Uitspraak
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- het beroepschrift met het procesdossier van de eerste aanleg, ingekomen ter griffie op 16 december 2022;
- het verweerschrift inclusief incidenteel en voorwaardelijk incidenteel hoger beroep, tevens houdende vermeerdering van verzoek, met producties, ingekomen ter griffie op 30 januari 2023;
- het verweerschrift in incidenteel en (voorwaardelijk) incidenteel hoger beroep met producties, ingekomen ter griffie op 9 februari 2023;
- een brief van [de werknemer] met producties, ingekomen ter griffie op 17 februari 2023;
- een brief van [de werkgever] met producties, ingekomen ter griffie op 20 februari 2023;
;
.
3.De beoordeling
“Er is sprake van een ernstige en onherstelbare vertrouwensbreuk in u als bestuurder van de Vennootschap. Er bestaat door uw negatieve en starre houding onvoldoende vertrouwen dat u de juiste CFO voor de Vennootschap bent.”
“de aandeelhouders van de Vennootschap wensen om de in de oproepingsbrief vermelde redenen te besluiten tot ontslag van de heer [de werknemer] als statutair bestuurder van de Vennootschap”.
primair:
subsidiair, indien het ontbindingsverzoek wordt toegewezen:
- de arbeidsovereenkomst, voor zover rechtens mogelijk, te ontbinden per 1 maart 2023, althans op de kortst mogelijke datum nadien;
- [de werknemer] te veroordelen in de proceskosten van beide instanties en de nakosten, vermeerderd met de wettelijke rente.
- bekrachtiging van de beschikking waarvan beroep met uitzondering van hoogte van de billijke vergoeding en deze vast te stellen op € 450.000,- bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf één maand na de dag waarop de arbeidsovereenkomst is geëindigd;
- in het geval dat grief 2 van [de werkgever] slaagt en [de werkgever] niet ernstig verwijtbaar heeft gehandeld, te oordelen dat de rechtbank ten onrechte de ontbinding heeft uitgesproken en, met instandhouding van die ontbinding [de werkgever] te veroordelen om binnen één maand na het eindigen van het dienstverband aan [de werknemer] een billijke vergoeding te betaling van € 395.000,- bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf één maand na de dag waarop de arbeidsovereenkomst is geëindigd en voor het overige de beschikking waarvan beroep in stand te laten;
- de bevoegdheid van de rechtbank;
- het zijn van [de werknemer] van statutair bestuurder;
- het niet blijken van verband tussen het ontbindingsverzoek en de arbeidsongeschiktheid van [de werknemer] wegens ziekte;
- het einde van de arbeidsovereenkomst op zich (de datum is wel in geschil);
- het niet hebben van belang van [de werknemer] bij een verklaring voor recht dat [de werkgever] geen beroep kan doen op het non-concurrentiebeding in de arbeidsovereenkomst;
- de uitbetaling van het verlofsaldo van 264,39 verlofuren en de sedert 22 oktober 2022 opgebouwde verlofuren zonder wettelijke rente;
- toekenning aan [de werknemer] van de transitievergoeding op zich (de hoogte daarvan is wel in geschil);
- verstrekking door [de werkgever] van loonspecificaties.
h-grond(andere omstandigheden) is geen sprake van een inhoudsloze arbeidsovereenkomst (‘lege huls’) met het ontslag van [de werknemer] als bestuurder zoals [de werkgever] heeft gesteld. [de werknemer] heeft immers voordat hij bestuurder werd gefunctioneerd als CFO. Volgens [de werkgever] heeft [de werknemer] als statutair bestuurder volstrekt autonoom gehandeld, maar dat is door [de werknemer] betwist. Hij heeft gesteld steeds alles in overleg en in opdracht van [CEO] te hebben gedaan. De stelling van [de werkgever] is dus niet komen vast te staan. Dat [de werknemer] in de loop van de jaren een 18-tal overeenkomsten als statutair bestuurder heeft getekend is daarom niet van doorslaggevende betekenis.
uitgebreidmet statutaire bestuurstaken
.Dat deze beide taken één geheel vormen en onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn, zoals [de werkgever] ook heeft gesteld, en dat [de werknemer] zijn functie feitelijk niet kon uitoefenen zonder statutaire bevoegdheden, heeft [de werkgever] , gelet op het voorgaande, onvoldoende onderbouwd. Dat sprake zou zijn van een inhoudelijk aanmerkelijke verzwaring en wijziging van de functie is evenmin duidelijk geworden. En voor zover dat al het geval zou zijn ( [de werkgever] noemt de uitbreiding van de productiecapaciteit in Portugal en de oprichting van een handelskantoor in Duitsland) is niet duidelijk of dat samenhangt met het statutair bestuurderschap. Vast staat wel dat de functieomschrijving na de benoeming van [de werknemer] tot statutair bestuurder niet is gewijzigd en de arbeidsvoorwaarden evenmin.
h-grondverder aangevoerd dat sprake was van een vertrouwensbreuk. [de werknemer] was volgens [de werkgever] ‘knorrig’ en ‘kort door de bocht’. Door deze leiderschapsstijl heeft hij het gezag en draagvlak als bestuurder en leidinggevende verloren
.Daarnaast is volgens [de werkgever] sprake van een andere visie van [de werknemer] op het te voeren beleid, althans de uitvoering daarvan. [de werknemer] bemoeide zich volgens [de werkgever] met (de uitvoering van) zaken waar hij niets mee van doen had.
