ECLI:NL:GHSHE:2023:1199

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
2 maart 2023
Publicatiedatum
13 april 2023
Zaaknummer
20-000231-20
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis politierechter inzake mishandeling, vernieling, bedreiging en smaadschrift

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 2 maart 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De verdachte, geboren in 1987, was in eerste aanleg veroordeeld voor meerdere feiten, waaronder mishandeling, vernieling, bedreiging en smaadschrift. De politierechter had de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 5 dagen, een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden, en een taakstraf van 240 uren, met bijzondere voorwaarden zoals contact- en locatieverboden. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis.

Tijdens de zitting in hoger beroep heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die vrijspraak voor enkele feiten heeft gevorderd, maar ook een veroordeling voor andere feiten. De raadsvrouw van de verdachte heeft vrijspraak bepleit voor bepaalde feiten en zich gerefereerd aan het oordeel van het hof voor de overige feiten. Het hof heeft de zaak beoordeeld op basis van het dossier en de verklaringen van de betrokkenen.

Het hof heeft geoordeeld dat de verdachte voor een aantal feiten schuldig is, maar heeft ook enkele feiten niet bewezen verklaard. De verdachte is uiteindelijk veroordeeld tot een gevangenisstraf van 184 dagen, waarvan 180 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 240 uren. Daarnaast zijn er bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een contactverbod met het slachtoffer. De vorderingen van de benadeelde partijen zijn gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte is veroordeeld tot schadevergoeding voor materiële en immateriële schade.

