ECLI:NL:GHSHE:2021:3382

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
11 november 2021
Publicatiedatum
11 november 2021
Zaaknummer
200.292.108_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenbeschikking inzake ondercuratelestelling en bewindvoering

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 11 november 2021 een tussenbeschikking gegeven in hoger beroep betreffende de ondercuratelestelling van de rechthebbende. De rechthebbende, die momenteel in een kliniek verblijft, heeft in hoger beroep verzocht om de eerdere beschikking van de rechtbank Limburg te vernietigen, waarin hij onder curatele was gesteld. Het hof oordeelt dat de maatregel van ondercuratelestelling op dit moment niet noodzakelijk is, gezien de opname van de rechthebbende in de kliniek. Het hof stelt dat de rechthebbende en belanghebbenden de gelegenheid krijgen om zich uit te laten over de mogelijkheid van het (opnieuw) instellen van een bewind en/of mentorschap. De rechthebbende heeft aangevoerd dat hij in staat is om zijn belangen te behartigen en dat er geen noodzaak is voor curatele, aangezien hij geen drugs gebruikt, geen schulden heeft en geen problematisch gedrag vertoont. De curator heeft echter betoogd dat de rechthebbende kampt met alcoholproblematiek en het syndroom van Korsakov, wat leidt tot problemen in zijn gezin en omgeving. Het hof heeft besloten om partijen te verzoeken zich uiterlijk op 6 december 2021 schriftelijk uit te laten over de vraag of er een bewind en/of mentorschap moet worden ingesteld, en houdt verdere beslissingen aan tot die datum.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak : 11 november 2021
Zaaknummer : 200.292.108/01
Zaaknummer eerste aanleg : 8932387 BM VERZ 20-5974
in de zaak in hoger beroep van
[verzoeker],
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de rechthebbende
advocaat: mr. E.A.M. Ramakers,
Als belanghebbenden in deze zaak merkt het hof aan:
[de curator], maat van [maatschap] Maatschap,
gevestigd te [vestigingsplaats] , hierna te noemen: de curator,
[ex-echtgenote],
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: de ex-echtgenote van de rechthebbende,
en de kinderen van de rechthebbende:
  • [zoon 1], wonende te [woonplaats] , hierna te noemen: [zoon 1] ,
  • [zoon 2], wonende te [woonplaats] , hierna te noemen: [zoon 2] ,
  • [dochter], wonende te [woonplaats] , hierna te noemen: [dochter] ,
  • [zoon 3], wonende te [woonplaats] , hierna te noemen [zoon 3] .

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 23 december 2020.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen bij het hof op 22 maart 2021, heeft de rechthebbende verzocht voormelde beschikking te vernietigen en opnieuw rechtdoende het verzoek tot omzetting bewind en mentorschap in curatele af te wijzen.
2.2.
Er is geen verweerschrift ontvangen.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 9 september 2021. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- mr. Ramakers namens de rechthebbende.
2.3.1.
De curator is, met bericht van verhindering, niet op de mondelinge behandeling verschenen.
2.4.
Het hof heeft verder kennisgenomen van de inhoud van:
  • de brief van de curator van 12 mei 2021;
  • het V6-formulier met bijlagen van de advocaat van de rechthebbende van 12 april 2021;
  • het V6-formulier met bijlagen van de advocaat van de rechthebbende van 30 augustus 2021;
  • de brief met bijlagen van de curator van 8 september 2021.

