ECLI:NL:GHSHE:2022:856

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
15 maart 2022
Publicatiedatum
15 maart 2022
Zaaknummer
200.300.441_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake eigendom en afgifte van leaseauto na betwisting door derde partij

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van Zuidlease B.V. tegen een vonnis van de kantonrechter van de rechtbank Oost-Brabant. Zuidlease vordert de eigendom en afgifte van een Volkswagen Golf, die volgens hen eigendom is van Zuidlease, maar die door [geïntimeerde] is verkregen van [persoon A]. De kantonrechter had in eerste aanleg de vorderingen van Zuidlease afgewezen en de vorderingen van [geïntimeerde] deels toegewezen. Zuidlease heeft in hoger beroep twaalf grieven aangevoerd, waarbij zij onder andere betwist dat [geïntimeerde] de auto te goeder trouw heeft gekocht en dat er sprake was van een geldige titel voor de overdracht van de auto. Het hof heeft de feiten uit de eerste aanleg als uitgangspunt genomen, maar heeft deze aangevuld met relevante feiten. Het hof oordeelt dat [geïntimeerde] niet kan aantonen dat hij de auto heeft gekocht van [persoon A] en dat hij te goeder trouw was. Het hof vernietigt het bestreden vonnis en verklaart voor recht dat de auto eigendom is van Zuidlease, en veroordeelt [geïntimeerde] tot afgifte van de auto en tot betaling van diverse schadevergoedingen aan Zuidlease. De proceskosten worden ook aan [geïntimeerde] opgelegd.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team Handelsrecht
zaaknummer 200.300.441/01
arrest van 15 maart 2022
in de zaak van
Zuidlease B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats]
appellante,
hierna aan te duiden als Zuidlease,
advocaat: mr. A.L. Stegeman te Heerlen,
tegen
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats] ,
geïntimeerde,
hierna aan te duiden als [geïntimeerde] ,
niet verschenen,
op het bij exploot van dagvaarding van 14 juli 2021 ingeleide hoger beroep van het vonnis van 6 mei 2021, door de kantonrechter van de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats Eindhoven, gewezen tussen Zuidlease als eiseres en [geïntimeerde] als gedaagde.

1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer 8795872/20-6541)

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis.

2.Het geding in hoger beroep

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding in hoger beroep, met productie 1
  • het tegen [geïntimeerde] verleende verstek
  • de memorie van grieven, tevens akte wijziging van eis, met productie 2
Het hof heeft daarna een datum voor arrest bepaald. Het hof doet recht op bovenvermelde stukken en de stukken van de eerste aanleg.

3.De feiten

In dit hoger beroep neemt het hof tot uitgangspunt de feiten die de kantonrechter heeft vastgesteld in onderdeel 2 van het bestreden vonnis, behalve hetgeen is vermeld in 2.2. Zuidlease weerspreekt immers dat de in 2.2 genoemde koopovereenkomst is gesloten.
Voor zover relevant vult het hof de opsomming aan met enkele andere feiten die tussen partijen vaststaan.
3.1.
Zuidlease heeft op 11 mei 2020 een overeenkomst gesloten met [persoon A] (hierna: [persoon A] ), handelend onder de naam ‘Cleaning4U’, met betrekking tot de financial lease/huurkoop van een auto, te weten een Volkswagen Golf met kenteken [kenteken] . Volgens deze overeenkomst is de auto onder eigendomsvoorbehoud aan [persoon A] verkocht en geleverd voor de prijs van € 16.950,00. Van deze koopprijs moest [persoon A] nog € 14.494,24 in termijnen aan Zuidlease betalen. De auto is op 13 mei 2020 aan [persoon A] ter beschikking gesteld en bij de RDW op haar naam geregistreerd.
3.2.
Op 15 mei 2020 is bij de RDW geregistreerd dat de auto op naam van [geïntimeerde] is gesteld.
3.3.
Op 10 juni 2020 heeft de politie strafvorderlijk beslag op de auto gelegd in verband met een verdenking van heling.
3.4.
Zuidlease heeft op 11 september 2020 conservatoir beslag tot afgifte op de auto laten leggen.
3.5.
Bij beschikking van 22 september 2020 heeft de rechtbank Limburg het beklag van [geïntimeerde] tegen het strafvorderlijk beslag gegrond verklaard en de teruggave van de auto aan [geïntimeerde] gelast. De rechtbank heeft daarbij onder meer overwogen, kort gezegd, dat het beantwoorden van civielrechtelijke vragen over eigendom en bezit van de auto de grenzen van het strafproces overschrijden.
3.6.
In opdracht van Zuidlease heeft de forensisch schriftexpert [persoon B] van het bedrijf Signum Interfocus B.V. onderzoek gedaan naar een handtekening onder een door [geïntimeerde] verstrekte koopovereenkomst, welke handtekening volgens [geïntimeerde] afkomstig is van [persoon A] . In een rapport van 11 december 2020, met bijlagen, is verslag van het onderzoek gedaan. De conclusie luidt:
‘Op grond van dit onderzoek komt [persoon B] tot de volgende conclusie:
• Op basis van het ter beschikking gestelde materiaal zijn, naar mening van [persoon B]
, de betwiste handtekeningen niet als echte handtekeningen van betrokkene
aan te merken.’