Uitspraak

Parketnummer : 20-000231-20
Uitspraak : 2 maart 2023
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 15 januari 2020 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken onder de parketnummers 02-140450-19 en 02-109309-19, tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 1] 1987,
wonende te [adres 1] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep heeft de politierechter de verdachte ter zake van
parketnummer 02-109309-19:
Feit 1: mishandeling;
Feit 2: opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat aan een ander toebehoort, vernielen;
Feit 3: opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat aan een ander toebehoort, vernielen;
Feit 4: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, en
ter zake van
parketnummer 02-140450-19:
Feit 1: opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat aan een ander toebehoort, beschadigen;
Feit 2: opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat aan een ander toebehoort, beschadigen;
Feit 3: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
Feit 4: smaadschrift;
Feit 5: belaging,
veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 dagen, met aftrek van voorarrest, en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, met een proeftijd van 3 jaren, met daaraan verbonden een aantal dadelijk uitvoerbaar verklaarde bijzondere voorwaarden, waaronder contact- en locatieverboden. Tevens heeft de politierechter de verdachte een taakstraf van 240 uren subsidiair 120 dagen hechtenis opgelegd.
Voorts heeft de politierechter beslist op de vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer] en [benadeelde 1] .
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, de verdachte zal vrijspreken van feit 2 in de zaak met parketnummer 02-140450-19 alsmede van feit 3 in de zaak met parketnummer 02-109309-19, zal bewezen verklaren de feiten 1, 3, 4 en 5 in de zaak met parketnummer 02-140450-19 alsmede de feiten 1 (ten aanzien van het vastpakken van de arm en het trekken aan de haren), 2 en 4 in de zaak met parketnummer 02-109309-19. De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof de verdachte ter zake van de bewezenverklaarde feiten zal veroordelen tot een gevangenisstraf van 185 dagen, waarvan 180 dagen voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest, met een proeftijd van 2 jaren, met daaraan verbonden reclasseringstoezicht, ook als dat inhoudt dat de verdachte zich dient te laten behandelen, alsmede een vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht (Sr) zal opleggen, inhoudende een contactverbod met aangeefster [slachtoffer] .
Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] en de benadeelde partij [benadeelde 1] geheel c.q. gedeeltelijk zal worden toegewezen.
De raadsvrouw heeft ten aanzien van de onder feit 1 in de zaak met parketnummer 02-109309-19 tenlastegelegde mishandeling primair vrijspraak bepleit en subsidiair dat het hof alleen het vastpakken van de arm van [slachtoffer] zal bewezen verklaren. Voorts heeft de raadsvrouw vrijspraak bepleit van feit 3 in de zaak met parketnummer 02-109309-19 en feit 2 in de zaak met parketnummer 02-140450-19. Ten aanzien van de overige tenlastegelegde feiten heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van het hof. De raadsvrouw heeft daarnaast verweer gevoerd ten aanzien van de opgelegde sancties en de beslissingen op de vorderingen van de benadeelde partijen.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het niet te verenigen is met de hierna te geven beslissing.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
parketnummer 02-140450-19:1.
hij op of omstreeks 10 juni 2019 te Vlissingen opzettelijk en wederrechtelijk een auto, merk Volkswagen Polo, kenteken [kenteken 1] , in elk geval enig goed, die/dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [benadeelde 1] toebehoorde, heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
2.
hij op of omstreeks 10 juni 2019 te Vlissingen opzettelijk en wederrechtelijk een auto, merk Opel Corsa, kenteken [kenteken 2] , in elk geval enig goed, die/dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [getuige] toebehoorde, heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
3.
hij op of omstreeks 10 juni 2019 te Vlissingen, althans in Nederland [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door [ [getuige] ] (zijnde een vriendin van die [ [slachtoffer] ] ) een of meer berichten te sturen via Instagram met onder meer de woorden/tekst: “als er niet betaald word er doden gaan vallen”;
4.
hij op een of meerdere tijdstip(pen) in de periode van 7 oktober 2019 tot en met 13 oktober 2019 te Vlissingen, in elk geval in Nederland, opzettelijk de eer en/of de goede naam van [slachtoffer] heeft aangerand, door tenlastelegging van een bepaald feit, met het kennelijke doel om daaraan ruchtbaarheid te geven, door middel van geschriften en/of afbeeldingen verspreid, openlijk tentoongesteld of aangeslagen en/of door geschriften waarvan de inhoud openlijk ten gehore werd gebracht, door (telkens) op Telegram één of meerdere berichten te plaatsen (onder meer) met daarin teksten en/of woorden als:
- “ [slachtoffer] heeft een soa en heeft deze overgedragen aan iemand” en/of
- “ wat klopt is toch dat ik een makkelijke kech ben.. ga leven met je soa die je lekker van mij hebt”;
5.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 10 juni 2019 tot en met 7 oktober 2019 te Vlissingen, althans in Nederland, (telkens) wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer] , met het oogmerk die [slachtoffer] te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen, immers heeft hij, verdachte, - zakelijk weergegeven - (telkens) (in voornoemde periode)
- ( meermalen) (via telefoon en/of social media en/of internet) contact gezocht/trachten te zoeken/opgenomen met die [slachtoffer] en/of
- ( meermalen) (via Telegram) onwaarheden/leugens en/of laster/smaad verteld/doorgegeven over die [slachtoffer] ;
parketnummer 02-109309-19:
1.
hij op een tijdstip in of omstreeks de periode van 26 april 2019 tot en met 27 april 2019 te Goes, althans in Nederland, [slachtoffer] heeft mishandeld door die [slachtoffer] (stevig) bij de arm vast te pakken en/of (meermalen) tegen het gezicht/hoofd te slaan en/of te stompen en/of te stoten en/of aan de haren te trekken;
2.
hij op een tijdstip in of omstreeks de periode van 26 april 2019 tot en met 27 april 2019 te Vlissingen, althans in Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk vier, althans een aantal, autobanden (van een VW Polo), in elk geval enig goed, die/dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] en/of [slachtoffer] toebehoorde, heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
