ECLI:NL:GHSHE:2023:1328

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
30 maart 2023
Publicatiedatum
28 april 2023
Zaaknummer
200.320.443/01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om vervangende toestemming voor verhuizing en wijziging kinderalimentatie in een ouderschapsconflict

In deze zaak, uitgesproken op 30 maart 2023 door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, gaat het om een verzoek van de moeder om vervangende toestemming voor verhuizing met de kinderen naar [plaats] en wijziging van de kinderalimentatie. De moeder, vertegenwoordigd door mr. G.G.J. van Kooten, verzoekt de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 7 december 2022 te vernietigen, behoudens de beslissing over de zorg- en opvoedingstaken. De vader, vertegenwoordigd door mr. A.M.C. Broers, verzet zich tegen de verzoeken van de moeder en vraagt om bekrachtiging van de eerdere beschikking.

De moeder stelt dat zij al geruime tijd met de kinderen in [plaats] verblijft en dat de verhuizing in het belang van de kinderen is, omdat zij daar naar school kunnen gaan en dichter bij haar partner wonen. De vader betwist de noodzaak van de verhuizing en wijst op de negatieve gevolgen voor de zorgregeling en de betrokkenheid bij de kinderen. De Raad voor de Kinderbescherming heeft geen eenduidig advies gegeven, maar benadrukt het belang van nabijheid tussen de ouders.

Het hof overweegt dat de moeder onvoldoende heeft aangetoond dat er een noodzaak is voor de verhuizing en dat de belangen van de kinderen en de vader zwaarder wegen. De verzoeken van de moeder worden afgewezen. Wat betreft de kinderalimentatie wordt een regeling getroffen waarbij de vader vanaf 1 januari 2023 een bedrag van € 405,- per maand aan de moeder dient te betalen, met een regeling voor achterstallige betalingen. De beschikking van de rechtbank wordt gedeeltelijk vernietigd en voor het overige bekrachtigd.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 30 maart 2023
Zaaknummer: 200.320.443/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/01/385797 / FA RK 22-4092
in de zaak in hoger beroep van:
[de moeder],
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. G.G.J. van Kooten,
tegen
[de vader],
wonende te [woonplaats] ,
verweerder in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. A.M.C. Broers.
Deze zaak gaat over:
  • [minderjarige 1], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2015, hierna: [minderjarige 1] ;
  • [minderjarige 2], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2017, hierna [minderjarige 2] ;
  • [minderjarige 3], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2019, hierna: [minderjarige 3] ;
hierna gezamenlijk ook te noemen: de kinderen.
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend: de
Raad voor de Kinderbescherming,
regio Zuidoost Nederland, locatie [locatie] : hierna te noemen: de raad.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 7 december 2022, uitgesproken onder voormeld zaaknummer, waarbij de rechtbank heeft beslist op de verzoeken van partijen inzake het hoofdverblijf van de kinderen, de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken, het verlenen van vervangende toestemming (verhuizing, inschrijving) en de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 22 december 2022, heeft de moeder verzocht voormelde beschikking te vernietigen, behoudens de beslissing over de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken, en te wijzigen voor wat betreft het hoofdverblijf van [minderjarige 1] en voor wat betreft de kinderalimentatie en opnieuw rechtdoende te bepalen dat:
  • de kinderen hun hoofdverblijf zullen hebben bij de moeder en op haar adres aan de [adres] te ( [postcode] ) [plaats] ingeschreven zullen staan in de Basisregistratie Personen met dien verstande dat de moeder gerechtigd is tot inning van de kinderbijslagen en het kindgebonden budget;
  • [minderjarige 1] en [minderjarige 2] (en straks bij het bereiken van de leerplichtige leeftijd ook [minderjarige 3] ) binnen
  • het door partijen ondertekende ouderschapsplan te wijzigen voor wat betreft artikel 7.4 en te bepalen dat de vader gehouden is om met ingang van datum indiening verzoekschrift in eerste aanleg bij te dragen in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige kinderen met een bedrag van € 555,35 (prijspeil 2022) voor drie kinderen samen per maand, althans een ingangsdatum en bedrag vast te stellen als het hof juist acht, met dien verstande dat de vader dit bedrag rechtstreeks steeds voor de eerste van de maand aan moeder betaalbaar stelt op een door haar aan te wijzen bankrekeningnummer.
2.2.
