ECLI:NL:GHSHE:2023:1144

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
11 april 2023
Publicatiedatum
11 april 2023
Zaaknummer
200.312.958_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake opdracht tot glaszetwerk en betaling van factuur

In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door [appellant] tegen een vonnis van de rechtbank Limburg, waarin [appellant] is veroordeeld tot betaling van een factuur van € 6.903,53 aan [geïntimeerde]. De zaak betreft de vraag of [appellant] opdracht heeft gegeven aan [geïntimeerde] voor het leveren van glasruiten en het uitvoeren van beglazingswerkzaamheden aan twee panden. De rechtbank heeft geoordeeld dat [geïntimeerde] in zijn bewijslevering is geslaagd, wat heeft geleid tot de veroordeling van [appellant]. In hoger beroep heeft [appellant] zeven grieven aangevoerd en verzocht om vernietiging van het vonnis, alsook om terugbetaling van een eerder betaald bedrag aan [geïntimeerde]. Het hof heeft [appellant] toegestaan tegenbewijs te leveren met betrekking tot de stelling dat hij de opdrachtgever was. De zaak is verwezen naar de rol voor het horen van getuigen, waarbij het hof de mogelijkheid biedt voor [geïntimeerde] om ook getuigen in contra-enquête te horen. De zaak is aangehouden voor verdere behandeling.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
Team Handelsrecht
zaaknummer 200.312.958/01
arrest van 11 april 2023
in de zaak van
[appellant],
wonende te [woonplaats] ,
appellant,
hierna aan te duiden als [appellant] ,
advocaat: mr. R.L.G.J. Eikelboom te Sittard,
tegen
[geïntimeerde] , h.o.d.n. [---] Beglazing,
wonende te [woonplaats] ,
geïntimeerde,
hierna aan te duiden als [geïntimeerde] ,
advocaat: mr. J.J.H. Cuijpers te Echt,
op het bij exploot van dagvaarding van 28 juni 2022 ingeleide hoger beroep van het vonnis van 13 april 2022, door de kantonrechter van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, gewezen tussen [appellant] als gedaagde en [geïntimeerde] als eiser.
1. Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer 9346649 CV EXPL 21/3631)
Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis.

2.Het geding in hoger beroep

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding in hoger beroep met grieven, en producties 4 en 5;
  • de memorie van antwoord;
  • de bij akte van 27 december 2022 door [appellant] overgelegde productie 6;
  • de bij brief van 16 maart 2023 door [appellant] overgelegde productie 7;
  • de mondelinge behandeling van 27 maart 2023, waarbij partijen spreekaantekeningen hebben overgelegd;
  • de bij de mondelinge behandeling door [geïntimeerde] overgelegde (ongenummerde) productie houdende een verklaring van [persoon A] .
Laatstgenoemde productie is door [geïntimeerde] niet binnen de in artikel 87 lid 6 Rv genoemde termijn overgelegd. Gelet op de door [geïntimeerde] gegeven toelichting ter zake, gelet op de beperkte omvang van de productie, en aangezien [appellant] ter zitting in de gelegenheid is gesteld de productie te lezen en daarop te reageren, zou het buiten beschouwing laten van deze productie in strijd zijn met de goede procesorde. Het hof laat de productie daarom toe, zodat deze tot de gedingstukken behoort.
Het hof heeft daarna een datum voor arrest bepaald. Het hof doet recht op bovenvermelde stukken en de stukken van de eerste aanleg.