3.
hij op een tijdstip in of omstreeks de periode van 1 februari 2019 tot en met 28 februari 2019 te Vlissingen, althans in Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk een telefoon, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [slachtoffer] toebehoorde, heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
4.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 februari 2019 tot en met 6 mei 2019 te Vlissingen, althans in Nederland, [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, en/of met brandstichting door die [slachtoffer] (telkens) dreigend de woorden toe te voegen dat hij haar auto in de fik zou zetten en/of een handgranaat naar binnen zou gooien en/of (in een of meer Whatsapp-berichten) “Je gaat dood” en/of “Knal morgen een bom bij je familie kanker hier”, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak van feit 2 onder parketnummer 02-140450-19 en feit 3 onder parketnummer 02-109309-19
Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het in de zaak met parketnummer
02-140450-19 onder 2 en in de zaak met parketnummer 02-109309-19 onder 3 tenlastegelegde heeft begaan, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 02-140450-19 onder 1, 3, 4 en 5 en het in de zaak met parketnummer
02-109309-19 onder 1, 2 en 4 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
parketnummer 02-140450-19:1.
hij op 10 juni 2019 te Vlissingen opzettelijk en wederrechtelijk een auto, merk Volkswagen Polo, kenteken [kenteken 1] , die aan [benadeelde 1] toebehoorde, heeft beschadigd;
3.
hij op 10 juni 2019 te Vlissingen, althans in Nederland, [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door [getuige] , zijnde een vriendin van die [slachtoffer] , een bericht te sturen via Instagram met onder meer de tekst: “als er niet betaald word er doden gaan vallen”;
4.
hij op 7 oktober 2019 te Vlissingen, in elk geval in Nederland, opzettelijk de eer van [slachtoffer] heeft aangerand, door tenlastelegging van een bepaald feit, met het kennelijke doel om daaraan ruchtbaarheid te geven, door middel van geschriften openlijk tentoongesteld, door op Telegram berichten te plaatsen met daarin teksten als:
- “ [slachtoffer] heeft een soa en heeft deze overgedragen aan iemand” en
- “ wat klopt is toch dat ik een makkelijke kech ben.. ga leven met je soa die je lekker van mij hebt”;
5.
hij in de periode van 10 juni 2019 tot en met 7 oktober 2019 te Vlissingen, althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer] , met het oogmerk die [slachtoffer] te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en vrees aan te jagen, immers heeft hij, verdachte, - zakelijk weergegeven - in voornoemde periode:
- meermalen via telefoon en/of social media en/of internet contact gezocht met die [slachtoffer] en
- via Telegram onwaarheden en smaad verteld/doorgegeven over die [slachtoffer] .
parketnummer 02-109309-19:
1.
hij in de periode van 26 april 2019 tot en met 27 april 2019 te Goes, [slachtoffer] heeft mishandeld door die [slachtoffer] bij de arm vast te pakken en aan de haren te trekken.
2.
hij in de periode van 26 april 2019 tot en met 27 april 2019 te Vlissingen, opzettelijk en wederrechtelijk vier autobanden die aan [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] toebehoorden, heeft vernield;
4.
hij in de periode van 1 februari 2019 tot en met 6 mei 2019 te Vlissingen, althans in Nederland, [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht door die [slachtoffer] (telkens) dreigend de woorden toe te voegen dat hij haar auto in de fik zou zetten en een handgranaat naar binnen zou gooien en (in een of meer Whatsapp-berichten) “Je gaat dood” en “Knal morgen een bom bij je familie kanker hier”, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Bewijsmiddelen
Parketnummer 02-140450-19
Feiten 1 en 3
Aangezien verdachte de bewezenverklaarde feiten 1 en 3 heeft bekend en er ter zake geen vrijspraak is bepleit, zal worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering.
Tenzij anders vermeld wordt hierna verwezen naar het dossier van politie Eenheid Zeeland-West-Brabant, District Zeeland, Basisteam Walcheren, proces-verbaalnummer PL2000-2019134592, gesloten op 13 juni 2019, bestaande uit wettig opgemaakte processen-verbaal en andere geschriften (doorgenummerde pagina’s 1-42 en drie ongenummerd pagina’s).
Feit 1:
  • de bekennende verklaring van de verdachte, zoals afgelegd tijdens de terechtzitting in eerste aanleg van 15 januari 2020 en ter terechtzitting in hoger beroep van 16 februari 2023;
  • de aangifte van [benadeelde 1] d.d. 10 juni 2019, opgenomen als pagina’s 6 en 7 van het politiedossier.
Feit 3
- de bekennende verklaring van de verdachte, zoals afgelegd tijdens de terechtzitting in eerste aanleg van 15 januari 2020 en ter terechtzitting in hoger beroep van 16 februari 2023;
- de aangifte van [benadeelde 1] d.d. 11 juni 2019, opgenomen als pagina’s 14 en 15 van het politiedossier;
- het proces-verbaal van bevindingen d.d. 12 juni 2019 (pagina 16 van het politiedossier), opgemaakt door verbalisant [verbalisant 1] .
Feiten 4 en 5
Aangezien verdachte de bewezenverklaarde feiten 4 en 5 heeft bekend en er ter zake geen vrijspraak is bepleit, zal worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering.
Tenzij anders vermeld wordt hierna verwezen naar het dossier van politie Eenheid Zeeland-West-Brabant, District Zeeland, Basisteam Walcheren, proces-verbaalnummer PL2000-2019240375, gesloten op 13 oktober 2019, bestaande uit wettig opgemaakte processen-verbaal en andere geschriften (doorgenummerde pagina’s 1-94).
Feit 4
- de bekennende verklaring van de verdachte, zoals afgelegd ter terechtzitting in eerste aanleg van 15 januari 2020;
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] d.d. 7 oktober 2019, pagina’s 8-11 van het politiedossier.
Feit 5
- de bekennende verklaring van de verdachte afgelegd, zoals afgelegd tijdens de terechtzitting in eerste aanleg van 15 januari 2020 en ter terechtzitting in hoger beroep van 16 februari 2023;
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] d.d. 7 oktober 2019, pagina’s 8-11 van het politiedossier van de politie Eenheid Zeeland-West-Brabant, met proces-verbaalnummer PL 2000-2019240375, gesloten op 13 oktober 2019.
- het proces-verbaal van bevindingen d.d. 12 oktober 2019, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 2] (pagina’s 28-29 van het politiedossier, met fotobijlage);
- het proces-verbaal van bevindingen d.d. 13 oktober 2019, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 3] (pagina’s 38-40 van het politiedossier, met fotobijlage).
Parketnummer 02-109309-19 [1]
Feit 1