Bij verweerschrift met productie, ingekomen ter griffie op 26 januari 2023, heeft de vader verzocht het verzoek van de moeder in hoger beroep af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 16 februari 2023. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
  • de moeder, bijgestaan door mr. Van Kooten;
  • de vader, bijgestaan door mr. Broers;
  • mevrouw [vertegenwoordiger van de raad] namens de raad.
2.4.
Het hof heeft op 10 maart 2023 kennisgenomen van de brief van de advocaat van de moeder van 9 maart 2023.

3.De beoordeling

De feiten
3.1.
Uit het inmiddels ontbonden huwelijk van partijen zijn de minderjarigen [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] geboren. Partijen oefenen gezamenlijk het ouderlijk gezag over de kinderen uit.
[minderjarige 1] heeft het hoofdverblijf bij de vader en [minderjarige 2] en [minderjarige 3] hebben het hoofdverblijf bij de moeder.
3.2.
Bij beschikking van 26 januari 2021 heeft de rechtbank Overijssel, locatie Zwolle, tussen partijen de echtscheiding uitgesproken, welke beschikking op 12 februari 2021 is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
Bij die beschikking heeft de rechtbank voorts bepaald dat het tussen partijen overeengekomen en ondertekende convenant, tevens houdende een ouderschapsplan, deel uit maakt van die beschikking en dat partijen gehouden zijn over en weer na te komen hetgeen zij daarin zijn overeengekomen.
3.3.
De moeder heeft in eerste aanleg - kortgezegd - verzocht:
  • te bepalen dat de kinderen hun hoofdverblijf zullen hebben bij de moeder;
  • haar vervangende toestemming te verlenen om met de kinderen te verhuizen naar [plaats] ;
  • haar vervangende toestemming te verlenen om de kinderen in te schrijven op basisschool [basisschool] te [plaats] ;
  • de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken te wijzigen in die zin dat de kinderen in de ene week van maandag tot vrijdagmiddag 16:00 uur bij de moeder verblijven, waarna zij aansluitend van vrijdagmiddag 16:00 uur tot woensdag 15:00 uur bij de vader verblijven om vervolgens van woensdagmiddag 15:00 uur tot zondag bij de moeder te verblijven;
  • te bepalen dat de vader gehouden is om met ingang van de datum van indiening van het verzoekschrift bij te dragen in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige kinderen met een bedrag van € 440,- per kind per maand.
3.4.
De vader heeft in eerste aanleg - kortgezegd - verzocht:
  • de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken te wijzigen en te bepalen dat de kinderen steeds in week 1 vanaf vrijdagmiddag 16.00 uur bij hem verblijven tot aan donderdagmiddag 15.00 uur in week 2 en daarnaast op vrijdag in week 2 van 8.30 uur tot 15.00 uur;
  • de vader vervangende toestemming te verlenen om [minderjarige 3] in te schrijven op kinderdagverblijf [kinderdagverblijf] van [instantie] ;
  • primair te bepalen dat de vader een bijdrage van € 614,- op de kindrekening dient te storten en een bijdrage van € 23,- per maand aan de moeder, dan wel, indien zijn verzoek betreffende de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken wordt toegewezen, te bepalen dat de vader een bijdrage van € 559,- op de kinderrekening dient te storten en dat de moeder een bedrag van € 55,- per maand op de kinderrekening dient te storten;
  • subsidiair het hoofdverblijf van de kinderen bij de vader te bepalen, dan wel te bepalen dat de kinderen op het adres van de vader ingeschreven zullen staan, en daarnaast te bepalen dat de vader een bijdrage van € 90,- per kind per maand aan de moeder dient te voldoen.
3.5.
Bij de bestreden - uitvoerbaar bij voorraad verklaarde - beschikking, heeft de rechtbank voornoemde beschikking van 26 januari 2021 gewijzigd voor wat betreft de reguliere verdeling van de zorg- en opvoedingstaken zoals opgenomen in het ouderschapsplan en bepaald dat de kinderen in een twee wekelijks schema van maandag tot vrijdagmiddag 16.00 uur bij de moeder verblijven waarna zij aansluitend van vrijdagmiddag 16.00 uur tot woensdag 15.00 uur bij de vader verblijven om vervolgens van woensdagmiddag 15.00 uur tot zondag bij de moeder te verblijven. De overige voornoemde verzoeken van partijen zijn afgewezen.
3.6.