4.De procedure in eerste aanleg

4.1.
In de onderhavige procedure heeft Zuidlease bij inleidende dagvaarding gevorderd:
‘I. voor recht te verklaren dat de auto Volkswagen Golf met kenteken [kenteken] eigendom is van Zuidlease B.V.;
II. [geïntimeerde] te veroordelen tot afgifte aan Zuidlease van alle toebehoren met betrekking tot voornoemde auto, waaronder alle papieren, sleutels en accessoires;
III. [geïntimeerde] te veroordelen alle nodige medewerking te verlenen aan de tenaamstelling van het kenteken van voornoemde auto op naam van Zuidlease B.V.;
IV. aan ieder van de veroordelingen onder II en III een dwangsom te verbinden van € 250,00 per dag voor elke dag of gedeelte van een dag dat [geïntimeerde] na de 10e dag na betekening van het vonnis, in gebreke blijft met daaraan te voldoen;
V. gedaagde te veroordelen tot betaling aan eiseres van een vergoeding wegens de kosten met betrekking tot het strafvorderlijk beslag ten bedrage van € 2.500,00, en wegens de kosten van het revindicatoir beslag ten bedrage van € 1.200,00, beide bedragen te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarding;
VI. gedaagde te veroordelen tot betaling aan eiseres van een proceskostenvergoeding, salaris gemachtigde daaronder begrepen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de 2e dag na betekening van het vonnis tot aan de dag van behoorlijke voldoening.’
4.2.
Bij latere akte heeft Zuidlease haar vordering vermeerderd met € 518,55 aan beslagkosten.
4.3.
Bij conclusie van antwoord in reconventie, tevens akte overlegging producties en tevens akte vermeerdering van eis in conventie (hierna verkort weer te geven als conclusie van antwoord in reconventie) heeft Zuidlease haar vordering verder vermeerderd.
Ten aanzien van de kosten van het revindicatoir beslag heeft zij haar vordering (verwerkt in nummer V) vermeerderd tot € 1.407,72 (€ 1.047,72 aan griffierechten en deurwaarderskosten en € 360,00 aan honorarium), zoals blijkt uit onderdeel 47 van deze conclusie.
Daarnaast heeft Zuidlease gevorderd:
‘VII. gedaagde te veroordelen tot betaling aan eiseres van een vergoeding wegens gederfde lease-opbrengsten ter grootte van € 1.015,00, te vermeerderen met een bedrag van € 290,00 per maand voor elke maand ingaande de maand januari 2021, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het einde van elke maand tot aan de dag van behoorlijke voldoening;
VIII. gedaagde te veroordelen tot betaling aan eiseres van een vergoeding wegens deskundigenkosten ter grootte van € 1.907,50, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag ingaande 1 januari 2021, tot aan de dag van behoorlijke voldoening;
IX. gedaagde te veroordelen in de werkelijke proceskosten van dit geding, te weten een bedrag groot € 5.188,48, te vermeerderen met de proceskosten vanaf de Conclusie van Antwoord in reconventie, en te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf de datum van dagvaarding tot aan de dag van behoorlijke voldoening;’
4.4.
[geïntimeerde] heeft gemotiveerd verweer gevoerd en in reconventie gevorderd:
‘I. Zuidlease te veroordelen tot betaling tegen behoorlijk bewijs van kwijting van het bedrag aan schadevergoeding inzake de strafrechtelijke procedures ad € 2.365,62
inclusief B7W te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW te
rekenen vanaf het vonnis tot aan de dag van algehele voldoening, zulks ter zake
voormelde gronden verschuldigd, althans een bedrag aan schadevergoeding dat u in
goede justitie rechtvaardig acht, te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel
6:119 BW te rekenen vanaf het vonnis tot aan de dag van algehele voldoening zulks
ter zake voormelde gronden verschuldigd;
II. Zuidlease te veroordelen tot betaling tegen behoorlijk bewijs van kwijting van het bedrag aan schadevergoeding inzake de facturen voor de huurauto's ad
