ECLI:NL:GHSHE:2023:1007

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
28 maart 2023
Publicatiedatum
28 maart 2023
Zaaknummer
200.311.869_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Hoger beroep kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep kort geding over de nakoming van een echtscheidingsconvenant met betrekking tot de verkoop van een woning en de verdeling van de overwaarde

In deze zaak gaat het om een kort geding dat is ingesteld door de man, die de vrouw verzoekt om haar medewerking te verlenen aan de verkoop van een woning die zij gezamenlijk bezitten. De woning is het onderwerp van een echtscheidingsconvenant dat in 2013 is gesloten, waarin is afgesproken dat de woning verkocht zou worden en de opbrengst zou worden verdeeld. De vrouw heeft echter geweigerd om mee te werken aan de verkoop, omdat zij aanspraak maakt op een deel van de overwaarde van de woning, wat volgens haar niet in het convenant is vastgelegd. De voorzieningenrechter heeft de vrouw veroordeeld om binnen vijf dagen na betekening van het vonnis haar medewerking te verlenen aan de verkoop en levering van de woning. De vrouw heeft hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak, waarbij zij drie grieven heeft aangevoerd. De man heeft het hoger beroep van de vrouw bestreden en incidenteel hoger beroep ingesteld, omdat hij vindt dat het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard had moeten worden. Het hof heeft de rechtsmacht van de Nederlandse rechter bevestigd en het toepasselijke recht vastgesteld. Het hof oordeelt dat er geen spoedeisend belang is, omdat de omstandigheden van de zaak niet rechtvaardigen dat de vrouw gedwongen wordt om mee te werken aan de verkoop van de woning. Het hof vernietigt het bestreden vonnis en compenseert de proceskosten, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
zaaknummer 200.311.869/01
arrest van 28 maart 2023
in de zaak van
[appellante],
wonende te [woonplaats] ,
appellante in principaal hoger beroep,
geïntimeerde in incidenteel hoger beroep,
hierna aan te duiden als de vrouw,
advocaat: mr. F. Ergec te Bergen op Zoom,
tegen
[geïntimeerde] ,
wonende te [woonplaats] ,
appellant in principaal hoger beroep
geïntimeerde in incidenteel hoger beroep,
hierna aan te duiden als de man,
advocaat: mr. P.F.M. Gulickx te Breda,
op het bij exploot van dagvaarding van 13 juni 2022 ingeleide hoger beroep van het vonnis van 17 mei 2022, door de voorzieningenrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, gewezen tussen de vrouw als gedaagde in conventie en eiseres in reconventie en de man als eiser in conventie, verweerder in reconventie.

1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer C/02/396797 KG ZA 22-169)

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis.

2.Het geding in hoger beroep

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de appeldagvaarding in kort geding tevens houdende memorie van grieven, en verzoek behandeling met bijzondere spoed met prod. 1 en 2;
  • de rolbeslissing van het hof van 28 juni 2022
  • de akte uitlaten van 5 juli 2022 aan de zijde van appellante;
  • de aanvullende akte uitlaten van 5 juli 2022 aan de zijde van appellante;
  • de memorie van antwoord tevens houdende incidenteel appel;
  • de memorie van antwoord in incidenteel appel met prod. 1 tot en met 5;
  • de akte na partijberaad van 10 oktober 2022 aan de zijde van appellante met prod. 6;
  • de antwoordakte van 4 november 2022 aan de zijde van geïntimeerde;
  • het H16-formulier van 24 november 2022 aan de zijde van appellante met de bijlagen 1.
In de rolbeslissing van 28 juni 2022 heeft het hof de zaak verwezen naar de rol van 5 juli 2022 voor het nemen van een akte aan de zijde appellante (inschrijving van het hoger beroep in het rechtsmiddelenregister conform art. 3:301 lid 2 BW) waarna geïntimeerde op de rol van 19 juli 2022 in de gelegenheid is gesteld hierop in de memorie van antwoord te reageren.
Partijen hebben het hof verzocht arrest te wijzen. Het hof heeft daarna een datum voor arrest bepaald. Het hof doet recht op bovenvermelde stukken en de stukken van de eerste aanleg.

