de verdachte de informatie over het aantal pallets eerder van [medeverdachte 9] heeft vernomen acht het hof evenmin aannemelijk, mede gelet op de omstandigheid dat de verdachte zelf ter terechtzitting in hoger beroep heeft verklaard dat hij de informatie ‘25 pallets, 2 pallets zijn anders’ heeft vernomen van Omroep Brabant.
Het hof stelt eveneens vast dat de verdachte kennelijk had verwacht (en hierover ook afspraken had gemaakt voorafgaand aan 21 december 2015) dat hij € 300.000,00 zou verdienen aan de invoer van de cocaïne.
1.3.3.4 Verklaring verdachte ter terechtzitting in hoger beroep
In hoger beroep heeft de verdachte een deels bekennende (schriftelijke) verklaring afgelegd. Hij heeft daartoe verklaard dat hij betrokken was bij de invoer van de cocaïne, dat hij wat extra wilde verdienen en dat hij derhalve op zoek was naar een ‘klus’. Hij heeft de chauffeur, [medeverdachte 9] , geregeld die de container van het terrein heeft gereden en ergens heeft gebracht waar de container is omgewisseld. Hij wist dat er in de container drugs zouden zitten, maar hij wist niet hoeveel. Hij heeft ontmoetingen gehad met [medeverdachte 7] , die op de motor kwam. Het was [medeverdachte 7] die hem de opdracht gaf om een chauffeur te regelen. Voor het regelen van de chauffeur zou hij € 300.000,00 krijgen. Hij heeft [medeverdachte 3] ook ontmoet. De sms-berichten tussen hem en [medeverdachte 9] op 20 december 2015 gaan over de planning van de container die is aangetroffen in Raamsdonksveer. Hij heeft een afspraak gemaakt met [medeverdachte 9] bij de Shell en die ontmoeting heeft ook plaatsgevonden. Hij heeft de planning van 21 december 2015 van Rotterdam, [medeverdachte 7] , gekregen. Met Rotterdam wordt [medeverdachte 7] bedoeld. Hij heeft geregeld dat een vriend van hem, [medeverdachte 8] , met de chauffeur meereed. Tenslotte heeft hij verklaard dat als je een klus krijgt en je wilt die klus klaren, dat je een borg moet laten zien. De verdachte heeft ten behoeve van de onderhavige zaak een borg laten zien. [79]
1.3.3.5 Conclusie feit 1
Het hof komt gelet op de (deels) bekennende verklaring van de verdachte en gelet op de overige voornoemde bewijsmiddelen tot een bewezenverklaring van de onder 1 tenlastegelegde invoer van cocaïne tezamen en in vereniging met anderen. Anders dan de verdediging, stelt het hof vast dat het niet anders kan zijn dan dat voornoemde OVC- en tapgesprekken allen zien op de invoer van cocaïne, waaronder deze partij. De verdachte heeft voorafgaand aan de vondst, vlak na de vondst en in de dagen na de vondst van de cocaïne veelvuldig contact gehad over zaken aangaande dit transport. Het hof is gelet op de bewijsmiddelen van oordeel dat de verdachte een substantiële rol had voor het realiseren van de invoer van de cocaïne. Deze rol bestond, zoals de verdachte zelf heeft verklaard, niet enkel uit het regelen van een chauffeur; hij benaderde ook mensen zoals [medeverdachte 3] , [medeverdachte 4] en [medeverdachte 7] . Verdachte heeft voorts [medeverdachte 8] op de dag van het transport naar een parkeerplaats gebracht. Hij heeft geregeld dat [medeverdachte 8] met de chauffeur meereed. Daarnaast is de verdachte betrokken geweest bij ‘werkzaamheden’ nadat de container werd omgewisseld, zoals blijkt uit het sms verkeer tussen hem en [medeverdachte 9] over het terugbrengen van de oplegger van de vrachtwagen. Daarmee is de rol van de verdachte, anders dan de verdediging stelt, niet vergelijkbaar met die van een ‘uithaler’.
