ECLI:NL:GHSHE:2023:1058

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
20 april 2023
Publicatiedatum
30 maart 2023
Zaaknummer
200.320.443_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herstel van beschikking inzake kinderalimentatie en hoofdverblijf in een familiezakenprocedure

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, gaat het om een verzoek tot herstel van een eerdere beschikking inzake kinderalimentatie en wijziging van het hoofdverblijf van de kinderen. De moeder, vertegenwoordigd door advocaat mr. G.G.J. van Kooten, heeft in hoger beroep verzocht om vervangende toestemming voor verhuizing en inschrijving van de kinderen op een basisschool, alsook om wijziging van de kinderalimentatie. De vader, vertegenwoordigd door advocaat mr. A.M.C. Broers, heeft geen bezwaar gemaakt tegen het verzoek tot herstel van de beschikking.

De oorspronkelijke beschikking, gegeven op 30 maart 2023, bevatte een kennelijke fout in het dictum, waarin een verkeerd alimentatiebedrag was opgenomen. De moeder heeft het hof verzocht om deze fout te herstellen, wat door de vader werd ondersteund. Het hof heeft geoordeeld dat er inderdaad sprake was van een schrijffout die eenvoudig te herstellen was.

Op 20 april 2023 heeft het hof de beschikking hersteld en het alimentatiebedrag vastgesteld op € 519,- per maand, met terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2023. Tevens is de vader verplicht om een achterstand in alimentatie van € 1.417,73 te voldoen. De beschikking is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 20 april 2023
Zaaknummer: 200.320.443/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/01/385797 / FA RK 22-4092
HERSTELBESCHIKKING in de zaak in hoger beroep van:

[de moeder] ,

wonende te [woonplaats] , gemeente [gemeente] ,
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. G.G.J. van Kooten,
tegen

[de vader] ,

wonende te [woonplaats] , gemeente [gemeente] ,
verweerder in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. A.M.C. Broers.
Deze zaak gaat over:
  • [minderjarige 1], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2015, hierna: [minderjarige 1] ;
  • [minderjarige 2], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2017, hierna [minderjarige 2] ;
  • [minderjarige 3], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2019, hierna: [minderjarige 3] ;
hierna gezamenlijk ook te noemen: de kinderen.
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend: de
Raad voor de Kinderbescherming,
regio Zuidoost Nederland, locatie [locatie] : hierna te noemen: de raad.
Overwegingen
Het hof heeft een beschikking gegeven op 30 maart 2023.
Bij brief van 3 april 2023 heeft mr. Van Kooten aan het hof bericht dat voornoemde beschikking van 30 maart 2023 een kennelijke fout in de zin van artikel 31 Rv bevat.
Immers, in het dictum is opgenomen dat de man maandelijks een bedrag van € 405,- dient te voldoen, terwijl partijen zijn overeengekomen dat de man een bedrag van € 519,- dient te voldoen, zoals het hof ook in rov. 3.19 heeft overwogen.
Mr. Van Kooten heeft het hof verzocht om de beschikking te herstellen.
Mr. Broers heeft bij email van 3 april 2023 aan het hof bericht geen bezwaar te hebben tegen voornoemd verzoek tot herstel.
Het hof is van oordeel dat sprake is van een kennelijke schrijffout die zich voor eenvoudig herstel leent en wijst het verzoek van 3 april 2023, zoals ingediend door mr. Van Kooten, toe.
Voormelde beschikking zal mitsdien op de volgende wijze worden verbeterd.
De beslissing
Het hof:
bepaalt dat het dictum van de gegeven beschikking van 30 maart 2023 moet worden verbeterd in:
“Het hof:
vernietigt de tussen partijen gegeven beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van
7 december 2022, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, en alleen voor zover het inleidend verzoek inzake de kinderalimentatie is afgewezen,
en in zoverre opnieuw rechtdoende:
bepaalt dat de vader met ingang van 1 januari 2023 telkens bij vooruitbetaling aan de moeder
dient te voldoen een bedrag van in totaal € 519,- per maand inzake de kinderalimentatie ten behoeve van [minderjarige 1] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2015, [minderjarige 2] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2017 en [minderjarige 3] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2019;
bepaalt dat de vader inzake de achterstallige alimentatie ten bedrage van € 1.417,73 uiterlijk vóór 1 april 2023 aan de moeder zal voldoen;
bekrachtigt voornoemde beschikking, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, voor het overige;
wijst af het meer of anders verzochte.”
Deze beschikking is gegeven door mrs. E.P. de Beij, C.D.M. Lamers en A.C. van den Boogaard en is op 20 april 2023 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van
de griffier.