De moeder kan zich met deze beslissing niet verenigen behoudens de beslissing over de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken en zij is hiervan in hoger beroep gekomen.
De standpunten
3.7.
De moeder voert, samengevat, het volgende aan. Zij heeft sinds januari 2020 een relatie met haar huidige partner en zij is op [geboortedatum] 2023 bevallen van [minderjarige 4] , hun kindje. Feitelijk gezien verblijft de moeder al geruime tijd bij haar partner in zijn woning in [plaats] en verblijven de kinderen daar ook in de periode dat zij ingevolge de zorgregeling bij de moeder verblijven. De kinderen hebben hun eigen kamer en zij voelen zich thuis bij de partner van de moeder en in [plaats] . De moeder is werkzaam in de slagerij van haar partner in [plaats] . De vader is uitgenodigd te komen kijken, maar hij weigert dit pertinent en hij weigert sinds december 2021 met de moeder in overleg te gaan over een verhuizing van de kinderen naar [plaats] , behoudens een mediationgesprek in juni 2022. Het verzoek van de moeder om haar vervangende toestemming te verlenen om met de kinderen naar [plaats] te verhuizen en de kinderen aldaar in te schrijven op een basisschool is ten onrechte afgewezen. Naar de letter van de tekst geeft het ouderschapsplan de moeder reeds toestemming. Voor de vader geldt een reistijd van 30-35 minuten van deur tot deur. Bovendien heeft de verhuizing geen invloed op de zorgregeling. De moeder is eventueel bereid om in de kosten van de vader bij te dragen. Van de vader mag worden verwacht dat hij de extra reistijd op zich neemt. De moeder is de hoofdopvoeder en het is in het belang van de kinderen om in de omgeving van de moeder naar school te gaan en te kunnen leven. Voor zover de verhuiscriteria van toepassing zouden zijn voert de moeder aan dat er wel degelijk een noodzaak voor de verhuizing is. Iedere ouder heeft het recht om zijn of haar leven met zijn of haar kinderen in te richten op een manier die hij of zij goed lijkt. De moeder is beperkt vanwege haar financiële (on)mogelijkheden en zij kan geen woning in (omgeving) [woonplaats] kopen of huren. De partner van de moeder heeft een eigen woning en onderneming in [plaats] en hij is evenmin in staat een woning in (omgeving) [woonplaats] te kopen. De door de moeder aangeschafte woning op het recreatiepark volstaat niet. De kinderen moeten nu drie dagen per week op en neer naar [woonplaats] reizen, terwijl de door de moeder voorgestelde school zich op vijf minuten van de woning en van de slagerij bevindt. Er is verder voor de kinderen voldoende tijd om sport en hobby’s in [woonplaats] uit te oefenen.
Het is slechts om fiscale redenen geweest dat [minderjarige 1] is ingeschreven bij de vader. Ten onrechte is het verzoek tot wijziging van het hoofdverblijf van [minderjarige 1] afgewezen. Het is belangrijk dat [minderjarige 1] , wanneer zij in [plaats] naar school gaat, daar haar hoofdverblijf heeft, om problemen met de inschrijving op die school te voorkomen.
3.8.
De vader voert, samengevat, het volgende aan.
De verzoeken van de moeder dienen te worden afgewezen. Er is sprake van een co-ouderschapsregeling, in die zin dat beide partijen een substantieel deel van de zorg op zich nemen. De vader heeft altijd veel tijd aan de kinderen besteed en hij wil graag bij de kinderen betrokken blijven. Een eventuele verhuizing van de moeder buiten [woonplaats] is nooit aan de orde geweest en/of tijdens de mediation besproken, omdat beide partijen in [woonplaats] waren geworteld. Van een noodzaak om te verhuizen is niet gebleken. De vader betwist dat de moeder niet in aanmerking zou komen voor een urgentieverklaring voor een sociale huurwoning en/of dat zij en haar partner niet in staat zijn om een woning in (de nabije omgeving van) [woonplaats] te kopen. De verhuizing heeft grote gevolgen vanwege de toegenomen reistijd, zowel van de kinderen als van de vader, en vanwege het wegvallen van de mogelijkheid tot laagdrempelig contact. De vader kan dit niet met zijn werk combineren, zonder daartoe verlof op te nemen. Totdat [minderjarige 3] vier jaar is moet zij met de vader mee en zit zij lang in de auto. Bij een verhuizing van de kinderen naar [plaats] is het voor de vader verder lastiger om bij school, sport en hobby’s betrokken te zijn en wanneer de kinderen in de toekomst naar de middelbare school gaan, dan kan geen uitvoering worden gegeven aan de regeling, gelet op de afstand van circa veertig kilometer.