Het hof heeft op grond van de bewijsmiddelen niet kunnen vaststellen dat de verdachte opzettelijk 1.015,46 kilogram cocaïne binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht; uit het dossier blijkt eerder van contra-indicaties dat de verdachte precies wist hoeveel kilogram cocaïne er zou worden ingevoerd.
1.3.4
Feit 2 – leiding geven/deelneming aan een criminele organisatie
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat hij in de periode van 1 januari 2015 tot en met 21 december 2015 (als leider) heeft deelgenomen aan een criminele organisatie. Tot die organisatie zouden [medeverdachte 9] , [medeverdachte 10] , [medeverdachte 8] en/of een of meer tot nog toe onbekend gebleven natuurlijke perso(o)n(en) behoord hebben. De organisatie zou gericht zijn op het plegen van misdrijven als bedoeld in artikel 10, vijfde lid, van de Opiumwet.
1.3.4.1 Algemene overweging criminele organisatie
Het hof stelt voorop dat onder een organisatie in de zin van artikel 11a (oud) van de Opiumwet (als logische specialis van artikel 140 Sr) moet worden verstaan een samenwerkingsverband, met een zekere duurzaamheid en structuur, tussen de verdachte en ten minste één andere persoon. Niet is vereist dat daarbij komt vast te staan dat een persoon, om als deelnemer aan die organisatie te kunnen worden aangemerkt, moet hebben samengewerkt met, althans bekend moet zijn geweest met alle andere personen die deel uitmaken van de organisatie of dat de samenstelling van het samenwerkingsverband steeds dezelfde is (vgl. HR 20 maart 2018, ECLI:NL:HR:2018:378).
Voor het bewijs van zo een structureel samenwerkingsverband is niet noodzakelijk dat binnen de groep gemeenschappelijke regels en een gemeenschappelijke doelstelling hebben bestaan, waaraan individuele leden gebonden waren en door welke gemeenschappelijkheid op die deelnemers druk werd, of kon worden, uitgeoefend zich aan die regels te houden en zich aan die doelstelling gebonden te achten. Geweld of dreiging met geweld is daarin ook geen factor van doorslaggevend belang. Gezagsverhoudingen (hiërarchie), rolverdeling, regels en een onder een gemeenschappelijke naam of gemeenschappelijk optreden tegenover derden zijn ook niet vereist. Niettemin kunnen gemeenschappelijke regels, het voeren van overleg, gezamenlijke besluitvoering, een taakverdeling, een bepaalde hiërarchie en/of geledingen c.q. handhaving van die hiërarchie door middel van geweld of dreiging met geweld wel sterke aanwijzingen opleveren voor het bestaan van een dergelijk samenwerkingsverband.
Een organisatie in vorenbedoelde zin wordt pas een criminele organisatie als vast komt te staan dat deze organisatie het oogmerk heeft op – als het gaat om een organisatie als bedoeld in artikel 11a (oud) van de Opiumwet – de (voorbereiding van) handel, productie of in- en uitvoer van Opiumwetmiddelen. Het oogmerk van een dergelijke organisatie moet zijn gericht op het plegen van dit soort misdrijven, maar niet is vereist dat het plegen van misdrijven de voornaamste bestaansgrond van de organisatie is (HR 15 juni 2010, ECLI:NL:HR:2010:BK6148). Het oogmerk ziet op het feitelijke en gewenste doel van de organisatie. Daarbij is voor een bewezenverklaring voldoende dat het plegen van misdrijven wordt beoogd, zodat nog geen aanvang hoeft te zijn gemaakt met het daadwerkelijke plegen daarvan. Voor bewijs van het bestanddeel "oogmerk" zal onder meer betekenis kunnen toekomen aan misdrijven die in het kader van de organisatie reeds zijn gepleegd, aan het meer duurzaam of gestructureerde karakter van de samenwerking, zoals daarvan kan blijken uit de onderlinge verdeling van werkzaamheden of onderlinge afstemming van activiteiten van deelnemers binnen de organisatie met het oog op het bereiken van het gemeenschappelijke doel van de organisatie, en, meer algemeen, aan de planmatigheid of stelselmatigheid van de met het oog op dit doel verrichte activiteiten van deelnemers binnen de organisatie (HR 15 mei 2007, ECLI:NL:HR:2007:BA0502, NJ 2008/559).
Volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad is sprake van deelneming aan een organisatie als hiervoor bedoeld als de verdachte behoort tot het samenwerkingsverband én als de verdachte een aandeel heeft in, dan wel ondersteunt, gedragingen die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het hiervoor bedoelde oogmerk.
Elke bijdrage aan een organisatie kan strafbaar zijn. Een dergelijke bijdrage kan bestaan uit het (mede)plegen van enig misdrijf, maar ook uit het verrichten van hand- en spandiensten die op zichzelf niet strafbaar zijn, zolang van bovenbedoeld aandeel of ondersteuning kan worden gesproken. In het bestanddeel deelneming ligt tevens het opzet van de verdachte besloten. Redelijke wetsuitleg brengt volgens de Hoge Raad mee dat voor "deelneming" voldoende is dat de verdachte in zijn algemeenheid weet (in de zin van onvoorwaardelijk opzet) dat de organisatie tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven.
Het opzet van de verdachte moet dus zijn gericht op het deelnemen aan de organisatie. Volgt uit de bewijsvoering dat de verdachte een aan de verwezenlijking van het oogmerk van de organisatie bijdragende of ondersteunende handeling heeft verricht, dan ligt daarin zijn wetenschap met betrekking tot dat oogmerk besloten.
1.3.4.2 Overwegingen ten aanzien van de verdachte
Op basis van de onder feit 1 gebezigde bewijsmiddelen, is het hof van oordeel dat in de periode 1 januari 2015 tot en met 21 december 2015 sprake was van een duurzaam en gestructureerd samenwerkingsverband tussen de verdachte, [medeverdachte 9] , [medeverdachte 10] , [medeverdachte 8] en onbekend gebleven andere personen. Er vonden ontmoetingen plaats ten behoeve van het voeren van overleg. Niet iedere verdachte was bij elke ontmoeting of gesprek aanwezig, er werd in wisselende samenstellingen gewerkt. Voorts bestond een onderlinge taakverdeling tussen voornoemde personen. Zoals hiervoor overwogen had de verdachte een substantiële rol bij het realiseren van de invoer van de cocaïne. Hij regelde niet alleen de chauffeur, maar benaderde bijvoorbeeld ook andere personen. De verdachte en [medeverdachte 10] hadden een grotere rol bij het leggen van de benodigde contacten en er was sprake van een grotere betrokkenheid van [medeverdachte 9] , [medeverdachte 8] en de verdachte bij het daadwerkelijk ophalen van de container met cocaïne in Antwerpen. Binnen de organisatie was aldus sprake van een zekere structuur. Het hof wil aannemen dat sprake was van aparte groepjes personen (in aanverwante onderzoeken) die allen een bijdrage hebben geleverd aan de invoer van de cocaïne, maar die omstandigheid doet niet af aan het oordeel dat sprake was van een samenwerkingsverband tussen voornoemde personen. Het verweer van de verdediging wordt mitsdien verworpen.
Dit samenwerkingsverband was voorts gericht op de invoer van een aanzienlijke partij cocaïne vanuit Zuid-Amerika. De organisatie had aldus als oogmerk het plegen van een misdrijf als bedoeld in artikel 10, vijfde lid, van de Opiumwet.
De verdachte en [medeverdachte 10] hadden een meer coördinerende rol dan (bijvoorbeeld) [medeverdachte 9] en [medeverdachte 8] . Het hof is echter van oordeel dat de rol die zowel de verdachte als [medeverdachte 10] had, niet kan worden aangemerkt als die van leider. Zo is het hof niet gebleken dat de verdachte het feitelijk voor het zeggen had of dat hij – anders dan eventueel ter uitvoering van de taken die hij had – zodanige initiatieven nam, taken verdeelde, opdrachten gaf, sanctioneerde of opbrengsten van de criminele activiteit verdeelde, dat hij daarmee als leider van de criminele organisatie kan worden gezien.
