ECLI:NL:GHSHE:2022:919

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
11 maart 2022
Publicatiedatum
22 maart 2022
Zaaknummer
200.298.112_02
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Verschoning
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van een verschoningsverzoek wegens mogelijke partijdigheid van de raadsheer

In deze zaak heeft de wrakings- en verschoningskamer van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 11 maart 2022 een verzoek tot verschoning toegewezen. De verzoekster, een raadsheer bij het hof, diende het verzoek in op basis van artikel 40 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). Dit verzoek was ingegeven door de nauwe persoonlijke en zakelijke banden die zij had met een advocaat die betrokken was bij de hoofdzaak, wat de schijn van partijdigheid zou kunnen wekken. De verzoekster had van 1 augustus 2004 tot 1 april 2013 als advocaat gewerkt bij een advocatenkantoor en had in die periode intensief samengewerkt met de betrokken advocaat. Ondanks dat de laatste contacten met deze advocaat dateren van 2019, was de rechter van mening dat de schijn van partijdigheid vermeden moest worden. De verschoningskamer oordeelde dat een mondelinge behandeling niet nodig was en dat het verzoek terecht was ingediend. De beslissing houdt in dat de behandeling van de hoofdzaak door een andere raadsheer zal worden voortgezet, om de schijn van partijdigheid te vermijden. De beslissing is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden naar de betrokken partijen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ‘s-HERTOGENBOSCH
Wrakings- en verschoningskamer
registratienummer wraking/verschoning 200.298.112/02
datum beslissing 11 maart 2022
Beslissing van de meervoudige kamer voor de behandeling van een
verschoningsverzoek
op het schriftelijke verzoek zich te mogen verschonen als bedoeld in artikel 40 Rv van
mr. N.W.M. van den Heuvel(hierna: verzoekster), raadsheer bij het gerechtshof 's-Hertogenbosch, Team Handelsrecht, belast met de behandeling van de zaak met zaaknummer 200.298.112/01 (hierna: de hoofdzaak) van
[B.V. 1] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
appellante,
advocaat: mr. L.P. Schuttelaar te ‘s-Hertogenbosch,
tegen

1.[geïntimeerde 1] ,

wonende te [woonplaats] ,
2. [B.V. 2] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
geïntimeerden,
advocaat: mr. B.J.M. van Meer te Arnhem.

1.Het procesverloop

1.1.
Voor het procesverloop in de hoofdzaak verwijst de wrakingskamer naar het tussenarrest van 23 november 2021 waarmee een mondelinge behandeling na aanbrengen is gelast, te houden op 24 maart 2022 ten overstaan van verzoekster.
1.2.
Verzoekster heeft bij e-mail van 10 maart 2022 op de voet van artikel 40 Rv een schriftelijk verzoek ingediend bij de verschoningskamer.
1.3.
De verschoningskamer is van oordeel dat een mondelinge behandeling achterwege kan blijven.

2.De motivering

2.1.
Verzoekster heeft aangevoerd, kort weergegeven, dat zij in de periode vanaf 1 augustus 2004 tot 1 april 2013 als advocaat werkzaam was bij de Rotterdamse vestiging van een advocatenkantoor, in welke periode zij vele jaren zeer nauw heeft samengewerkt met mr. [naam advocaat] (hierna: betrokkene), waarbij het contact zowel zakelijk als persoonlijk was. Ook na haar vertrek bij het advocatenkantoor heeft verzoekster af en toe contact met betrokkene gehad. De laatste contacten met betrokkene dateren van 2019, toen betrokkene als referent heeft opgetreden voor de sollicitatie van verzoekster als RHIO bij het gerechtshof ’s-Hertogenbosch.
2.2
Uit een brief en een H3-formulier van 8 maart 2022 blijkt dat appellante in de hoofdzaak zich niet alleen laat bijstaan door mr. L.P. Schuttelaar, maar ook door betrokkene en dat betrokkene tijdens de mondelinge behandeling na aanbrengen op 24 maart 2022 ook aanwezig zal zijn.

3.De beoordeling

3.1.
Uitgangspunt is dat een rechter op grond van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn. Uitzonderlijke omstandigheden kunnen een aanwijzing opleveren dat een rechter ten opzichte van een partij vooringenomen is of dat daarvoor een terechte vrees bestaat. Ook de uiterlijke schijn kan daarbij een rol spelen.
3.2.
Gelet op hetgeen verzoekster heeft aangevoerd, is het verschoningsverzoek terecht ingediend. Zo wordt de schijn van partijdigheid vermeden. Het verzoek zal dus worden toegewezen. Dit betekent dat de behandeling van de hoofdzaak (de mondelinge behandeling na aanbrengen te houden op 24 maart 2022) door een andere raadsheer moet worden gehouden.

4.De beslissing

Het hof (de verschoningskamer):
4.1.
wijst het verzoek tot verschoning toe;
4.2.
bepaalt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond op het moment dat verschoningsverzoek werd ingediend (r.o. 3.2.);
4.3.
beveelt dat een afschrift van deze beslissing wordt toegezonden aan:
- verzoekster;
- partijen in de hoofdzaak.
Deze beslissing is gegeven door mrs. J.W. van Rijkom, M. van Ham en P.M. Arnoldus-Smit en in het openbaar uitgesproken op 11 maart 2022.