Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Het verloop van de procedure
- de stukken van de procedure bij de rechtbank;
- de appeldagvaarding van 29 november 2022, tevens houdende grieven;
- de brief van mr. Zevenbergen aan het hof van 22 december 2022, met daarbij producties 43 en 44;
- de memorie van antwoord in principaal hoger beroep, teven houdende memorie van grieven in incidenteel hoger beroep, met producties 43 tot en met 46;
- de memorie van antwoord in het incidenteel hoger beroep;
- de brief van mr. Van Voorthuizen, ingekomen bij het hof op 21 februari 2023, met daarbij 47 tot en met 53;
- de op 23 februari 2023 gehouden mondeling behandeling, waarbij partijen spreeknotities hebben overgelegd.
2.De beoordeling
- [de B.V.] moet zich alsnog inspannen om [geïntimeerde] te laten re-integreren in het eerste spoor, bij [de B.V.] dus. [de B.V.] dient zodanige maatregelen en treffen aanwijzingen te geven als redelijkerwijs nodig is met het oog op het verrichten door [geïntimeerde] van de eigen of andere passende arbeid bij [de B.V.] .
- [de B.V.] dient 38 verlofuren over 2020 en 247 verlofuren over 2022 bij te boeken. Voor zover de vordering ziet op verlofuren over 2021 wordt die afgewezen.
- De vordering tot het verstrekken van het in opdracht van [de B.V.] opgestelde ergonomische rapport wordt afgewezen, omdat [geïntimeerde] voor die vordering geen toereikende rechtsgrond heeft aangedragen.
- De vordering met betrekking tot de lascertificaten wordt ook afgewezen. [de B.V.] heeft toegezegd te zullen meewerken aan het behalen van die certificaten op het moment dat [geïntimeerde] die nodig heeft.
- [de B.V.] dient de kosten van de procedure te betalen.
- de spoedeisendheid van de vorderingen van [geïntimeerde] (grief I principaal appel);
- het al dan niet duurzaam verstoord zijn van de arbeidsverhouding tussen [geïntimeerde] en [de B.V.] , waardoor van [de B.V.] in redelijkheid niet gevergd zou kunnen worden de re-integratie in haar bedrijf te bevorderen (grief II in principaal appel);
- het al dan niet moeten verstrekken door [de B.V.] van het ergonomisch rapport dat is opgemaakt na het ergonomisch onderzoek op 10 september 2021 (grief II incidenteel appel)
- de proceskosten in eerste aanleg en in principaal en incidenteel appel.
nietvoor. Daarbij overweegt het hof het volgende:
- [de B.V.] heeft aangevoerd dat de collega’s van [geïntimeerde] niet meer met hem zouden willen samenwerken en dat zij zijn terugkeer niet zouden zien zitten (zie producties 43 en 44 [de B.V.] ). [geïntimeerde] heeft de juistheid van de inhoud van die producties bestreden. Hij stelt bij zijn terugkeer op de werkvloer in verband met het behalen van de lascertificaten juist goed te zijn ontvangen. Hoe dit ook zij, als er al sprake zou zijn van strubbelingen in de verhouding tussen [geïntimeerde] en (een aantal van de) collega’s die aan re-integratie van [geïntimeerde] bij [de B.V.] in de weg zouden staan, dan ligt het op de weg van [de B.V.] als werkgever om middelen in te zetten om die strubbelingen te verhelpen en om de verhoudingen op de werkvloer te doen verbeteren. Dat een dergelijke inspanning van [de B.V.] in verband met de re-integratie van [geïntimeerde] in redelijkheid niet kan worden gevergd neemt het hof niet aan.
- Naar het oordeel van het hof zijn de door [de B.V.] aangehaalde (en inhoudelijk door [geïntimeerde] betwiste) incidenten in het verleden niet van dien aard en gewicht, dat dit in redelijkheid aan re-integratie van [geïntimeerde] in zijn eigen of aangepast werk bij [de B.V.] in de weg kan staan.
- Het hof is verder van oordeel dat het feit dat [geïntimeerde] opkomt voor zijn rechten op het punt van de re-integratie bij [de B.V.] en dat hij zich daarbij kritisch uit en ook rechtsmaatregelen niet schuwt niet met zich brengt dat van [de B.V.] in redelijkheid niet gevergd kan worden dat zij meewerkt aan die re-integratie. Het spreekt voor zich dat het de onderlinge verhoudingen tussen partijen geen goed heeft gedaan dat [geïntimeerde] zich verzette tegen de aanwijzing van bepaalde casemanagers voor de re-integratie en later doormiddel van juridische stappen [de B.V.] heeft proberen te bewegen om de volgens hem voor zijn re-integratie benodigde en door de arbeidsdeskundige in 2021 geadviseerde aanpassingen op de werkplek te realiseren. Dat [geïntimeerde] zover is moeten gaan had echter met name te maken met de opstelling van [de B.V.] in dat proces van re-integratie en in die zin is de verstoring van de verhoudingen zeker ook aan [de B.V.] te wijten. Van partijen mag echter worden verwacht dat zij alles zullen inzetten om die verhoudingen te normaliseren en tot zakelijke proporties terug te brengen.
- Voor zover [de B.V.] heeft betoogd dat de duurzame verstoring van de arbeidsverhouding (mede) wordt veroorzaakt door het feit dat [geïntimeerde] ten onrechte allerlei aanpassingen van de werkplek wil afdwingen en niet akkoord gaat met de al door [de B.V.] aangebrachte aanpassingen of gedane voorstellen voor aanpassing , verwerpt het hof dat betoog. Het UWV heeft meermaals geconcludeerd dat [de B.V.] zonder deugdelijke grond niet genoeg deed om [geïntimeerde] in eigen of aangepast werk te re-integreren en [de B.V.] heeft tot op heden geweigerd de door de arbeidsdeskundige in het rapport van 25 februari 2021 geadviseerde aanpassingen integraal door te voeren. Dat zij daarbij het gelijk aan haar zijde zou hebben, zoals [de B.V.] onder meer op grond van voormeld rapport van [naam] van 2 februari 2023, neemt het hof niet aan. [geïntimeerde] is, zoals hij onweersproken heeft aangevoerd, niet bij de totstandkoming van dat rapport betrokken en uit het rapport kan niet worden afgeleid dat [naam] de inhoud van meergenoemd ergonomisch rapport (waarover hierna meer in het kader van de bespreking van de overgebleven grief in incidenteel appel) bij haar onderzoek en conclusies heeft betrokken. Evenmin is komen vast te staan dat [naam] zelf ter plaatse bij [de B.V.] onderzoek heeft uitgevoerd; zij lijkt zich tot bestudering van een (selectief verstrekt) aantal stukken en rapportages te hebben beperkt. [geïntimeerde] heeft verder onbetwist aangevoerd dat [naam] evenmin de actuele RI&E bij haar bevindingen heeft betrokken.