1.3.4.3 Conclusie feit 2
Het hof acht aldus bewezen dat de verdachte samen met [medeverdachte 10] , [medeverdachte 9] , [medeverdachte 8] en onbekend gebleven personen heeft deelgenomen aan een organisatie die als oogmerk had het plegen van een misdrijf als bedoeld in artikel 10, vijfde lid, van de Opiumwet.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 primair bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van een misdrijf als bedoeld in artikel 10, vijfde lid, van de Opiumwet.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. De feiten zijn strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
Het standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft – rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte – gevorderd dat het hof de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van zes jaren en zes maanden met aftrek van voorarrest.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft een strafmaatverweer gevoerd. Daartoe heeft zij het of verzocht om bij de strafoplegging rekening te houden met de beperkte rol van de verdachte, welke rol vergelijkbaar was met die van ‘uithaler’. Hij was betrokken bij een klein deel van de invoer. In dat kader heeft zij gewezen op jurisprudentie. Voorts heeft zij naar voren gebracht dat sprake is van een forse overschrijding van de redelijke termijn, dat de verdachte geen relevante documentatie heeft en dat hij na de onderhavige zaak niet meer met politie en justitie in aanraking is geweest. De verdediging heeft nog gewezen op het reclasseringsrapport en op de proceshouding van de verdachte, in die zin dat hij een bekennende verklaring heeft afgelegd. De verdachte heeft, na een heftige arrestatie, dertien maanden in voorarrest gezeten met een periode van beperkingen. De verdachte heeft afstand genomen van de contacten die hij had. Als de verdachte opnieuw gedetineerd raakt, raakt hij zijn baan kwijt en heeft dit gevolgen voor zijn eigen bedrijf. Gelet hierop verzoekt de verdediging het hof een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, waarbij het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan het voorarrest, eventueel in combinatie met een werkstraf.
Het oordeel van het hof
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Het hof heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich tezamen en in vereniging schuldig gemaakt aan de invoer van een aanzienlijke hoeveelheid cocaïne. De verdachte was op verschillende momenten betrokken bij voornoemde invoer. Zo was hij betrokken bij de voorbesprekingen van de invoer, in die zin dat hij verschillende personen benaderde en daarmee ontmoetingen had. Hij regelde daarnaast bijvoorbeeld ook een chauffeur die de container met de partij cocaïne, welke container per schip van Zuid-Amerika naar Antwerpen werd vervoerd, ophaalde met een vrachtwagen. Het betrof bovendien een enorme hoeveelheid cocaïne. Voorts heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan deelneming aan een criminele organisatie die was gericht op de invoer van voornoemde partij cocaïne.
De verdachte heeft met diens handelen bijgedragen aan de handel in cocaïne. Hierdoor heeft hij ook bijgedragen aan de instandhouding van het illegale drugscircuit, welk circuit een ontwrichtende werking heeft op de samenleving. Algemeen bekend is dat de handel van (hard)drugs gepaard gaat met (zware) criminaliteit, gevaar voor de omgeving en milieuschade. Bovendien gaat er van drugshandel een ondermijnend en corrumperend effect uit. Boven- en onderwereld raken steeds meer met elkaar vermengd. Niet alleen worden grote sommen crimineel geld geïnvesteerd in legale activiteiten, maar ook worden medewerkers van – bijvoorbeeld – op zichzelf bonafide bedrijven, zoals havenbedrijven, omgekocht en ingezet voor de drugshandel. Het gebruik van drugs heeft ook nadelige maatschappelijke gevolgen zoals gezondheidsschade voor gebruikers. Verdachte heeft verklaard dat hij destijds geld nodig had en aldus op zoek was naar een ‘klus’. Daarmee heeft hij bij het plegen van de feiten gehandeld uit puur winstbejag en heeft zich niets aangetrokken van de belangen van de maatschappij.
Hoewel het hof, anders dan de verdediging, van oordeel is dat de rol die de verdachte bij de invoer van de cocaïne had, niet vergelijkbaar is met die van ‘uithaler’, is het wel van oordeel dat zijn rol beperkter was dan is gesteld door het Openbaar Ministerie. Mede gelet daarop is het hof gekomen tot een vrijspraak van ‘leider’ van een criminele organisatie.
