In deze zaak, die voorligt bij het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, betreft het een hoger beroep van de moeder van een minderjarige, geboren in 2014, tegen de Stichting Jeugdbescherming Brabant. De moeder, vertegenwoordigd door advocaat mr. P.J.A. van de Laar, verzoekt om de bekrachtiging van de beslissing tot verlenging van de machtiging uithuisplaatsing van haar kind. De zaak is een vervolg op een eerdere beschikking van 3 juni 2021, waarin het hof de GI opdraagt om de mogelijkheden voor een gezinsopname te onderzoeken. Het hof heeft kennisgenomen van verschillende brieven en rapportages van de GI en de Raad voor de Kinderbescherming, die de situatie van de minderjarige en de moeder beschrijven.
Het hof concludeert dat de machtiging uithuisplaatsing van de minderjarige, die van 31 januari 2021 tot 31 oktober 2021 heeft gelopen, op goede gronden is verlengd. De minderjarige heeft gedurende deze periode in een ongunstige situatie verbleven, maar er zijn positieve ontwikkelingen aan de zijde van de moeder. Er heeft een gezinsopname plaatsgevonden, wat heeft geleid tot een tijdelijke terugplaatsing van de minderjarige bij de moeder, met een deeltijduithuisplaatsing. Desondanks zijn er nog zorgen over de stabiliteit van de situatie van de moeder en de lange termijn mogelijkheden voor de minderjarige.
Het hof oordeelt dat de positieve ontwikkelingen van de moeder nog pril zijn en dat de verlenging van de uithuisplaatsing noodzakelijk is om het gezinsproject bij Sterk Huis voort te zetten. De beslissing van de rechtbank Oost-Brabant van 29 januari 2021 wordt bekrachtigd, en de griffier wordt verzocht om een afschrift van deze uitspraak toe te zenden aan de rechtbank.