1. Het proces-verbaal van aangifte d.d. 6 mei 2019 (dossierpagina’s 4-7), voor zover inhoudende als verklaring van aangeefster [slachtoffer] :

Ik ben naar Koningsnacht in Goes gegaan (het hof begrijpt: op 26 april 2019). Plotseling zag ik [verdachte] en hij pakte me bij mijn arm beet. Dit was stevig. Dat beetpakken deed pijn. Hij trok ook heel hard aan mijn haar. Dit aan mijn haar trekken deed behoorlijk pijn. week geduurd.
2. Het proces-verbaal van verhoor van getuige d.d. 1 mei 2019(dossierpagina 43-45), voor zover inhoudende als verklaring van getuige [getuige]:
In de feesttent op de Markt in Goes kwam (het hof begrijpt: tijdens Koningsnacht 2019)
ineens ‘ [verdachte] ’, zo noem ik hem, tevoorschijn. ‘ [verdachte] ’ is de vriend/kennis van
[slachtoffer] en ik weet dat hij voluit [verdachte] heet. Ik zag dat [verdachte] het haar van [slachtoffer] (het hof begrijpt: [slachtoffer] ) te pakken had en er aan trok. Ik heb toen geprobeerd die arm los te maken van het beetpakken van het haar.
3. De verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep van 16 februari 2023:
Ik heb tijdens Koningsnacht 2019 in Goes de arm van [slachtoffer] beetgepakt.
Feiten 2 en 4
Aangezien verdachte de bewezenverklaarde feiten 2 en 4 heeft bekend en er ter zake geen vrijspraak is bepleit, zal worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering.
Feit 2:
- de bekennende verklaring van de verdachte, zoals afgelegd ter terechtzitting in eerste aanleg van 15 januari 2020 en ter terechtzitting in hoger beroep van 16 februari 2023;
- de aangifte van [benadeelde 1] d.d. 6 mei 2019, dossierpagina’s pagina’s 37 en 38.
Feit 4
- de bekennende verklaring van de verdachte, zoals afgelegd ter terechtzitting in eerste aanleg van 15 januari 2020 en ter terechtzitting in hoger beroep van 16 februari 2023;
- de aangifte van [slachtoffer] d.d. 6 mei 2019, dossierpagina’s 4 tot en met 7;
- de berichten opgenomen als pagina 23 tot en met 27 van het politiedossier.
Bewijsoverwegingen
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt - ook in zijn onderdelen - slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezenverklaarde feit, of die bewezenverklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het in de zaak met parketnummer 02-140450-19 onder 1 bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen.
Het in de zaak met parketnummer 02-140450-19 onder 3 bewezenverklaarde levert op:

bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.

Het in de zaak met parketnummer 02-140450-19 onder 4 bewezenverklaarde levert op:

smaadschrift.

Het in de zaak met parketnummer 02-140450-19 onder 5 bewezenverklaarde levert op:

belaging.

Het in de zaak met parketnummer 02-109309-19 onder 1 bewezenverklaarde levert op:

mishandeling.