Bij de bepaling van de duur van de straf houdt het hof in het voordeel van verdachte rekening met de omstandigheid dat hij, blijkens het hem betreffende uittreksel van de Justitiële Documentatie d.d. 7 februari 2023, niet eerder (onherroepelijk) is veroordeeld ter zake van enig soortgelijk strafbaar feit.
Verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep deels verantwoordelijkheid genomen voor zijn daden en spijt betuigd.
Voorts heeft het hof gelet op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Uit het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep alsmede uit het reclasseringsrapport d.d. 13 maart 2023 is gebleken dat verdachte zijn leven thans op de rit heeft.
Gelet op het vorenstaande acht het hof in beginsel een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren met aftrek van voorarrest, passend en geboden.
Een gevangenisstraf zoals voorgesteld door de verdediging, te weten waarbij het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan het voorarrest eventueel in combinatie met een werkstraf, doet naar het oordeel van het hof geen recht aan de ernst van het bewezenverklaarde.
Redelijke termijn
Het hof heeft zich tevens rekenschap gegeven van de redelijke termijn. Het hof stelt voorop dat elke verdachte recht heeft op een openbare behandeling van zijn zaak binnen een redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 EVRM. Deze waarborg strekt er onder meer toe te voorkomen dat een verdachte langer dan redelijk is onder de dreiging van een strafvervolging zou moeten leven. Deze termijn vangt aan vanaf het moment dat vanwege de Nederlandse Staat jegens de betrokkene een handeling is verricht waaraan deze in redelijkheid de verwachting kan ontlenen dat tegen hem of haar ter zake van een bepaald strafbaar feit door het Openbaar Ministerie een strafvervolging zal worden ingesteld.
Bij de vraag of sprake is van een schending van de redelijke termijn moet rekening worden gehouden met de omstandigheden van het geval, waaronder begrepen de processuele houding van verdachte, de aard en ernst van het ten laste gelegde, de ingewikkeldheid van de zaak en de mate van voortvarendheid waarmee deze strafzaak door de justitiële autoriteiten is behandeld.
In de onderhavige zaak is de redelijke termijn aangevangen op 5 januari 2016, de dag waarop verdachte in verzekering is gesteld. De rechtbank heeft vonnis gewezen op 3 december 2018. De behandeling in eerste aanleg is derhalve niet afgerond met een eindvonnis binnen twee jaren na de aanvang van de hiervoor genoemde termijn. Er is in eerste aanleg sprake van een overschrijding van de redelijke termijn met ongeveer 11 maanden.
Verdachte heeft op 11 december 2018 hoger beroep ingesteld. Het hof wijst dit arrest op 20 april 2023. In hoger beroep is aldus sprake van een forse termijnoverschrijding, nu de behandeling in hoger beroep niet is afgerond met een eindarrest binnen twee jaren na het instellen van het hoger beroep. Deze overschrijding van de redelijke termijn bedraagt ongeveer twee jaren en vier maanden.
Het hof ziet in voornoemde overschrijdingen aanleiding om een lagere straf op te leggen dan het zou hebben gedaan zonder die termijnoverschrijdingen. Het hof is van oordeel dat, indien de redelijke termijn niet zou zijn overschreden, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren, met aftrek van voorarrest, op zijn plaats zou zijn geweest. Rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn van berechting, zal het hof een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vier jaren opleggen.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Inbeslaggenomen goederen
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat het hof de inbeslaggenomen auto verbeurd kan verklaren. De verdediging heeft omtrent het beslag geen standpunt ingenomen.
Het hof is van oordeel dat de inbeslaggenomen auto niet verbeurdverklaard kan worden op grond van artikel 33a van het Wetboek van Strafrecht, nu het goed niet vatbaar is voor verbeurdverklaring. Het hof gelast derhalve de teruggave van de Citroën C3 aan de verdachte.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 10 en 11b van de Opiumwet, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 primair en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) jaren.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten: 1 personenauto, Citroën C3 2011, kleur grijs, kenteken [kenteken 4] , goednummer G14F0132.
