ECLI:NL:GHSHE:2022:873

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
17 maart 2022
Publicatiedatum
17 maart 2022
Zaaknummer
200.292.108_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake ondercuratelestelling, bewind en mentorschap

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 17 maart 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep betreffende de ondercuratelestelling van de rechthebbende. De rechthebbende, die momenteel in een kliniek verblijft, heeft aangegeven dat hij in staat is om zijn eigen zaken te behartigen en dat hij geen ondercuratelestelling nodig heeft. Het hof heeft echter geoordeeld dat, gezien de geestelijke en lichamelijke toestand van de rechthebbende, een ondercuratelestelling op dit moment niet noodzakelijk is. In plaats daarvan heeft het hof besloten om een bewind en mentorschap in te stellen. Dit besluit is genomen na het horen van de rechthebbende en het afwegen van de medische verklaringen en andere ingediende stukken.

Het hof heeft vastgesteld dat de rechthebbende tijdelijk of duurzaam niet in staat is om zijn belangen van vermogensrechtelijke en niet-vermogensrechtelijke aard zelf behoorlijk waar te nemen. De rechthebbende heeft in het verleden problemen gehad met alcohol en medicijnen, wat zijn situatie heeft bemoeilijkt. Het hof heeft ook rekening gehouden met de bereidheid van de heer [betrokkene 1] om als bewindvoerder en mentor op te treden, wat door de rechthebbende wordt gewaardeerd.

De beschikking van het hof houdt in dat de curatele van de rechthebbende wordt opgeheven en dat er een bewind en mentorschap wordt ingesteld, met de benoeming van de heer [betrokkene 1] als bewindvoerder en mentor. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad en zal worden bekendgemaakt in de Staatscourant. De voormalige curator is verplicht om een eindrekening en -verantwoording af te leggen aan de rechthebbende en de nieuwe bewindvoerder.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak : 17 maart 2022
Zaaknummer : 200.292.108/01
Zaaknummer eerste aanleg : 8932387 BM VERZ 20-5974
in de zaak in hoger beroep van:
[de rechthebbende],
wonende te
[woonplaats] ,
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de rechthebbende,
advocaat: mr. E.A.M. Ramakers.
Als belanghebbenden in deze zaak merkt het hof aan:
[de curator], maat van [maatschap] Maatschap,
gevestigd te [vestigingsplaats] , hierna te noemen: de curator,
[ex-echtgenote],
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: de ex-echtgenote van de rechthebbende,
en de kinderen van de rechthebbende:
  • [kind 1], wonende te [woonplaats] , hierna te noemen: [kind 1] ,
  • [kind 2], wonende te [woonplaats] , hierna te noemen: [kind 2] ,
  • [kind 3], wonende te [woonplaats] , hierna te noemen: [kind 3] ,
  • [kind 4], wonende te [woonplaats] , hierna te noemen [kind 4] .
Deze beschikking is een vervolg op de beschikking van het hof van 11 november 2021.

5.De beschikking van 11 november 2021

Voordat het hof zal overgaan tot opheffing van de curatele, heeft het hof bij voornoemde beschikking partijen verzocht zich schriftelijk uit te laten over de vraag of ten behoeve van de rechthebbende een bewind en/of mentorschap moet worden ingesteld, evenals over de persoon van een mogelijke bewindvoerder en/of mentor en over de vraag of de rechthebbende over het al dan niet instellen van bewind en/of mentorschap in persoon wil worden gehoord en zo ja, op welke manier dat horen kan plaatsvinden.

6.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

6.1.
Het hof heeft kennisgenomen van de inhoud van:
  • een V8-formulier van mr. Ramakers, ontvangen door het hof op 3 december 2021;
  • een brief van de kinderen van de rechthebbende, ontvangen door het hof op 6 december 2021;
  • een brief van de kliniek [kliniek] , ontvangen door het hof op 6 december 2021;
  • een brief van mr. Ramakers, ontvangen door het hof op 16 december 2021.
6.2.
De voorzitter van het hof heeft in het bijzijn van de griffier de rechthebbende via een beeldverbinding gehoord op 22 februari 2022. De rechthebbende werd bijgestaan door mr. Ramakers. Als (digitale) toehoorders waren verder aanwezig de ex-echtgenote van de rechthebbende, twee van zijn kinderen ( [kind 2] en [kind 1] ) en mevrouw [maatschappelijk werker] , maatschappelijk werker van de kliniek.
6.3.
De curator heeft zich bij het hof aangemeld als toehoorder, maar zij was niet aanwezig bij het (digitaal) horen.
6.4.
Na het digitaal horen heeft het hof kennisgenomen van de inhoud van:
- twee bereidverklaringen van de beoogd bewindvoerder en mentor, ingekomen op 10 maart 2022.