3.De beoordeling

3.1.
Bij beschikking van 14 april 2020 heeft de kantonrechter van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, over de goederen die aan de rechthebbende toebehoren of zullen toebehoren bewind ingesteld en ten behoeve van de rechthebbende een mentorschap ingesteld, met benoeming van [de curator] , van [maatschap] Maatschap, als bewindvoerder en mentor.
3.2.
Bij de bestreden beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 23 december 2020, heeft de kantonrechter de rechthebbende onder curatele gesteld met benoeming van de toenmalige bewindvoerder en mentor van rechthebbende tot curator.
3.3.
De rechthebbende kan zich met deze beslissing niet verenigen en hij is hiervan in hoger beroep gekomen.
3.4.
De rechthebbende voert aan dat de kantonrechter het verzoek van zijn toenmalig bewindvoerder en mentor en zijn kinderen tot ondercuratelestelling ten onrechte zonder mondelinge behandeling heeft toegewezen. Doordat de rechthebbende niet is gehoord heeft de kantonrechter in strijd gehandeld met het beginsel van hoor en wederhoor. De rechthebbende is volledig buiten zijn weten om onder curatele gesteld en pas op 19 maart 2021 is aan hem de bestreden beschikking verstrekt door een medewerker van de kliniek waar hij verblijft. De rechthebbende verblijft in de kliniek [kliniek] te [woonplaats] op basis van een rechterlijke machtiging en deze machtiging is onlangs met zes maanden verlengd. De rechthebbende voert verder aan dat er niet is voldaan aan de voorwaarden van een ondercuratelestelling. Hij gebruikt geen drugs en is geen alcoholist. Hij heeft geen schulden en doet geen rare uitgaven. De rechthebbende is voldoende in staat om zijn belangen te behartigen. De bestreden beschikking is niet uitvoerbaar bij voorraad verklaard en er is in de afgelopen periode geen uitvoering gegeven aan het curatorschap. De rechthebbende heeft daarnaast geen vertrouwen in (de persoon van) de huidige curator.
3.5.
De curator voert in haar brief van 8 september 2021 aan dat de rechthebbende kampt met alcoholproblematiek en het syndroom van Korsakov. Dit heeft voor veel problemen in zijn gezin en leefomgeving gezorgd. De aanvraag voor een rechterlijke machtiging is ingediend door de huisarts van de rechthebbende en is door de curator ondersteund. De rechthebbende heeft dringend hulp nodig en kan niet zelfstandig functioneren. De rechthebbende wil geen contact met de curator. De curator voert verder aan dat de ondercuratelestelling de meest passende oplossing is, niet alleen voor de rechthebbende maar ook voor zijn gezin en de samenleving. Inmiddels is de echtscheiding tussen de rechthebbende en zijn voormalig echtgenote uitgesproken en zal de echtelijke woning verkocht moeten gaan worden.
3.6.
Het hof overweegt het volgende.
3.6.1.
Gelet op de herstelfunctie van het hof, leidt de grief van de rechthebbende dat de kantonrechter hem zonder hoor en wederhoor onder curatele heeft gesteld, niet tot vernietiging van de bestreden beschikking.
3.6.2.
Ingevolge artikel 1:378 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan een meerderjarige door de rechter onder curatele worden gesteld wanneer hij tijdelijk of duurzaam zijn belangen niet behoorlijk waarneemt of zijn veiligheid of die van anderen in gevaar brengt, als gevolg van:
a. zijn lichamelijke of geestelijke toestand, dan wel;
b. gewoonte van drank- of drugsmisbruik,
en een voldoende behartiging van die belangen niet met een meer passende en minder verstrekkende voorziening kan worden bewerkstelligd.
3.6.3.
De rechthebbende is met een rechterlijke machtiging opgenomen in kliniek [kliniek] te [woonplaats] en deze machtiging is onlangs met zes maanden verlengd. Door de opname in de kliniek is de maatregel van een ondercuratelestelling op dit moment naar het oordeel van het hof niet noodzakelijk. Immers, de maatregel van curatele was er (met name) op gericht de handelingsbekwaamheid van de rechthebbende weg te nemen. Dat werd vooral ingegeven voor het feit dat de rechthebbende, toen hij nog thuis woonde, trachtte opnieuw een rijbewijs te bemachtigen. De rechthebbende verblijft thans al geruime tijd in een beschermde omgeving en dat zal ook de komende periode het geval zijn. In het licht daarvan zijn onvoldoende feiten en omstandigheden gesteld of gebleken die maken dat de maatregel van curatele nog langer gerechtvaardigd is.
3.6.4.
Voordat het hof zal overgaan tot opheffing van de curatele, ziet het hof zich voor de vraag gesteld of in de huidige situatie minder verstrekkende voorzieningen moeten worden getroffen ten behoeve van de rechthebbende, in de vorm van het (opnieuw) instellen van een bewind en/of mentorschap. Het hof zal (de advocaat van) de rechthebbende en belanghebbenden in de gelegenheid stellen zich hierover binnen drie weken na heden uit te laten, evenals over de persoon van een mogelijk bewindvoerder en/of mentor. De advocaat van de rechthebbende wordt ook in de gelegenheid gesteld om aan te geven of de rechthebbende over het al dan niet instellen van bewind en/of mentorschap in persoon wil worden gehoord en zo ja, op welke manier dat horen kan plaatsvinden.
3.6.5.
In afwachting van deze reacties zal iedere beslissing worden aangehouden. Na ontvangst van deze uitlatingen zal het hof (de advocaat van) de rechthebbende en belanghebbenden informeren over de verdere procedure in deze zaak.
3.7.
Beslist wordt als volgt.

4.De beslissing

Het hof:
verzoekt partijen zich uiterlijk 6 december 2021 schriftelijk uit te laten over de vraag of ten behoeve van de rechthebbende een bewind en/of mentorschap moet worden ingesteld, evenals over de persoon van een mogelijk bewindvoerder en/of mentor en of de rechthebbende over het al dan niet instellen van bewind en/of mentorschap in persoon wil worden gehoord en zo ja, op welke manier dat horen kan plaatsvinden;
houdt iedere verdere beslissing aan tot 6 december 2021 pro forma.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.J.C. van Leeuwen, mr. J.F.A.M. Graafland-Verhaegen en mr. A.M. Bossink en is in het openbaar uitgesproken op 11 november 2021 door mr. A.M. Bossink in tegenwoordigheid van de griffier.