3.De zaak in het kort

Dit kort geding gaat over het bestaan van een spoedeisend belang bij de nakoming van een echtscheidingsconvenant dat partijen in 2013 hebben gesloten.

4.De beoordeling

4.1.
In dit hoger beroep kan worden uitgegaan van de volgende feiten.
1. Partijen zijn op 11 januari 2005 in [plaats ] gehuwd in de wettelijke algehele gemeenschap van goederen.
Uit het huwelijk van partijen zijn drie kinderen geboren, waarvan thans nog een kind minderjarig is:
- [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2009 te [geboorteplaats] .
2) De man heeft de Nederlandse nationaliteit. De vrouw heeft de Nederlandse en Turkse nationaliteit.
3) Partijen hebben op 2 juli 2013 een gemeenschappelijk verzoek tot echtscheiding ingediend bij de rechtbank.
4) De rechtbank heeft op 29 oktober 2013 bij beschikking de echtscheiding van partijen uitgesproken. Aan de echtscheidingsbeschikking zijn het gewaarmerkte echtscheidingsconvenant (hierna: het convenant) en ouderschapsplan van partijen gehecht. De vrouw heeft het convenant in mei 2013 ondertekend, de man op 7 juni 2013. Op 21 november 2013 is de echtscheidingsbeschikking ingeschreven in de daartoe bestemde registers van de burgerlijke stand.
5) Partijen zijn gezamenlijk eigenaar van een woning aan de [adres] te [postcode] [plaats ] (hierna: de woning).
Op de woning rust een hypothecaire geldlening van € 126.377,79. In het convenant is, voor zover in hoger beroep van belang, hierover het volgende opgenomen.
“Artikel 1. De echtelijke woning en daarmee verband houdende rechten en lasten
1.1.
Tot de huwelijkse gemeenschap van partijen behoort de (…) (hof: woning).
1.2.
De in artikel 1.1. omschreven onroerende zaak zal worden verkocht. Partijen zijn een vraagprijs overeengekomen van € 140.000. De woning zal niet voor een lager bedrag worden verkocht dan de totale schuldenlast betreffende de op het moment van verkoop bestaande restanthypotheek en saldo van het doorlopend krediet tezamen.
1.3.
Met de opbrengst van de woning worden de met de verkoop gemoeid zijnde kosten, de meegroeihypotheek bij ABN AMRO Bank met nummer (…) ter hoogte van € 126.377,79 per 1 januari 2013 en het doorlopend krediet bij de ING Bank met nummer (…) ter hoogte van € 9.734,10 per 1 maart 2013 voldaan.
Indien en voor zover een restschuld resteert na verkoop van de woning komt deze in zijn geheel voor rekening van de man. Indien en voor zover sprake zal zijn van een opbrengst van de woning na verkoop onder aftrek van de kosten, restanthypotheek en voldoening van het doorlopend krediet zal deze toekomen aan de man. Partijen gaan er echter vanuit dat er gelet op de huidige huizenmarkt, economische crisis en overige schulden nauwelijks tot geen opbrengst zal resteren.
1.4.
Gedurende de periode dat de woning nog niet verkocht zal zijn is de man bevoegd de woning te bewonen. De man draagt tot de verkoop van de woning zorg voor betaling van alle met de woning samenhangende kosten en lasten, zowel de eigenaars- als verbruikerslasten. Voorts draagt de man zorg voor de betaling van de hypotheektermijnen bij de ABN AMRO bank alsmede de maandelijkse termijnen en aflossing van het doorlopend krediet bij de ING Bank met nummer (…).
1.5.
Indien en voor zover door de vrouw enige betaling wordt verricht ter zake van de in artikel 1.4 bedoelde lasten, dient de man de door de vrouw voldane lasten aan haar te voldoen.
Artikel 2. Verdeling overige bestanddelen in de huwelijksgemeenschap
(…)
Artikel 5. Kwijting en vrijwaring
5.1.
Partijen verklaren hierbij de tussen hen bestaande huwelijksgemeenschap met inachtneming van de maatstaven van redelijkheid en billijkheid te hebben verdeeld en zij verklaren tevens, behoudens met betrekking tot de rechten en verplichtingen genoemd in dit convenant, niets meer van elkaar te vorderen te hebben en elkaar algehele en finale kwijting te verlenen.
5.2.
De man vrijwaart de vrouw voor aanspraken ter zake van schulden die hij krachtens dit convenant voor zijn rekening neem.”