Het in de zaak met parketnummer 02-109309-19 onder 2 bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen.
Het in de zaak met parketnummer 02-109309-19 onder 4 bewezenverklaarde levert op:

bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. De feiten zijn strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een fors aantal strafbare feiten. Kort gezegd, heeft hij aangeefster [slachtoffer] in een periode van circa 9 maanden mishandeld, bedreigd, belaagd en smaadschrift gepleegd. Voorts heeft hij meermalen schade toegebracht aan de auto van de moeder van aangeefster, [benadeelde 1] . Uit de slachtofferverklaring van [slachtoffer] en de toelichting op de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1] volgt dat het bewezenverklaarde handelen een enorme impact op het leven van aangeefster [slachtoffer] en haar familie heeft gehad. De verdachte heeft vanuit frustratie en boosheid [slachtoffer] willen kwetsen en heeft er geen genoegen mee genomen dat zij geen contact (meer) met hem wilde. Door het bewezenverklaarde handelen heeft de verdachte een inbreuk gemaakt op de persoonlijke integriteit van [slachtoffer] en heeft hij gevoelens van angst en onveiligheid bij haar en haar familie teweeggebracht. Voorts heeft hij door het plegen van smaadschrift en belaging inbreuk gemaakt op de persoonlijk levenssfeer van [slachtoffer] . De verdachte heeft zich van dit alles geen rekenschap gegeven. Het betreft hier ernstige feiten en het hof rekent de verdachte deze feiten aan.
Het hof heeft acht geslagen op de inhoud van het de verdachte betreffende Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 29 december 2022, waaruit blijkt dat de verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld ter zake van vernieling en mishandeling. Hieruit blijkt tevens dat de verdachte na het plegen van de onderhavige feiten niet meer in aanraking is gekomen met politie en justitie.
Voorts heeft het hof gelet op de inhoud van de reclasseringsadviezen d.d. 6 januari 2020, 20 januari 2023 en het e-mailbericht van mevrouw [naam] van Reclassering Nederland aan de advocaat-generaal d.d. 15 februari 2023.
Het hof komt weliswaar tot een bewezenverklaring van minder feiten dan de politierechter, maar acht desalniettemin de door de politierechter opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, met een proeftijd van 3 jaren, in combinatie met de maximale taakstraf, passend en geboden. Het hof zal daarnaast een onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen gelijk aan de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, te weten 4 dagen. Het hof heeft daarbij gelet op het aantal bewezenverklaarde feiten alsmede de aard en ernst daarvan, waarbij agressie en boosheid jegens het slachtoffer als een rode draad gezien kunnen worden.
Het hof ziet gelet op de voornoemde reclasseringsadviezen aanleiding om aan de proeftijd de voorwaarden te verbinden dat de verdachte zich periodiek dient te melden bij de Reclassering en dat hij zich onder behandeling dient te stellen van Forensische Zorg Nederland of een soortgelijke instelling voor zolang als de reclassering dit nodig acht alsmede het verbod om contact te leggen of laten leggen met [slachtoffer] .
Met oplegging van een gedeeltelijk voorwaardelijke straf wordt enerzijds de ernst van het bewezenverklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 38v Sr
Voorts overweegt het hof dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan misdrijven die, gezien de ernst en de aard daarvan, een vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 38v van het Sr rechtvaardigen.
Het hof verwijst in dit verband naar de schriftelijke slachtofferverklaring die namens [slachtoffer] ter terechtzitting in hoger beroep is voorgelezen. Blijkens deze verklaring heeft de verdachte ook in 2022 nog contact met het slachtoffer gezocht. Namens het slachtoffer is uitdrukkelijk verzocht de verdachte een vrijheidsbeperkende maateregel op te leggen, in de zin van een contact- en locatieverbod. De reclassering heeft in het advies d.d. 20 januari 2023 het recidiverisico als gemiddeld ingeschat.
Gelet hierop, en aldus ter voorkoming dat de verdachte in de nabije toekomst contact met het slachtoffer [slachtoffer] zoekt en opnieuw een strafbaar feit pleegt, zal het hof aan de verdachte een vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38v Sr opleggen, te weten een contactverbod met het slachtoffer, voor de duur van 3 jaren. Het hof is van oordeel dat oplegging van een locatieverbod niet aangewezen is.
Het hof zal bepalen dat voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan
vervangende hechtenis wordt toegepast voor de duur van 1 maand, met een totale duur van ten hoogste zes maanden.
Het hof zal voorts bevelen dat deze maatregel dadelijk uitvoerbaar is, nu – gelet op het vorenstaande – er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte opnieuw een strafbaar feit pleegt of zich belastend gedraagt jegens het slachtoffer [slachtoffer] .
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]
De benadeelde partij [benadeelde 1] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 2.525,84, te vermeerderen met de wettelijke rente, en met vergoeding van proceskosten ad € 426,00. In eerste aanleg heeft de benadeelde partij het gevorderde bedrag verlaagd met € 139,80 (met betrekking tot schade aan de autobanden van een Jeep).
Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 1.497,87, waarvan € 1.197,87 ter zake van materiële schade en € 300,00 ter zake van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van 10 juni 2019 tot aan de dag der algehele voldoening. De politierechter heeft de benadeelde partij voor het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaard en bepaald dat de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht. Tevens heeft de politierechter de verdachte veroordeelt in de proceskosten van de benadeelde partij ad € 426,00.
De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd ter zake van het niet toegewezen gedeelte van de vordering.
Het hof overweegt als volgt.
De vordering van de benadeelde partij ad € 2.386,04 valt uiteen in de volgende posten:
immateriële schade: € 1.000,00
en
materiële schade:
a. autobanden (Koningsnacht 2019) : € 308,76
autobanden (10 juni 2019 ) € 192,59
kosten beveiligingsapparatuur: € 593,10
reiskosten:
€ 291,59
€ 1.386,04.
Immateriële schade
De benadeelde partij [benadeelde 1] , heeft een vergoeding van immateriële schade gevorderd, in verband met het leed en de angst die de verdachte bij haar heeft veroorzaakt door haar dochter [slachtoffer] te stalken en te bedreigen alsmede in verband met reputatieschade.
Het hof stelt op grond van de toelichting op de vordering vast dat de door de benadeelde partij gevorderde schadevergoeding enerzijds verband houdt met het feit dat de verdachte haar dochter heeft bedreigd en belaagd en anderzijds betrekking heeft op berichten die de verdachte op Telegram heeft geplaatst dan wel gedeeld, die haar reputatie hebben geschaad.
Gelet op artikel 6:106, onderdeel b van het Burgerlijk Wetboek, komt de benadeelde echter geen vergoeding van immateriële schade toe. Het bewezen verklaarde handelen van de verdachte ten aanzien van de bedreiging en belaging van [slachtoffer] , hoe verontrustend en ingrijpend ook voor de moeder van het slachtoffer, staat niet in rechtstreeks verband met de door de benadeelde partij gevorderde schade. Dat geldt ook voor de vergoeding van reputatieschade nu het onder feit 4 van parketnummer 02-140450-19 tenlastegelegde en bewezenverklaarde, te weten smaadschrift, geen betrekking heeft op [benadeelde 1] en derhalve niet in rechtstreeks verband staat met de door de benadeelde partij gevorderde schade.
Het hof zal de benadeelde partij in haar vordering ter zake van immateriële schade derhalve niet-ontvankelijk verklaren.
Materiële schade
a.
schade autobanden
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het in de zaak met parketnummer 02-109309-19 onder 2 bewezenverklaarde en in de zaak met parketnummer 02-140450-19 onder 1 bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van totaal € 501,35.
kosten beveiligingsapparatuur
Uit de verklaring van aangeefster [slachtoffer] (dossierpagina 6) [2] volgt dat zij haar moeder, benadeelde partij [benadeelde 1] , daags na het incident tijdens Koningsnacht 2019, op de hoogte heeft gesteld van de problemen die zij met de verdachte had (de hiervoor bewezenverklaarde mishandeling en bedreigingen door de verdachte). Daarnaast heeft de verdachte zich op of daags na Koningsnacht schuldig gemaakt aan de vernieling van eigendommen (de autobanden) van [benadeelde 1] . Gelet hierop merkt het hof de kosten die daarna door de benadeelde partij zijn gemaakt ter beveiliging van het gezin en de eigendommen van [benadeelde 1] , aan als rechtstreekse schade veroorzaakt door het onder parketnummer 02-109309-19 onder de feiten 1, 2 en 4 bewezenverklaarde handelen van de verdachte. Dit betekent dat de vordering ter zake van de beveiligingskosten, zoals onderbouwd met de facturen d.d. 28 april 2019 (ad € 124,50) en d.d. 1 mei 2019 (ad € 349,95), als bijlagen 3c en 3d gevoegd bij de vordering, te weten tot een bedrag van € 474,45 door het hof zal worden toegewezen. Ten aanzien van de overige beveiligingskosten (ad € 118,65) zal het hof de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering,
reiskosten
Deze post ziet deels op de reiskosten verbonden aan het bezoeken van de politie en de advocaat (ad € 103,43), deels op de reiskosten door de benadeelde partij gemaakt om haar dochter [slachtoffer] naar haar werk te brengen en daar op te halen (ad € 188,16).
Het hof overweegt dat reiskosten in verband met bezoek aan politie en advocaat niet zijn aan te merken als schade die rechtstreeks is geleden door het strafbare feit zoals bedoeld in artikel 51f lid 1 van het Wetboek van Strafvordering (vgl. ECLI:NL:HR:2018:2338). De benadeelde partij dient in zoverre in de vordering niet-ontvankelijk te worden verklaard.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij
als gevolg van het onder feit 4 van parketnummer 02-109309-19 bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks (verplaatste) schade in de vorm van reiskosten, verband houdende met het woon-werkverkeer van [slachtoffer] in de periode van 15 mei 2019 tot en met 28 september 2019, heeft geleden. Deze kosten zijn door de verdediging niet, althans niet gemotiveerd, betwist en het hof acht deze schadepost voldoende onderbouwd. Het hof zal de gevorderde reiskosten voor dit deel derhalve toewijzen.