De moeder woont kennelijk al met de kinderen in [plaats] , maar dit is in strijd met wat de rechtbank heeft beslist. Het staat de moeder niet vrij om nu al met de kinderen doordeweeks in [plaats] te verblijven. De moeder lijkt noodzaak en argument te creëren. De kinderen kunnen op deze wijze niet met hun vriendjes en vriendinnetjes in [woonplaats] spelen. De vader kan zich niet aan de indruk onttrekken dat de moeder het afgelopen jaar heeft proberen te voorkomen dat de kinderen hobby’s of sport in [woonplaats] zouden hebben gelet op de door haar gewenste verhuizing. Zo werkt de moeder niet mee aan de wens van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] om in [woonplaats] te turnen en is zij al sinds begin 2022 weigerachtig om toestemming te geven om [minderjarige 3] aan te melden op een kinderdagverblijf of peuterspeelzaal. Voor de kinderen is het belangrijk dat de ouders dicht bij elkaar wonen zodat zij met beide ouders makkelijk contact kunnen hebben. De vader vraagt zich voorts af of de school in [plaats] erop toegerust is om [minderjarige 1] adequaat te ondersteunen. [minderjarige 1] ervaart veel spanningen en zij beschikt niet over de draagkracht om te verhuizen. De moeder heeft nagelaten om de vader hierin te betrekken. De moeder heeft bovendien haar partner aan de kinderen voorgesteld zonder de vader daarover te informeren. Het is de vader verder niet duidelijk waarom het hoofdverblijf van [minderjarige 1] gewijzigd dient te worden en de vader verzet zich tegen dit verzoek.
3.9.
De raad heeft tijdens de mondelinge behandeling het volgende naar voren gebracht.
De raad heeft geen kant en klaar advies. De meest ideale situatie is dat beide ouders bij elkaar in de buurt wonen; dat is het meest toekomstbestendig. Alhoewel de afstand tussen [plaats] en [woonplaats] niet onoverkomelijk is, zou een verhuizing voor de kinderen wel ingrijpend zijn. De raad zou het de ouders gunnen dat ze samen tot een oplossing komen. Mogelijk kan de moeder wat meer richting [woonplaats] wonen, vanuit [plaats] bezien, of wellicht kan de vader een stukje dichter in de buurt van [plaats] gaan wonen.
Beide ouders koppelen het belang van de kinderen aan hun eigen belang. De raad vindt het verder bijzonder dat de ouders ieder afzonderlijk nog geen plan of oplossing hebben voor het geval zij door het hof in het ongelijk worden gesteld.
De raad ziet de volgende voor- en nadelen, indien de moeder toestemming krijgt om naar [plaats] te verhuizen. De moeder is in die situatie meer beschikbaar tijdens schooluren en er is meer rust voor de moeder. [plaats] is de plek waar de kinderen dan het meest zijn en waar hun halfbroertje ook woont. Het is niet onmogelijk dat de regeling met de vader in stand blijft en dat de band die de kinderen met [woonplaats] hebben blijft. De kinderen zijn jong en flexibel. Nadeel is dat de kinderen dan nog steeds veel op en neer moeten reizen, waarvan drie ochtenden per veertien dagen in de ochtendspits. De vader kan in die situatie minder bij de school betrokken zijn en wanneer de kinderen ouder worden gaat een en ander wringen, omdat de kinderen dan een leven in [plaats] hebben opgebouwd. Er zijn bovendien zorgen over [minderjarige 1] , die kwetsbaar is. Indien de relatie van de moeder om een of andere reden niet slaagt, dan staat de moeder met de kinderen op straat.
Hoofdverblijf
3.10.
Ten aanzien van het hoofdverblijf overweegt het hof als volgt.
3.11.
Ingevolge artikel 1:253a lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kunnen geschillen omtrent de gezamenlijke uitoefening van het ouderlijk gezag aan de rechter worden voorgelegd.
Daartoe behoort ook, gelet op artikel 1:253a lid 2, aanhef en sub b BW, het geschil bij welke ouder het kind zijn hoofdverblijfplaats heeft. De rechter neemt een zodanige beslissing als hem in het belang van het kind wenselijk voorkomt.