6) Na de echtscheiding is de vrouw een tijdje in de woning blijven wonen. De man is op 24 november 2014 vertrokken naar Turkije. De woning is vervolgens van 27 november 2014 tot 2 mei 2022 verhuurd aan derden. De man heeft de huurpenningen ontvangen.
7) Bij beschikking van 23 november 2016 van de rechtbank Zeeland-West-Brabant (zaaknummer C/02/315722/HA RK 16-97) heeft de rechtbank de vrouw een machtiging verleend tot het te gelde maken van de woning door het geven van een verkoopopdracht aan een makelaar met een vraagprijs van € 129.000,-- en een laatprijs van € 120.000,-- en tot het verrichten van alle benodigde rechtshandelingen om verkoop en levering van de woning te bewerkstelligen.
8) De woning is nog niet verkocht.
De procedure bij de voorzieningenrechter
4.2.1.
In de onderhavige procedure vordert de man, in conventie, bij vonnis
uitvoerbaar bij voorraad, dat:
a. de vrouw binnen vijf dagen na betekening van dit vonnis haar medewerking dient
te verlenen aan de verkoop en levering van de woning en alle daaraan verbonden handelingen, waarbij de adviezen van de makelaar bepalend zullen zijn voor de vraagprijs, de verkoop van de woning en de levering van de woning en alle daarbij behorende handelingen;
in het geval de vrouw niet binnen vijf dagen na betekening van het vonnis meewerkt aan alle handelingen en rechtshandelingen die voor de verkoop en de levering van de woning nodig zijn, het vonnis dan in de plaats treedt van de vereiste medewerking en toestemming en de wilsverklaring en de handtekening en alle noodzakelijke rechtshandelingen en feitelijke handelingen van de vrouw die voor de verkoop en levering van de woning noodzakelijk of wenselijk zijn, waarbij de adviezen van de makelaar bepalend zullen zijn voor de vraagprijs en de verkoop en verkoophandelingen van de woning en de levering van de woning bij de notaris en alle daarbij behorende handelingen;
de vrouw binnen drie dagen na levering van de woning aan de nieuwe koper(s) van de woning haar medewerking en toestemming moet geven aan de notaris om die overwaarde van de woning (en de overwaarde zijnde de verkoopprijs van de woning minus het restant van de meegroeihypotheekschuld bij de ABN Amro bank met nummer (…) op de transportdatum alsmede minus het restant van het doorlopende krediet bij de ING-bank met nummer (…) op de transportdatum en minus eventuele kosten van de verkoop en/of het transport, die voor rekening van verkopers zouden komen) uit te betalen aan alleen de man, zoals tussen partijen in het convenant bindend afgesproken;
als de vrouw de gevraagde toestemming en medewerking binnen drie dagen voor levering van de woning aan de nieuwe koper(s) van de woning niet geeft, het vonnis dan in de plaats zal treden van de vereiste medewerking en toestemming van de vrouw om de overwaarde van de woning door de notaris uit te laten betalen aan alleen de man.
4.2.2.
De vrouw heeft een vordering in reconventie ingesteld. Zij vordert, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, dat:
de verkoop van de woning zal geschieden enkel en alleen onder de voorwaarde dat de overwaarde resterend na de inlossing van de hypothecaire lening van de woning tussen de man en vrouw bij helfte zal geschieden;
de overwaarde van de woning direct na levering van de woning zal worden gestort op een derdenrekening van een door de voorzieningenrechter aan te wijzen notaris, alsmede te bepalen dat de kosten van deze notaris door partijen ten helfte gedragen zullen worden, tot op het moment dat de rechtbank in een bodemprocedure aanhangig te maken door de vrouw, zal hebben beslist op de wijze waarop de huwelijksgemeenschap verdeeld dient te worden;
de man wordt veroordeeld inzage te geven en afschriften te overleggen aan de vrouw, van alle maandelijkse huurpenningen ontvangen voor de verhuurde woning sinds 27 november 2014 tot 2 mei 2022, alsmede alle bankafschriften te overleggen van de persoonlijke rekening van de man bij de ING Bank met [rekeningnummer 1] sinds 27 november 2014 tot 2 mei 2022, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 200,-- per dag dat de man daarmee in gebreke blijft, binnen 14 dagen na datum betekening van dit vonnis.