Totale materiële schade
Gelet op het voorgaande bedraagt de totale toe te wijzen materiële schade:
€ 1.163,96, bestaande uit € 501,35 (schade autobanden) + € 474,45 (beveiligingskosten) + € 188,16 (reiskosten).Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
Wettelijke rente
De materiële schade is op verschillende tijdstippen ingetreden. De benadeelde partij heeft vergoeding van de wettelijke rente gevorderd vanaf 10 juni 2019, welke datum gelegen is in het midden van de periode waarin de bewezenverklaarde feiten zijn gepleegd. De schade wordt geacht op die datum te zijn geleden. Het hof zal de toegewezen schadevergoeding derhalve vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 10 juni 2019 tot aan de dag der algehele voldoening.
Het hof zal de verdachte, die als in het ongelijk gestelde partij kan worden aangemerkt, tevens veroordelen in de proceskosten aan de zijde van de benadeelde partij, tot op heden begroot op € 426,00. Voorts zal de verdachte worden veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging van dit arrest door de benadeelde partij nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel
Op grond van het onderzoek ter terechtzitting heeft het hof in rechte vastgesteld dat door het bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade aan het slachtoffer [benadeelde 1] is toegebracht tot een bedrag van € 1.163,96. De verdachte is daarvoor jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk.
Het hof ziet aanleiding om aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op
te leggen ter hoogte van voormeld bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 10 juni 2019 tot aan de dag der algehele voldoening
,nu het hof het wenselijk acht dat de Staat der Nederlanden schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert. Het hof zal daarbij bepalen dat gijzeling voor na te melden duur kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid niet opheft.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
De benadeelde partij [slachtoffer] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 2.818,20, waarvan € 343,20 ter zake van materiële schade (een beschadigde telefoon) en € 2.475,00 ter zake van immateriële schade. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep geheel toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van 7 oktober 2019 tot aan de dag der algehele voldoening.
Materiële schade
Nu het hof de verdachte ter zake van het tenlastegelegde onder feit 3 in de zaak met parketnummer 02-109309-19, te weten de vernieling/beschadiging van een telefoon, waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt, vrijspreekt, kan de benadeelde partij ten aanzien van dit deel van de vordering niet worden ontvangen. Het hof zal de benadeelde partij in dit deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren.
Immateriële schade
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het in de zaak met parketnummer 02-109309-19 onder de feiten 1 en 4 bewezenverklaarde en het in de zaak met parketnummer 02-140450-19 onder de feiten 3, 4 en 5 bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Gelet op de aard en de ernst van de bewezenverklaarde feiten en de gevolgen daarvan voor het slachtoffer, en gelet op de bedragen die door Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen zijn toegekend, begroot het hof de immateriële schade die de benadeelde partij rechtstreeks door de bewezenverklaarde feiten heeft geleden naar billijkheid op een bedrag van ten minste € 1.000,00. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
Ten aanzien van het overige deel van de gevorderde immateriële schadevergoeding is het hof onvoldoende in staat een afgewogen beslissing te geven over de gestelde schade die door het bewezenverklaarde handelen van de verdachte zou zijn veroorzaakt. Het inwinnen van de benodigde informatie op dat punt zou tot een onevenredige belasting van het strafgeding leiden. De benadeelde partij kan daarom voor het overige niet in de vordering worden ontvangen; de benadeelde partij kan dit deel van de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Wettelijke rente
De benadeelde partij heeft gevorderd dat de ingangsdatum van de wettelijke rente zal worden bepaald op 27 april 2019. Nu de door de verdachte bewezenverklaarde feiten die ten grondslag liggen aan de toekenning van een immateriële schadevergoeding voor een belangrijk deel na die datum hebben plaatsgevonden zal het hof 7 oktober 2019, de pleegdatum van het laatste bewezenverklaarde feit, als ingangsdatum bepalen.
Schadevergoedingsmaatregel
Op grond van het onderzoek ter terechtzitting heeft het hof in rechte vastgesteld dat door het bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade aan het slachtoffer [slachtoffer] is toegebracht tot een bedrag van € 1.000,00. De verdachte is daarvoor jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk.
Het hof ziet aanleiding om aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op
te leggen ter hoogte van voormeld bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 7 oktober 2019 tot aan de dag der algehele voldoening