Aldus gewezen door:
mr. C.P.J. Scheele, voorzitter,
mr. A.M.G. Smit en mr. M.M. Koevoets, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. L.G. Gersen, griffier,
en op 20 april 2023 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een paginanummer, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een pagina van het eindproces-verbaal met onderzoeksnummer ZBRAA15003 uit een van de ordners in het onderzoek ‘Nijlgans’ van de regionale eenheid politie Zeeland-West-Brabant, Dienst Regionale Recherche, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Persoonsdossier [medeverdachte 10] , p. 41, proces-verbaal van bevindingen identificatie [medeverdachte 10] .
3.Persoonsdossier [medeverdachte 10] , p. 42, proces-verbaal van bevindingen identificatie [medeverdachte 10] .
4.Persoonsdossier [medeverdachte 10] , p. 50-51, proces-verbaal stemherkenning.
5.BOB-dossier, p. 1003-1004, proces-verbaal aanvraag verlenging bevel opnemen (tele)communicatie.
6.Persoonsdossier [medeverdachte 10] , p. 18-19, proces-verbaal stemherkenning.
7.Persoonsdossier [medeverdachte 10] , p. 20-21, proces-verbaal stemherkenning.
8.Persoonsdossier [verdachte] , p. 93, proces-verbaal stemherkenning.
9.BOB-dossier, p. 434-436, proces-verbaal stemherkenning.
10.Persoonsdossier [medeverdachte 9] , p. 48, proces-verbaal van verhoor verdachte.
11.Persoonsdossier [medeverdachte 9] , p. 28, proces-verbaal van verhoor verdachte.
12.Persoonsdossier [medeverdachte 9] , p. 48, proces-verbaal van verhoor verdachte.
13.Zaaksdossier cocaïne, p. 384-397, proces-verbaal bevindingen.
14.Zaaksdossier cocaïne, p. 123-125, proces-verbaal van bevindingen.
15.Zaaksdossier cocaïne, p. 75-80, tapgesprek sessie 88.
16.Zaaksdossier cocaïne, p. 95, tapgesprek sessie 194.
17.Zaaksdossier cocaïne, p. 103, tapgesprek sessie 723.
18.Zaaksdossier cocaïne, p. 105, tapgesprek sessie 1093.
19.Zaaksdossier cocaïne, p. 123-129, proces-verbaal van bevindingen.
20.Zaaksdossier cocaïne, p. 129, tapgesprek sessie 1967.
21.Zaaksdossier cocaïne, p. 165, tapgesprek sessie 2734.
22.Zaaksdossier cocaïne, p. 175, tapgesprek sessie 3227.
23.Zaaksdossier cocaïne, p. 176, tapgesprek sessie 3254.
24.Zaaksdossier cocaïne, p. 179-180, proces-verbaal observatie.
25.Zaaksdossier cocaïne, p. 181, tapgesprek sessie 3276.
26.Zaaksdossier cocaïne, p. 185, tapgesprek sessie 3646.
27.Zaaksdossier cocaïne, p. 191-192, tapgesprek sessie 3898.
28.Zaaksdossier cocaïne, p. 193-195, tapgesprek sessie 3904.
29.Zaaksdossier cocaïne, p. 248, tapgesprek sessie 5332.
30.Zaaksdossier cocaïne, p. 249, tapgesprek sessie 5377.
31.Zaaksdossier cocaïne, p. 257-265, proces-verbaal observeren.
32.Zaaksdossier cocaïne, p. 266-269, tapgesprek sessie 6844.
33.Zaaksdossier cocaïne, p. 277-279, proces-verbaal observatie.
34.Persoonsdossier [medeverdachte 9] , p. 38, proces-verbaal van verhoor verdachte.
35.Persoonsdossier [medeverdachte 9] , p. 46-47, proces-verbaal van verhoor verdachte.
36.Persoonsdossier [medeverdachte 9] , p. 46 en p. 39, proces-verbaal van verhoor verdachte.