4.2.3.
De voorzieningenrechter heeft in conventie, samengevat:
de vrouw veroordeeld om binnen vijf dagen na betekening van het vonnis haar medewerking te verlenen aan de verkoop en levering van de woning en alle daaraan verbonden handelingen, waarbij de adviezen van de makelaar bepalend zullen zijn voor de vraagprijs, de verkoop van de woning en de levering daarvan en alle daarbij behorende handelingen;
bepaald dat in geval de vrouw niet binnen vijf dagen na betekening van het vonnis meewerkt aan alle handelingen en rechtshandelingen die voor verkoop en levering van de woning nodig zijn, het vonnis in de plaats treedt van de vereiste medewerking en toestemming en de wilsverklaring en de handtekening en alle noodzakelijke rechtshandelingen en feitelijke handelingen van de vrouw die voor de verkoop en levering van de woning noodzakelijk of wenselijk zijn, waarbij de adviezen van de makelaar bepalend zullen zijn voor de vraagprijs en de verkoop en verkoophandelingen van de woning en de levering van de woning bij de notaris en alle daarbij behorende handelingen;
de vrouw veroordeeld om binnen drie dagen na de levering van de woning aan de koper(s) van de woning haar medewerking en toestemming te geven aan de notaris om de overwaarde van de woning (en de overwaarde zijnde de verkoopprijs van de woning minus het restant van de meegroeihypotheekschuld bij de ABN Amro Bank met [rekeningnummer 2] op de transportdatum alsmede minus het restant van het doorlopende krediet bij de ING-Bank met [nummer] op de transport-datum en minus eventuele kosten van de verkoop en/of de levering, die voor rekening van de verkopers zouden komen) uit te betalen aan alleen de man, zoals tussen partijen in het convenant bindend afgesproken;
bepaald dat als de vrouw de gevraagde toestemming en medewerking “binnen drie dagen levering van de woning aan de nieuwe koper(s) van de woning niet geeft”, dat dan dit vonnis in de plaats zal treden van de vereiste medewerking en toestemming van de vrouw om de overwaarde van de woning door de notaris uit te laten betalen aan alleen de man.
De voorzieningenrechter heeft de vorderingen in reconventie afgewezen. De proceskosten in conventie en reconventie zijn gecompenseerd in die zin dat ieder van partijen de eigen kosten draagt. Het vonnis is, ofschoon wel gevorderd door de man, niet uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
De procedure in hoger beroep
4.3.1.
De
vrouwheeft tijdig hoger beroep ingesteld en daarbij drie grieven aangevoerd. Zij heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden vonnis en tot niet-ontvankelijk verklaring van de man in zijn vorderingen althans tot afwijzing daarvan, en opnieuw rechtdoende bij arrest, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, te bepalen dat:
de verkoop van de woning zal geschieden enkel en alleen onder de voorwaarde dat de overwaarde, resterend na de inlossing van de hypothecaire geldlening, tussen de man en vrouw bij helfte (het hof begrijpt) zal worden verdeeld;
de overwaarde van de woning, direct na de overdracht van de woning zal worden gestort op de derdenrekening van een door het hof aan te wijzen notaris, alsmede te bepalen dat de kosten van deze notaris door partijen bij helfte moeten worden gedragen tot het moment waarop de rechtbank in een bodemprocedure – die door de vrouw aanhangig zal worden gemaakt – heeft beslist over de wijze waarop de huwelijksgemeenschap van partijen moet worden verdeeld;
de man wordt veroordeeld om, op straffe van een dwangsom van € 200,-- per dag, binnen 14 dagen na betekening van het te wijzen arrest, inzage te geven en afschriften over te leggen aan de vrouw van:
a. alle maandelijks ontvangen huurpenningen voor de verhuurde woning in de periode van 27 november 2014 tot 2 mei 2022;