7.Het horen van de rechthebbende

De rechthebbende verblijft in de kliniek [kliniek] . Er is onlangs een rechterlijke machtiging afgegeven voor het verblijf van betrokkene in een instelling voor de duur van drie maanden (tot 11 mei 2022); de beslissing over de resterende periode van negen maanden is aangehouden in afwachting van de uitkomst van een second opinion. De rechthebbende vertelt dat het lichamelijk niet goed met hem gaat. Hij heeft pijn in zijn benen en rug en is in afwachting van behandeling. Ook emotioneel gaat het niet goed met hem. Hij wil heel graag contact met zijn kinderen en in alle openheid met hen kunnen spreken. De rechthebbende is van mening dat hij in staat is om zelf zijn zaken te behartigen. Een bewind en/of mentorschap vindt hij niet nodig. Hij heeft een praktijkdiploma boekhouding en heeft altijd alles zelf kunnen regelen, maar het is hem op een bepaald moment teveel geworden. Hij gebruikte in het verleden drank in combinatie met medicijnen, om de pijn te verlichten. Hij is er naar eigen zeggen ingeluisd door de curator, want zij heeft hem in het donker een handtekening laten zetten onder de formulieren. Ook krijgt hij al heel lang geen contact met de curator, terwijl hij stukken/gegevens moet aanleveren bij het ziekenhuis. Volgens de rechthebbende heeft hij rust nodig, zodat hij alles zelf weer op orde kan brengen. Hij staat open voor hulp, bijvoorbeeld van maatschappelijk werk. Mocht het hof van oordeel zijn dat een bewind en/of mentorschap wel is aangewezen, dan denkt de rechthebbende aan de heer [betrokkene 1] . Deze professionele bewindvoerder en mentor is hem aangeraden door maatschappelijk werk en daar heeft de rechthebbende vertrouwen in. Er staat op 23 februari 2022 een ontmoeting tussen de rechthebbende en de heer [betrokkene 1] gepland.