37.Zaaksdossier cocaïne, p. 317, tapgesprek sessie 479.
38.Zaaksdossier cocaïne, p. 327, tapgesprek sessie 497.
39.Zaaksdossier cocaïne, p. 332, tapgesprek sessie 513.
40.Zaaksdossier cocaïne, p. 334, tapgesprek sessie 515.
41.Zaaksdossier cocaïne, p. 342, tapgesprek sessie 535.
42.Persoonsdossier [medeverdachte 9] , p. 48-49, 61, proces-verbaal van verhoor verdachte.
43.Zaaksdossier Delight, p. 3, proces-verbaal van observatie.
44.Persoonsdossier [medeverdachte 9] , p.61-62, proces-verbaal van verhoor verdachte.
45.Zaaksdossier cocaïne, p.353-354, proces-verbaal van bevindingen.
46.Persoonsdossier [medeverdachte 9] , p. 62-63, proces-verbaal van verhoor verdachte.
47.Zaaksdossier Delight, p. 20-22, proces-verbaal observeren.
48.Persoonsdossier [medeverdachte 9] , p. 38 en 62, proces-verbaal van verhoor verdachte.
49.Zaaksdossier cocaïne, p. 414, tapgesprek sessie 607.
50.BOB-dossier, p. 513, tapgesprek sessie 608.
51.Zaaksdossier cocaïne, p. 418, tapgesprek sessie 612.
52.Zaaksdossier cocaïne, p.419, tapgesprek sessie 613.
53.Zaaksdossier cocaïne, p. 423, tapgesprek sessie 617.
54.Persoonsdossier [betrokkene 2] , p. 26, proces-verbaal van verhoor verdachte.
55.Persoonsdossier [betrokkene 2] , p. 29 en 32, proces-verbaal van verhoor verdachte.
56.Zaaksdossier Delight, p. 30-31, proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming.
57.Persoonsdossier [medeverdachte 8] , p. 30, proces-verbaal van verhoor verdachte.
58.Zaaksdossier cocaïne, p. 453, proces-verbaal sporenonderzoek.
59.Zaaksdossier Delight, p. 187, proces-verbaal, zaaksdossier cocaïne, p. 542-549, proces-verbaal sporenonderzoek en zaaksdossier cocaïne, p. 553-555, rapport NFI identificatie van drugs precursoren.
60.Zaaksdossier Delight, p. 52-53, proces-verbaal van bevindingen.
61.Persoonsdossier [medeverdachte 9] , p. 63, proces-verbaal van verhoor verdachte.
62.Zaaksdossier cocaïne, p. 425, tapgesprek sessie 620.
63.Zaaksdossier cocaïne, p. 430, tapgesprek sessie 3.
64.Zaaksdossier cocaïne, p. 439, tapgesprek sessie 239.
65.Zaaksdossier cocaïne, p.476, OVC 131.
66.Aanvullend dossier Nijlgans, p. 35, proces-verbaal van bevindingen.
67.Zaaksdossier cocaïne, p. 477, OVC 133.
68.Zaaksdossier cocaïne, p. 478-479, OVC 135.
69.Zaaksdossier cocaïne, p. 480, OVC 136.
70.Zaaksdossier cocaïne, p. 481, OVC 141.
71.Zaaksdossier cocaïne, p. 484-485, OVC 169.
72.Zaaksdossier cocaïne, p. 484-485, OVC 169.
73.Zaaksdossier cocaïne, p. 486-487, OVC 170.
74.Zaaksdossier cocaïne, p. 488, OVC 171.
75.Zaaksdossier cocaïne, p. 504, OVC 197.
76.Zaaksdossier cocaïne, p. 515, OVC 205.
77.Zaaksdossier cocaïne, p. 519, OVC 208.
78.Aanvullend dossier Nijlgans, p. 35, proces-verbaal van bevindingen.
79.Schriftelijke verklaring verdachte d.d. 21 maart 2023 en proces-verbaal ter terechtzitting in hoger beroep d.d. 23 en 27 maart 2023.