b. alle bankafschriften van de bankrekening van de man bij de ING Bank met [rekeningnummer 1] in de periode van 27 november 2014 tot 2 mei 2022.
4.3.2.
De
manheeft de grieven weersproken. Hij heeft in het principaal hoger beroep geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de vrouw in haar vorderingen althans afwijzing daarvan.
Daarnaast heeft hij incidenteel hoger beroep ingesteld omdat de voorzieningenrechter het vonnis ten onrechte niet uitvoerbaar bij voorraad zou hebben verklaard, terwijl de man dit wel heeft gevorderd. Hij heeft in het incidenteel hoger beroep geconcludeerd tot het tussen partijen gewezen vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren en het vonnis voor het overige te bekrachtigen en de vrouw te veroordelen in de kosten van het geding in beide instanties. De man heeft hiertoe één grief aangevoerd.
4.3.3.
De
vrouwheeft de grief weersproken. Zij heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de man in zijn incidenteel hoger beroep althans zijn vordering af te wijzen en de man te veroordelen in de kosten van het geding in beide instanties.
in het principaal en incidenteel hoger beroep
4.4.
Het
hofzal, alvorens de grieven in het principaal hoger beroep en incidenteel hoger beroep inhoudelijk te beoordelen, eerst ambtshalve beoordelen:
zijn rechtsmacht en het toepasselijk recht;
het spoedeisend belang.
rechtsmacht en toepasselijk recht
4.5.
De man heeft de Nederlandse nationaliteit en de vrouw de Nederlandse en Turkse nationaliteit. Het geschil heeft derhalve internationale aspecten, zodat allereerst moet worden onderzocht of de Nederlands rechter rechtsmacht heeft en zo ja, welk recht van toepassing is.
Rechtsmacht
4.5.1.
In het hiernavolgende zal het hof allereerst ingaan op de vraag of het hof rechtsmacht toekomt ten aanzien van de onderhavige kwestie. Daarbij stelt het hof, onder verwijzing naar de uitspraak van de Hoge Raad van 17 april 2015 (ECLI:NL:HR:2015:1077), het volgende voorop.
De regels van internationaal bevoegdheidsrecht zijn van openbare orde. Dit betekent dat zowel de rechter in eerste aanleg als de rechter in hoger beroep ertoe is gehouden ambtshalve de rechtsmacht van de Nederlandse rechter aan een onderzoek te onderwerpen. Voor de rechter in hoger beroep geldt deze verplichting ook indien geen van de partijen zich over de vraag naar de rechtsmacht van de Nederlandse rechter heeft uitgelaten, en tevens indien die vraag buiten de grenzen van het door de grieven ontsloten gebied van de rechtsstrijd in hoger beroep valt.
Het vorenstaande geldt zowel in gevallen die worden bestreken door de bevoegdheids-regeling van een verdrag of een EU-verordening, waaronder het EEX-Verdrag en de (herschikte) EEX-Verordening (vgl. HR 6 februari 2004, ECLI:NL:HR:2004:AL7065, NJ 2005/403), als in gevallen die worden bestreken door de commune bevoegdheidsregeling van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (vgl. HR 18 februari 2011, ECLI:NL:HR: 2011:BO7116, NJ 2012/333). Het hof is er derhalve toe gehouden om ambtshalve te onderzoeken of het rechtsmacht heeft. Dienaangaande overweegt het hof als volgt.
4.5.2.
De voorzieningenrechter heeft geen overwegingen gewijd aan de vraag naar de rechtsmacht. Partijen hebben zich daarover evenmin uitgelaten. Op basis van de gedingstukken oordeelt het hof als volgt over de kwestie van de rechtsmacht.
Het hof stelt vast dat de vrouw haar vordering heeft ingesteld ná 29 januari 2019. Hieruit volgt dat de bevoegdheid van de Nederlandse rechter wordt bepaald door de Verordening huwelijksvermogensstelsels. De rechtsmacht van de Nederlandse rechter in het onderhavige geding volgt uit art. 6 onder a van deze Verordening.
Toepasselijk recht
4.5.3.
De voorzieningenrechter heeft Nederlands recht toegepast. Daartegen zijn geen grieven gericht, zodat (zie de conclusie van AG Vlas voor HR 27 april 2012, ECLI:NL:PHR:2012:BV6684) ook het hof Nederlands recht zal toepassen.