3.De beoordeling

3.1.
Het hof gaat uit van de volgende feiten.
a. [geïntimeerde] heeft in het najaar van 2020 glasruiten geleverd en beglazingswerkzaamheden verricht ten behoeve van de panden gelegen aan [adres 1] en [adres 2] te [plaats] (hierna: de panden).
Ten tijde van deze werkzaamheden behoorden de panden in eigendom toe aan de zonen van [appellant] , te weten [zoon 1] , [zoon 2] en [zoon 3] .
Met betrekking tot de levering en de verrichte werkzaamheden heeft [geïntimeerde] bij e-mail van 24 november 2020 een factuur gestuurd met [nummer] ter hoogte van € 6.903,53 inclusief btw. De factuur is gericht aan “ [appellant] – SSK, p/a [adres 3] , [postcode] [plaats] ”. De e-mail is verzonden aan [e-mailadres] .
Bij e-mail van 22 december 2020 met als onderwerp “Re: [nummer] ” is vanaf het e-mailadres [e-mailadres] het volgende aan [geïntimeerde] bericht:
“Dag [geïntimeerde] ,
Wij hebben vastgesteld dat twee door jou aan de binnenplaatszijde geplaatste glasplaten slechts voor de helft zijn gekit.
Kan dat alsnog in orde gemaakt worden?
Groet,
Ssk Beheer.”
Op 1 mei 2021 vindt tussen [geïntimeerde] en [zoon 1] de volgende communicatie plaats via whatsapp:
[geïntimeerde] : Wanneer krijg ik mijn geld
[zoon 1] : ?
[geïntimeerde] : Ja Ja ik heb fijn de factuur van mammoet betaald maar mijn factuur d.d. 24 – 11 van € 6.903,53 staat nog steeds open
[zoon 1] : Dat is ssk [geïntimeerde] en [appellant] is boos
Op dat hele gebeuren hier
Laat het nu rusten
We maken dat dak en dan komt dat geld echt wel
De advocaat van [geïntimeerde] heeft, bij brief van 11 juni 2021, [appellant] gesommeerd de factuur met [nummer] , vermeerderd met rente en kosten, te voldoen.
Bij e-mail van 16 juni 2021 is vanaf het e-mailadres [e-mailadres] het volgende aan de advocaat van [geïntimeerde] bericht:
“(…)
U hebt mij een schrijven gezonden namens [geïntimeerde] .
Ik heb nooit ook maar een enkele opdracht verstrekt aan [geïntimeerde] voornoemd.
Kunt U justificatoire bescheiden overleggen waaruit deze opdracht zou blijken ?
Gaarne vernemend,
Hoogachtend,
[appellant] .”
3.2.1.
In deze procedure heeft [geïntimeerde] gevorderd [appellant] te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 6.903,53, vermeerderd met contractuele rente en buitengerechtelijke incassokosten.
3.2.2.
Aan deze vordering heeft [geïntimeerde] ten grondslag gelegd dat [appellant] hem opdracht heeft gegeven tot het leveren van de goederen en het verrichten van de werkzaamheden waarop de factuur met [nummer] betrekking heeft. [geïntimeerde] heeft deze opdracht uitgevoerd, zodat [appellant] verplicht is het gefactureerde bedrag te betalen. De contractuele rente en buitengerechtelijke incassokosten zijn verschuldigd op grond van de algemene voorwaarden van [geïntimeerde] die van toepassing zijn op de opdracht, aldus [geïntimeerde] .
3.2.3.
[appellant] heeft betwist dat hij deze opdracht heeft gegeven aan [geïntimeerde] .
3.2.4.
Bij tussenvonnis van 17 november 2021 heeft de rechtbank [geïntimeerde] toegelaten bewijs te leveren van feiten en omstandigheden waaruit valt af te leiden dat [appellant] de opdrachtgever is geweest ten aanzien van de door [geïntimeerde] geleverde
glasruiten en de door [geïntimeerde] uitgevoerde beglazingswerkzaamheden ten behoeve van de panden.
3.2.5.
Vervolgens is op 18 januari 2022 [geïntimeerde] als getuige gehoord, en zijn op 22 maart 2022 [persoon B] en [appellant] als getuigen gehoord.
3.2.6.
In het bestreden eindvonnis heeft de rechtbank geoordeeld dat [geïntimeerde] in de bewijslevering is geslaagd. Op grond daarvan heeft de rechtbank [appellant] veroordeeld tot betaling aan [geïntimeerde] van het gevorderde bedrag van € 6.903,53, vermeerderd met contractuele vertragingsrente van 1,5% per 14 dagen ingaande 14 dagen na de factuurdatum van 24 november 2020, en tot betaling aan [geïntimeerde] van een bedrag van € 1.035,53 aan contractuele buitengerechtelijke kosten. [appellant] is in de proceskosten veroordeeld.
3.3.1.
[appellant] heeft in hoger beroep zeven grieven aangevoerd. [appellant] heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden vonnis en tot het alsnog afwijzen van de vorderingen van [geïntimeerde] . [appellant] heeft tevens gevorderd [geïntimeerde] te veroordelen tot terugbetaling van een bedrag van € 14.038,45, vermeerderd met rente, dat [appellant] ter uitvoering van het bestreden vonnis aan [geïntimeerde] heeft betaald, en om [geïntimeerde] te veroordelen in de (volledige) proceskosten van [appellant] , vermeerderd met rente.
3.3.2.
[geïntimeerde] heeft geconcludeerd tot bekrachtiging van het bestreden vonnis, met veroordeling van [appellant] in de proceskosten.
3.4.1.
Het hof overweegt dat [appellant] bij gelegenheid van de mondelinge behandeling in hoger beroep heeft aangeboden tegenbewijs te leveren met betrekking tot de stelling van [geïntimeerde] dat [appellant] de opdrachtgever is geweest ten aanzien van de door [geïntimeerde] geleverde glasruiten en de door [geïntimeerde] uitgevoerde beglazingswerkzaamheden ten behoeve van de panden door het horen van [appellant] zelf, de [zoon 3] en [persoon C] . Het hof zal [appellant] toelaten tot het leveren van het aangeboden tegenbewijs door het horen van deze getuigen.
3.4.2.
Het hof geeft [geïntimeerde] in overweging eventueel in contra-enquête te horen getuigen op te roepen tegen dezelfde dag waarop de getuigen aan de zijde van [appellant] gehoord zullen worden, zodat een eventuele contra-enquête aansluitend op dezelfde dag kan plaatsvinden.
3.4.3.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