3.12.
Het hof ziet in hetgeen de moeder naar voren heeft gebracht geen aanleiding om het hoofdverblijf van [minderjarige 1] te veranderen, daargelaten de beslissing over het verzoek tot vervangende toestemming tot inschrijving van [minderjarige 1] op een basisschool in [plaats] . Immers, niet is komen vast te staan dat het voor die inschrijving noodzakelijk is dat [minderjarige 1] haar hoofdverblijf bij de moeder heeft. De moeder heeft geen andere doorslaggevende argumenten aangevoerd waarom het belang van [minderjarige 1] met zich brengt dat het hoofdverblijf dient te worden gewijzigd. Het hof zal het verzoek om het hoofdverblijf van [minderjarige 1] te wijzigen derhalve afwijzen.
Vervangende toestemming verhuizing en inschrijving school
3.13.
De gezamenlijke gezagsuitoefening van partijen brengt met zich dat de moeder voor het wijzigen van de woonplaats van de kinderen toestemming van de vader behoeft. Indien de ouders het hierover niet eens worden zal de rechter hierover een beslissing nemen.
Bij een dergelijke beslissing dient het hof - conform vaste rechtspraak - alle omstandigheden in acht te nemen en alle belangen af te wegen.
3.14.
Het hof is op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting met de rechtbank van oordeel dat het verzoek van de moeder om haar vervangende toestemming te verlenen om met de kinderen te verhuizen en de kinderen in te schrijven op een basisschool en/of peuterspeelzaal in [plaats] dient te worden afgewezen. Het hof zal hierna uitleggen hoe het tot deze beslissing is gekomen.
3.15.
Het hof stelt voorop dat is gebleken dat de moeder kennelijk al geruime tijd met de kinderen in [plaats] verblijft, terwijl zij hiervoor nog niet de vereiste (vervangende) toestemming heeft verkregen. Dat zij met [minderjarige 2] en [minderjarige 3] bij haar ouders staat ingeschreven, rechtvaardigt het handelen van de moeder niet en leidt slechts tot een papieren werkelijkheid.
3.16.
Het hof merkt verder op dat niet valt in te zien dat de in de rechtspraak ontwikkelde verhuiscriteria niet van toepassing zouden zijn.
Gelet op deze criteria is het hof van oordeel dat onvoldoende is komen vast te staan dat er voor de moeder een noodzaak bestaat om te verhuizen. Niet valt in te zien dat de moeder en haar partner financieel niet in staat zouden zijn om samen een woning elders te huren of te kopen in (de meer directe omgeving van) [woonplaats] . Immers, de moeder bezit op dit moment een chalet op een recreatiepark te [woonplaats] en haar partner bezit zowel een appartement als een woonhuis in [plaats] . Ook ziet het hof niet in dat de partner van de moeder zijn onderneming niet langer zou kunnen uitoefenen wanneer hij op een korte afstand van die onderneming zou wonen. De verklaring van de accountant is hiertoe ontoereikend. Daar komt bij dat de belangen van de partner van de moeder niet zwaarder dienen te wegen dan de belangen van de vader en van de kinderen.
Het hof kan zich bovendien net als de vader niet aan de indruk onttrekken dat de moeder door haar keuzes en handelen een noodzaak voor de door haar gewenste verhuizing naar [plaats] heeft getracht te creëren. Niet alleen verblijft de moeder feitelijk gezien al met de kinderen in [plaats] , maar daarnaast heeft zij niet willen meewerken aan hobby’s of sportactiviteiten van de kinderen in [woonplaats] en aan de inschrijving van [minderjarige 3] op de peuterspeelzaal, terwijl zij anderzijds de kinderen wel faciliteert om in [plaats] pony te rijden. De moeder heeft bovendien de keuze gemaakt om, nog voordat zij (vervangende) toestemming heeft gekregen om met de kinderen te verhuizen, hen op een andere school in te schrijven en met haar partner een nieuw gezin te stichten, terwijl niet duidelijk was of zij de noodzakelijke vervangende toestemming tot verhuizing zou krijgen. Dit klemt temeer, nu zij ermee bekend was dat haar partner er kennelijk belang bij had om in [plaats] te blijven wonen, terwijl de vader er belang bij had dat de moeder met de kinderen in [woonplaats] zou blijven. Alhoewel de moeder het recht heeft om deze keuze te maken en haar leven op de daar haar gewenste manier in te richten, heeft de moeder met haar handelswijze de verhuizing onvoldoende goed voorbereid en is zij voorbij gegaan aan de ingrijpende gevolgen die een verhuizing van de kinderen naar [plaats] met zich brengt. Niet alleen voor de vader, maar ook voor de kinderen. Zo had het op de weg van de moeder gelegen om de nadelige gevolgen van een eventuele verhuizing zo veel mogelijk te beperken. Het hof is van oordeel dat daarvan onvoldoende is gebleken.
