Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer 8436499 CV EXPL 20-1318)
2.Het geding in hoger beroep
- de dagvaarding in hoger beroep;
- de memorie van grieven met 15 producties, waaronder de processtukken in eerste aanleg en de zittingsaantekeningen van de mondelinge behandeling in eerste aanleg;
- de memorie van antwoord met vijf producties
- de mondelinge behandeling van 17 januari 2023.
3.De beoordeling
a. de vraag of [appellant] op grond van de aard van zijn werkzaamheden moet worden ingedeeld in functieschaal B2 van de toepasselijke cao, zoals de kantonrechter overwoog, of functieschaal C (projectleider) zoals [appellant] aanvoert (grief I tot en met V);
b. het aantal opgebouwde vakantie-uren (grief VI);
c. de matiging van de wettelijke verhoging door de kantonrechter (grief VII);
4. de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW van 50% over de vorderingen onder 1 en 3;
onder veroordeling van Intelligent Security in de proceskosten te vermeerderen met de wettelijke rente over de proceskosten, alsmede in de nakosten.
a. [appellant] geen aanspraak kan maken op het loon behorend bij functieschaal C, maar dat hij recht heeft op het loon behorend bij functieschaal B2. De op loonschaal C gebaseerde vordering van [appellant] is afgewezen;
b. het beroep van [appellant] op een cao-loonsverhoging van 1,7% met ingang van 1 januari 2012, voor zover dat ziet op de periode voorafgaand aan 24 november 2014, is verjaard omdat niet gebleken is dat [appellant] voor 24 november 2019 aanspraak heeft gemaakt op die verhoging.
Andere vorderingen van [appellant] zijn deels toegewezen.
‘e. projectleider
“Ik ben van mening dat EBM Security B.V. (hof: de rechtsvoorganger van Intelligent Security) mij de laatste jaren verkeerd heeft verloond. Ik ben dan ook voornemens dit nader te laten uitzoeken en eventueel met terug werkende kracht een correctie te laten maken over de gewerkte jaren (…)”Hoewel [appellant] zich aanvankelijk (ten onrechte) op het standpunt stelde dat de cao evenementenbeveiliging van toepassing zou zijn, blijkt uit die e-mail dat [appellant] op 2 december 2015 aanspraak maakte op een correcte loonbetaling conform de vigerende cao. Vanaf dat moment was (de rechtsvoorganger) van IS gewaarschuwd voor een loonvordering van [appellant] op basis van het juiste cao-uurloon. Daarmee voldoet de e-mail van 3 december 2015 aan de aan een stuitingshandeling te stellen eisen. Dat [appellant] zich aanvankelijk (ten onrechte) op het standpunt stelde dat een andere cao van toepassing is, doet daar niet aan af.