,nu het hof het wenselijk acht dat de Staat der Nederlanden schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert. Het hof zal daarbij bepalen dat gijzeling voor na te melden duur kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid niet opheft.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 38v, 38w, 57, 261, 285, 285b, 300 en 350 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 02-140450-19 onder 2 en het in de zaak met parketnummer 02-109309-19 onder 3 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 02-140450-19 onder 1, 3, 4 en 5 en in de zaak met parketnummer 02-109309-19 onder 1, 2 en 4 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 02-140450-19 onder 1, 3, 4 en 5 en in de zaak met parketnummer 02-109309-19 onder 1, 2 en 4 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
184 (honderdvierentachtig) dagen.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
180 (honderdtachtig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
3 (drie) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 3 (drie) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn/haar identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
a. dat de veroordeelde zich binnen drie dagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij Reclassering Nederland op het adres [adres 2] . De veroordeelde dient zich te blijven melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt om het reclasseringstoezicht uit te voeren;
dat de veroordeelde zich gedurende de volledige proeftijd onder ambulante behandeling zal stellen van Forensische Zorg Zeeland of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig acht;
dat het de veroordeelde gedurende de volledige proeftijd verboden is - direct of indirect - contact te leggen of te laten leggen met aangeefster [slachtoffer] (geboren op [geboortedag 2] 1999).
Geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van de bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
240 (tweehonderdveertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
120 (honderdtwintig) dagen hechtenis.
Legt op de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid inhoudende dat de veroordeelde voor de duur van 3 jaren op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer] (geboren op [geboortedag 2] 1999).
Beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van deze vervangende hechtenis bedraagt 1 maand voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, met een maximum van ten hoogste zes maanden.
Toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op.
Beveelt dat de opgelegde maatregel dadelijk uitvoerbaar is.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 1] ter zake van het in de zaak met parketnummer 02-109309-19 onder 1,2 en 4 bewezenverklaarde en in de zaak met parketnummer 02-140450-19 onder 1 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 1.163,96 (duizend honderddrieënzestig euro en zesennegentig cent) ter zake van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op
426,00 (vierhonderdzesentwintig euro).
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 1] , ter zake van het in de zaak met parketnummer 02-109309-19 onder 1, 2 en 4 bewezenverklaarde en in de zaak met parketnummer 02-140450-19 onder 1 bewezen-verklaarde een bedrag te betalen van € 1.163,96 (duizend honderddrieënzestig euro en zesennegentig cent) als vergoeding voor materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 21 (eenentwintig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 10 juni 2019.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer] ter zake van het in de zaak met parketnummer 02-109309-19 onder 1 en 4 bewezenverklaarde en in de zaak met parketnummer 02-140450-19 onder 3, 4 en 5 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 1.000,00 (duizend euro) ter zake van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
verklaart de benadeelde partij voor de overige gevorderde immateriële schade niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
Verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in haar vordering ter zake van materiële schade.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer] , ter zake van het in de zaak met parketnummer 02-109309-19 onder
1 en 4 bewezenverklaarde en in de zaak met parketnummer 02-140450-19 onder 3, 4 en 5 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 1.000,00 (duizend euro) als vergoeding voor immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 20 (twintig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 7 oktober 2019.
Aldus gewezen door:
mr. A.C. Bosch, voorzitter,
mr. A.J.M. van Gink en mr. S. Riemens, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. M.R.G.H. van Outheusden, griffier,
en op 2 maart 2023 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. Bosch is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Tenzij anders vermeld wordt hierna verwezen naar het dossier van politie Eenheid Zeeland-West-Brabant, District Zeeland, Basisteam Walcheren, proces-verbaalnummer PL2000-2019120615, gesloten op 26 mei 2019, bestaande uit wettig opgemaakte processen-verbaal en andere geschriften (doorgenummerde pagina’s 1-76).
2.Politiedossier PL2000-2019120615, gesloten op 26 mei 2019.