Zo heeft de moeder niet betwist dat zij heeft nagelaten om de vader te betrekken bij een eventuele schoolkeuze van de kinderen, indien de kinderen met de moeder zouden verhuizen en is niet gebleken dat de moeder voor eventuele alternatieven heeft opengestaan, zoals een verhuizing naar/de keuze van een school in een plaats tussen [woonplaats] en [plaats] in, of een aanpassing van de zorgregeling, door de vader bijvoorbeeld tegemoet te komen in het halen en brengen van de kinderen.
Een verhuizing van de kinderen naar [plaats] betekent immers dat de vader zes keer per twee weken op en neer van [woonplaats] naar [plaats] moet rijden (vrijdag na school, maandag en dinsdag na en naar school en woensdag naar school), hetgeen op de maandagen en dinsdagen een reistijd van meer dan twee uur per dag met zich brengt, gelet op de drukte op het traject [woonplaats] - [plaats] . De vader heeft aangegeven hiertoe niet in staat te zijn zonder verlof op te nemen, hetgeen het hof niet onbegrijpelijk acht. De moeder heeft in dit kader slechts aangeboden om met de vader in overleg te treden over de brandstofkosten en acht het kennelijk vanzelfsprekend dat de vader deze extra reistijd volledig voor zijn rekening neemt. Het is van algemene bekendheid dat sprake is van een drukke route van circa veertig kilometer die moet worden afgelegd, waarbij de door de moeder aan het hof voorgehouden reistijd van 30-35 minuten niet realistisch wordt geacht. Voor de kinderen betekent een eventuele verhuizing eveneens dat zij zes keer per veertien dagen, waarvan drie keer in de ochtendspits, van en/of naar de school in [plaats] van de ene ouder naar de andere ouder moeten worden gebracht. Aangezien [minderjarige 3] nog vier jaar moet worden, zouden in ieder geval de vader en [minderjarige 3] nog ruim acht jaar lang op en neer moeten rijden. Voor zover de moeder in haar grieven ervan uit gaat dat de kinderen reeds in [plaats] verblijven en dat bij toewijzing van haar verzoek de reistijd van de kinderen zal verminderen, gaan de grieven niet op. Er dient immers uit te worden gegaan van de situatie, waarin de kinderen nog in [woonplaats] verblijven en niet van de situatie, waarin de moeder al ten onrechte met de kinderen in [plaats] verblijft.
Daar komt bij dat in het geval van een verhuizing het leven van de kinderen zich steeds meer in [plaats] zal gaan afspelen, waarbij het voor de hand ligt dat zij daar hun vriendjes en vriendinnetjes zullen hebben en hun hobby’s zullen gaan uitoefenen. Voor zover het al mogelijk is om de huidige zorgregeling in stand te laten, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, dan wordt dit wanneer zij naar de middelbare school gaan in ieder geval niet langer realistisch geacht. Het hof volgt de vader in zijn inschatting dat zijn rol steeds kleiner zal worden en meer de rol van een weekendvader zal behelzen, terwijl beide ouders dit niet voor ogen hebben gehad. Immers, de ouders zijn met elkaar een zorgregeling overeengekomen waarbij de ouders ieder een aanzienlijk deel van de verzorging en opvoeding van de kinderen op zich zullen nemen, waarbij de kinderen circa negentien dagen per maand bij de moeder en circa elf dagen per maand bij de vader verblijven. Dat er geen sprake is van een 50/50-verdeling, neemt niet weg dat de vader actief bij de kinderen betrokken is (geweest). Verder is gebleken dat het leven van beide partijen zich altijd in [woonplaats] heeft afgespeeld, waarbij grootouders moederszijde en vaderszijde eveneens in [woonplaats] wonen. De kinderen hebben nu de mogelijkheid tot een laagdrempelig contact met de andere ouder, hetgeen na een verhuizing niet meer mogelijk is. Het hof acht het verder van belang dat met name de twee oudste kinderen in [woonplaats] zijn geworteld. Zij gaan daar naar school en hebben daar hun vriendjes en vriendinnetjes. Bovendien kan uit het ouderschapsplan worden afgeleid dat de ouders de intentie hebben gehad om deze situatie zoveel mogelijk in stand te houden door in ieder geval beperkingen te stellen aan een eventuele verhuizing bij een reisafstand van meer dan dertig minuten.