4.De uitspraak

Het hof:
laat [appellant] toe tegenbewijs te leveren met betrekking tot de stelling van [geïntimeerde] dat [appellant] de opdrachtgever is geweest ten aanzien van de door [geïntimeerde] geleverde glasruiten en de door [geïntimeerde] uitgevoerde beglazingswerkzaamheden ten behoeve van de panden, door het horen van [appellant] zelf, [zoon 3] en [persoon C] ;
stelt [geïntimeerde] in de gelegenheid zich uit te laten over eventueel in contra-enquête te horen getuigen;
bepaalt dat de getuigen zullen worden gehoord ten overstaan van mr. S.C.H. Molin als raadsheer-commissaris, die daartoe zitting zal houden in het Paleis van Justitie aan de Leeghwaterlaan 8 te 's-Hertogenbosch op een door deze te bepalen datum;
verwijst de zaak naar de rol van 25 april 2023 voor opgave van het aantal getuigen en van de verhinderdata van partijen zelf, hun advocaten en de getuige(n) in de periode van 4 tot 12 weken na de datum van dit arrest;
bepaalt dat de raadsheer-commissaris na genoemde roldatum dag en uur van het getuigenverhoor zal vaststellen;
bepaalt dat de advocaten van [appellant] en [geïntimeerde] tenminste zeven dagen voor het verhoor de namen en woonplaatsen van de te horen getuigen zullen opgeven aan de wederpartij en aan de civiele griffie;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. S.C.H. Molin, K.J.H. Hoofs en J.G.J. Rinkes en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 11 april 2023.
griffier rolraadsheer