heeft neiging zaken op te pakken die feitelijk onder andermans verantwoordelijkheid vallen.’en
‘Onafhankelijkheid: goed, maar wijze waarop werkt soms disfunctioneel (...) Stuit dan op weerstand van rest van team’ (uit het verslag over 2017) en ‘
Positieve inbreng. Dit is een aandachtsgebied voor [de werknemer] . Hij kan knorrig overkomen en soms kort door de bocht naar anderen reageren. Hoewel inhoudelijk vaak terecht gaat niemand daar harder van lopen. Integendeel.’(uit het verslag over 2019). En: ‘
Communicatie: (…) Interne klanten (met name diverse MT-leden) voelen zich regelmatig niet serieus genomen door [de werknemer] c.q. krijgen het gevoel dat [de werknemer] praktische problemen/uitdagingen niet begrijpt of niet wil begrijpen. Dat hierbij belangen van Finance/IT boven belang van de ‘core business’ van het bedrijf worden gesteld. Dit heeft een negatief effect op het draagvlak van [de werknemer] binnen [de werkgever] en leidt ook regelmatig tot verwarring over het beleid van de ondernemingen.’(uit het verslag over 2020). In het verslag over 2018 staat dergelijke kritiek niet. De kritiek betrof echter steeds slechts één onderdeel van veel beoordelingscriteria, en onder ‘
algemeen beeld’ staat ‘
uitstekend’ (verslag over 2018), ‘
bovengemiddeld/excellent’(verslag over 2019) en ‘
op norm’ (verslag over 2020). Daarmee heeft [de werkgever] telkens een dubbele boodschap aan [de werknemer] afgegeven: er is kritiek, maar de algemene beoordeling is, op zijn minst, op norm, en [de werknemer] is dus niet kenbaar gemaakt dat er kennelijk zo zwaar getild werd aan de kritiek dat zijn baan op de tocht stond. Dat het zijn van statutair bestuurder meebrengt dat [de werknemer] dat zelf maar had moeten begrijpen en dat had kunnen zien aan de - volgens [de werkgever] - afnemende totaalbeoordelingen gaat te ver. [de werknemer] had eenduidige en duidelijke signalen moeten krijgen dat dit voor [de werkgever] zo’n belangrijk onderdeel van alle beoordelingscriteria en van het totale functioneren was, dat het uitblijven van een verbetering zou leiden tot ontslag. [de werkgever] heeft nog wel gerept van gesprekken met [de werknemer] om tot een verbetering van zijn gedrag en handelwijze te komen, maar dat is door [de werknemer] betwist en de inhoud van die gesprekken is niet duidelijk gemaakt of overgelegd, zodat het hof daaraan voorbijgaat. In de e-mails waar [de werkgever] op doelt wordt [de werknemer] niet (duidelijk) op zijn negatieve houding en gedrag aangesproken, in die zin dat het [de werknemer] helder was dat hij eraan moest werken om moeilijkheden te voorkomen (prod. 8 tot en met 12 inl. verzoekschrift; prod. 9 dateert van na het ontslagbesluit van de ava en is daarom niet relevant).
h-grondniet op.
g-grond(verstoorde arbeidsverhouding) en de
d-grond(disfunctioneren). Feitelijk legt [de werkgever] aan die gronden hetzelfde ten grondslag als bij de h-grond, te weten de vertrouwensbreuk. Ook daar gaat het om de communicatiestijl van [de werknemer] en het verschil in visie (het zich bemoeien met zaken waar hij niet mee van doen had).
g-gronden de
d-grondgaan niet op. Voor alle gronden geldt dat sprake moet zijn van een ‘redelijke’ grond. Het hof is van oordeel dat om de hiervoor genoemde reden daarvan geen sprake is. Daarmee valt ook het doek voor de
i-grond.
Datum einde arbeidsovereenkomst
1 juni 2023als
einddatumvan de arbeidsovereenkomst. Overigens is het hof van oordeel dat een verkeerde ontbindingsdatum die (zoals in deze situatie) nog kán worden gewijzigd omdat de ontbinding in de toekomst ligt, niet betekent dat deze móet worden gewijzigd. Het hof ziet daarvoor geen aanleiding, omdat dit zal worden verdisconteerd in de hoogte van de billijke vergoeding.
De transitievergoeding
4.De beslissing
- het einde van de arbeidsovereenkomst tussen partijen op 1 juni 2023;
- de veroordeling tot betaling door [de werkgever] aan [de werknemer] van de transitievergoeding van
- de veroordeling tot betaling door [de werkgever] aan [de werknemer] van € 7.588,- bruto ter zake van de bonus over het jaar 2021, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 22 november 2022 tot de dag van volledige betaling;
- de veroordeling van [de werkgever] in de proceskosten van [de werknemer] , begroot op € 1.126,-;
- de uitvoerbaar verklaring bij voorraad met betrekking tot het voorgaande (voor zover van toepassing);