8.De verdere beoordeling

8.1.
Op grond van artikel 1:431 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kantonrechter een bewind instellen over één of meer van de goederen, die een meerderjarige als rechthebbende toebehoren of zullen toebehoren, indien de meerderjarige tijdelijk of duurzaam niet in staat is ten volle zijn vermogensrechtelijke belangen behoorlijk waar te nemen, als gevolg van:
a. zijn lichamelijke of geestelijke toestand, dan wel;
b. verkwisting of het hebben van problematische schulden.
8.2.
Ingevolge artikel 1:450 lid 1 BW kan de kantonrechter ten behoeve van een meerderjarige een mentorschap instellen indien de meerderjarige als gevolg van zijn geestelijke of lichamelijke toestand tijdelijk of duurzaam niet in staat is of bemoeilijkt wordt zijn belangen van niet-vermogensrechtelijke aard zelf behoorlijk waar te nemen.
8.3.
De rechthebbende is vanwege zijn geestelijke toestand met een rechterlijke machtiging opgenomen in kliniek [kliniek] te [woonplaats] . Uit de medische verklaring van [betrokkene 2] van 9 december 2020 volgt niet dat er een verbetering is ten opzichte van de toestand van de rechthebbende tijdens de eerdere beschikking van 14 april 2020. Zoals het hof in de tussenbeschikking heeft overwogen, zal het hof overgaan tot opheffing van de curatele omdat de maatregel van een ondercuratelestelling op dit moment naar het oordeel van het hof niet noodzakelijk is. Wel blijven de minder verstrekkende maatregelen van bewind en mentorschap aangewezen. Op grond van de overgelegde stukken, het verhandelde tijdens de mondelinge behandeling en het gesprek met de rechthebbende is het hof namelijk van oordeel dat genoegzaam is gebleken dat de rechthebbende als gevolg van zijn lichamelijke of geestelijke toestand tijdelijk of duurzaam nog steeds niet in staat is zelf ten volle zijn belangen van vermogensrechtelijke en niet-vermogensrechtelijke aard behoorlijk waar te nemen. Het ontstaan van financiële problemen moet worden voorkomen en de bewindvoerder moet de rechthebbende helpen om inzicht te verkrijgen in zijn financiële situatie. Ook een mentorschap acht het hof noodzakelijk, omdat het noodzakelijk is dat de mentor de rechthebbende met raad en daad bijstaat bij het nemen van beslissingen over zijn gezondheid en noodzakelijke zorg.
8.4.
Omdat de rechthebbende heeft verklaard dat hij vertrouwen heeft in de beoogde professionele bewindvoerder en de beoogde mentor die hem is aangeraden door maatschappelijk werk, de heer [betrokkene 1] , en deze zich daartoe bovendien bereid heeft verklaard, zal het hof voornoemde persoon tot bewindvoerder en mentor van rechthebbende benoemen.
8.5.
Ingevolge artikel 1: 389, lid 2 BW treedt de beschikking waarbij de curatele is opgeheven in werking zodra zij in kracht van gewijsde is gegaan, tenzij zij een eerder tijdstip van ingang aanwijst. Het hof ziet aanleiding om de ingangsdatum van de opheffing van de curatele, het instellen van een bewind en het mentorschap te bepalen op de dag nadat deze beschikking is verzonden en als bewindvoerder en mentor te benoemen [betrokkene 1] .
8.6.
Op grond van artikel 1:390 BW worden alle uitspraken waarbij een curatele wordt verleend of opgeheven of waarbij een uitspraak tot ondercuratelestelling wordt vernietigd, alsmede beschikkingen als in artikel 1:380 BW bedoeld, binnen tien dagen nadat zij kunnen worden ten uitvoer gelegd, vanwege de griffier in de Staatscourant bekendgemaakt.
8.7.
Het hof zal hierna verder bepalen dat een kopie van deze beschikking wordt gezonden aan de griffier van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, in verband met aantekening in het Curatele- en bewindregister.
8.8.
Op grond van het vorenstaande zal het hof de beschikking waarvan beroep vernietigen en beslissen als volgt.

9.De beslissing

Het hof:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 23 december 2020;
en in zoverre opnieuw rechtdoende:
heft de bij beschikking van 23 december 2020 door de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, ten aanzien van de rechthebbende ingestelde curatele op, met ingang van de dag nadat deze beschikking is verzonden;
stelt, met ingang van de dag nadat deze beschikking is verzonden, een bewind in over alle goederen die toebehoren of zullen toebehoren aan [de rechthebbende] , geboren op [geboortedatum] 1958, wonende te [woonplaats] ;
stelt, met ingang van de dag nadat deze beschikking is verzonden, een mentorschap in ten behoeve van [de rechthebbende] , geboren op [geboortedatum] 1958, wonende te [woonplaats] ;
benoemt [betrokkene 1] , wonende te [woonplaats] , tot bewindvoerder en mentor;
bepaalt dat [de curator] - in haar hoedanigheid van voormalige curator - binnen twee maanden na de datum van deze uitspraak de eindrekening en -verantwoording aflegt aan de rechthebbende en de (opvolgend) bewindvoerder en een - zo mogelijk door hen voor akkoord ondertekend - exemplaar ervan aan het Bewindsbureau van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, overlegt;
bepaalt dat de (opvolgend) bewindvoerder binnen drie maanden na aanvang van het bewind een beschrijving van de aan het bewind onderworpen goederen dient op te maken en een afschrift daarvan dient in te leveren ter griffie (het Bewindsbureau) van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht;
bepaalt dat deze uitspraak, tot opheffing van de ondercuratelestelling, binnen tien dagen nadat deze ten uitvoer kan worden gelegd, op de voet van artikel 1:390 BW vanwege de griffier in de Staatscourant bekend wordt gemaakt in de Staatscourant;
verzoekt de griffier krachtens het bepaalde in artikel 1:391 BW een afschrift van deze uitspraak toe te zenden aan de griffier van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, in verband met aantekening in het Curatele- en bewindregister;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. M.J.C. van Leeuwen, J.F.A.M. Graafland-Verhaegen en A.M. Bossink en is door mr. C.D.M. Lamers in het openbaar uitgesproken op 17 maart 2022 in tegenwoordigheid van de griffier.