spoedeisend belang
4.6.1.
Volgens de
manheeft hij een spoedeisend belang omdat in april 2022 het huurcontract met de huurder van de woning afloopt en hij de woning “op afzienbare termijn” wenst te verkopen (randnr. 6 en randnr. 17 dagvaarding eerste aanleg). Een bodemprocedure kan niet worden afgewacht omdat dit vele maanden zal duren. De vrouw wil niet meewerken aan verkoop omdat zij, anders dan in het convenant is opgenomen, nu aanspraak maakt op een deel van een mogelijke overwaarde van de woning.
De
vrouwheeft er in haar pleitnotities op gewezen dat het convenant negen jaar geleden tot stand is gekomen en zij het convenant anders uitlegt dan de man.
De
voorzieningenrechterheeft geen overwegingen gewijd aan het spoedeisend belang bij de gevraagde voorzieningen.
4.6.2.
Het
hofstelt voorop dat in hoger beroep niet beslissend is of in eerste aanleg al dan niet terecht een spoedeisend belang is aangenomen (waarover de voorzieningenrechter overigens niet heeft geoordeeld). Het gaat erom of ten tijde van de uitspraak in hoger beroep een spoedeisend belang aanwezig is (Zie HR 31 mei 2002, ECLI:NL:HR:2002:AE3437).
De vraag of een eisende partij in kort geding – in dit geval de man in conventie en de vrouw in reconventie – voldoende spoedeisend belang heeft bij de gevraagde voorziening, dient te worden beantwoord aan de hand van een afweging van de belangen van partijen, beoordeeld naar de toestand ten tijde van de uitspraak. De omstandigheid dat de eisende partij lang heeft stilgezeten, kan bij die afweging een rol spelen, en de omstandigheid dat een rechtsvraag in geschil is waarop het antwoord niet evident is, kan leiden tot behoedzaamheid bij de toewijzing van de gevraagde voorziening, maar deze omstandigheden kunnen noch ieder voor zich noch in onderlinge samenhang het oordeel rechtvaardigen dat de eisende partij geen spoedeisend belang bij de gevraagde voorziening (meer) heeft. Evenmin zijn die omstandigheden op zichzelf voldoende voor het oordeel dat de eisende partij, door een vordering in kort geding in te stellen, handelt in strijd met de eisen van een goede procesorde (HR 29 november 2002, ECLI:NL:HR:2002:AE4553).
4.6.3.
Het hof is van oordeel dat van een spoedeisend belang in deze zaak geen sprake is. Partijen hebben in mei / juni 2013 (bijna 10 jaar geleden) een convenant gesloten. De uitleg van dit convenant is tussen partijen in geschil. Verder verblijft de man sinds 2014 in Turkije. Vanaf dat moment is de woning – steeds – verhuurd. Bovendien heeft de rechtbank in 2016, ruim 6 jaar geleden, een machtiging verleend tot het te gelde maken van de woning. Gelet op deze feiten en omstandigheden in onderling verband bezien, vormt het enkele feit dat de huurovereenkomst op 2 mei 2022 is geëindigd, geen rechtvaardiging voor het aannemen van een spoedeisend belang. Onduidelijk is of de woning niet opnieuw kan worden verhuurd in afwachting van een, zoals blijkt uit het proces-verbaal van de mondelinge behandeling bij de voorzieningenrechter, zoals de vrouw heeft gesteld in haar pleitnotitie, te entameren bodemprocedure (hof: over de uitleg van het convenant). Het hof zal daarom het bestreden vonnis – voor zover dit aan zijn oordeel is voorgelegd – vernietigen.
Gelet hierop behoeft het incidenteel appel geen nadere bespreking.
proceskosten
4.7.
Het hof zal met toepassing van art. 237 jo. art. 353 Rv (partijen zijn ex-echtgenoten) de proceskosten in hoger beroep compenseren, in die zin dat iedere partij de eigen kosten van in hoger beroep draagt.

5.De uitspraak

Het hof:
vernietigt het bestreden vonnis voor zover dit aan het oordeel van het hof is onderworpen;
wijst af het meer of anders gevorderde;
compenseert de proceskosten in die zin dat ieder van partijen de eigen kosten draagt.
Dit arrest is gewezen door mrs. P.P.M. van Reijsen, G.J. Vossestein en A.J.F. Manders en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 28 maart 2023.
griffier rolraadsheer