Voor zover de moeder nog naar voren heeft gebracht dat de slagerij van haar partner, waarin de moeder eveneens (parttime) werkzaam is, dicht bij de door de moeder gewenste basisschool van de kinderen is gelegen, weegt dit voordeel naar het oordeel van het hof niet op tegen de hiervoor genoemde nadelige gevolgen van een eventuele verhuizing.
Conclusie
3.17.
Het hof komt derhalve tot het oordeel dat van een noodzaak tot een verhuizing onvoldoende is gebleken en dat de moeder de verhuizing onvoldoende heeft doordacht en voorbereid, waarbij de moeder zich niet, dan wel onvoldoende, heeft ingespannen om de nadelige gevolgen van een eventuele verhuizing te verzachten. Bovendien zijn de twee oudste kinderen in [woonplaats] geworteld. Dit alles maakt dat het belang van de moeder om naar [plaats] te verhuizen en de kinderen aldaar in te schrijven op een basisschool minder zwaar dient te wegen dan de belangen van de kinderen en de vader om in (de nabijheid van) [woonplaats] te blijven. Het hof zal de verzoeken van de moeder om met de kinderen naar [plaats] te verhuizen en ze aldaar in te schrijven op een basisschool derhalve afwijzen.
Kinderalimentatie
3.18.
Partijen hebben overeenstemming bereikt over de kinderalimentatie en zij hebben het hof verzocht om onderstaande regeling op te nemen in de te geven beschikking. Het hof zal aan dit verzoek voldoen.
3.19.
De vader betaalt met ingang van 1 januari 2023 maandelijks een bedrag van € 519,- aan kinderalimentatie aan de moeder, telkens bij vooruitbetaling te voldoen, op een door de moeder aan te geven bankrekening. De moeder voldoet de verblijfsoverstijgende kosten van alle drie de kinderen uit dit bedrag en zij is gerechtigd tot de kinderbijslag voor [minderjarige 2] en [minderjarige 3] . De vader is gerechtigd tot de kinderbijslag van [minderjarige 1] .
De kinderalimentatie wordt jaarlijks geïndexeerd, voor het eerst per 1 januari 2024.
Partijen beslissen samen of de kinderen een sport en/of hobby beoefenen en wanneer hierover overeenstemming bestaat, worden de bijbehorende kosten door de moeder voldaan vanuit de door haar ontvangen kinderalimentatie.
De vader is een bedrag van € 1.666,08 verschuldigd inzake achterstallige kinderalimentatie over de maanden oktober t/m december 2022 (zijnde 3 x € 555,36). Hij is gerechtigd om hierop een bedrag van € 248,35 in mindering te brengen ter zake de kosten van de zwemles van [minderjarige 2] , zodat de vader per saldo per omgaande, doch uiterlijk vóór 1 april 2023, het restantbedrag van € 1.417,73 aan de moeder zal voldoen.
3.20.
Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

4.De beslissing

Het hof:
vernietigt de tussen partijen gegeven beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van
7 december 2022, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, en alleen voor zover het inleidend verzoek inzake de kinderalimentatie is afgewezen,
en in zoverre opnieuw rechtdoende:
bepaalt dat de vader met ingang van 1 januari 2023 telkens bij vooruitbetaling aan de moeder
dient te voldoen een bedrag van in totaal € 405,- per maand inzake de kinderalimentatie ten behoeve van [minderjarige 1] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2015, [minderjarige 2] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2017 en [minderjarige 3] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2019;
bepaalt dat de vader inzake de achterstallige alimentatie ten bedrage van € 1.417,73 uiterlijk vóór 1 april 2023 aan de moeder zal voldoen;
bekrachtigt voornoemde beschikking, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, voor het overige;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. E.P. de Beij, C.D.M. Lamers en A.C. van den Boogaard en is op 30 maart 2023 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van
mr. C.E.M. Geertsma-van Ooijen, de griffier.