In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag over de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor het jaar 2016. De belanghebbende, een supermarktondernemer, heeft in 2016 loonkosten gemaakt die op grond van de werkkostenregeling onbelast zijn gebleven. De vraag is of de aftrekbeperking van artikel 3.15, lid 1, onderdelen a en b, Wet IB 2001 van toepassing is op deze kosten. De belanghebbende stelt dat de wijziging van het loonbegrip in de Wet op de loonbelasting 1964, in combinatie met het vervallen van bepaalde bepalingen, leidt tot een uitbreiding van het loonbegrip, waardoor de aftrekbeperking niet van toepassing zou zijn. Het hof oordeelt echter dat de aftrekbeperking alleen niet van toepassing is als de kosten feitelijk in de loonbelasting zijn betrokken. Het hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat de inspecteur de aftrekbeperking terecht heeft toegepast. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, waarbij de voorzitter A.J. Kromhout was, samen met J.M. van der Vegt en H.J. Cosijn. De beslissing is openbaar uitgesproken op 12 april 2023.