€ 5.835,95 inclusief B7W te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW te rekenen vanaf het vonnis tot aan de dag van algehele voldoening, zulks ter zake voormelde gronden verschuldigd, althans een bedrag aan schadevergoeding dat u in goede justitie rechtvaardig acht, te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW te rekenen vanaf het vonnis tot aan de dag van algehele voldoening zulks ter zake voormelde gronden verschuldigd;
III. Een verklaring voor recht dat [geïntimeerde] rechthebbende is van de Volkswagen Golf met kenteken [kenteken] inclusief accessoires en toebehoren (sleutel e.d.;
IV. Zuidlease te veroordelen tot afgifte van de Volkswagen Golf met kenteken [kenteken] inclusief accessoires en toebehoren (sleutel e.d.) aan [geïntimeerde] , op straffe van een dwangsom ten bedrage van € 500,- per dag of gedeelte daarvan met een maximum van € 15.000,00 dat zij in gebreke blijft aan deze veroordeling te voldoen, althans een bedrag dat u in goede justitie juist acht;
V. Zuidlease te veroordelen tot betaling tegen behoorlijk bewijs van kwijting van de kosten in dit geding, waaronder het salaris en de verschotten van de gemachtigde van [geïntimeerde] , zulks te voldoen binnen 14 dagen na dagtekening van het in deze te wijzen vonnis en – voor het geval betaling binnen de bedoelde termijn niet plaatsvindt – te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW te rekenen vanaf bedoelde termijn, tot aan de dag van algehele voldoening, zulks ter zake voormelde gronden verschuldigd;
VI. Zuidlease te veroordelen tot betaling van de nakosten in dit geding, te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW te rekenen vanaf het vonnis tot aan de dag van algehele voldoening.’
4.5.
De stellingen en verweren van partijen komen hierna aan de orde, voor zover in hoger beroep van belang.
4.6.
In het bestreden vonnis heeft de kantonrechter in conventie de vorderingen van Zuidlease afgewezen en in reconventie de vorderingen van [geïntimeerde] deels toegewezen,
te weten als volgt:
‘verklaart voor recht dat [geïntimeerde] rechthebbende is van de Volkswagen Golf met kenteken
[kenteken] inclusief accessoires en toebehoren (sleutel e.d.);
veroordeelt Zuidlease tot afgifte van Volkswagen Golf met kenteken [kenteken] inclusief
accessoires en toebehoren (sleutel e.d.) aan [geïntimeerde] , op straffe van een dwangsom van
€ 500,- per dag of gedeelte daarvan, met een maximum van € 15.000,- indien Zuidlease in
gebreke blijft aan deze veroordeling te voldoen;
veroordeelt Zuidlease om aan [geïntimeerde] te betalen de som van € 2.397,98, te vermeerderen
met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 6 mei 2021 tot aan de dag van voldoening;
veroordeelt Zuidlease in de kosten van de procedure, aan de zijde van [geïntimeerde] tot heden
begroot op € 311,- als bijdrage in het salaris van de gemachtigde (niet met btw belast), met
de wettelijke rente hierover vanaf de 15e dag nadat Zuidlease schriftelijk tot betaling van
deze kosten is aangemaand;
veroordeelt Zuidlease in de kosten die na dit vonnis ontstaan, begroot op € 124,- als bijdrage
in het salaris van de gemachtigde (niet met btw belast) te vermeerderen met de wettelijke
rente over de nakosten vanaf de 15e dag nadat Zuidlease schriftelijk tot betaling van deze
kosten is aangemaand tot de dag der voldoening;
verklaart dit vonnis, voor zover het de veroordelingen betreft, uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af hetgeen meer of anders is gevorderd.’
4.7.
Op 15 juli 2021 heeft Zuidlease opnieuw conservatoir beslag tot afgifte op de auto laten leggen.

5.De beoordeling in hoger beroep

5.1.
Zuidlease heeft in hoger beroep twaalf grieven aangevoerd. Twee van deze grieven zijn aangeduid als grief 10. Het hof duidt deze grieven aan als grief 10 (1) en grief 10 (2). Zuidlease heeft, met vermeerdering van haar oorspronkelijke eis, in de memorie van grieven geconcludeerd:
‘I. het vonnis van de Kantonrechter van de Rechtbank Oost-Brabant van 6 mei 2021 onder kenmerk 8795872 / 20-6541 te vernietigen;
II. voor recht te verklaren dat de auto Volkswagen Golf met kenteken [kenteken] eigendom is van Zuidlease B.V.;
III. [geïntimeerde] te veroordelen tot afgifte van deze auto aan Zuidlease, met alle toebehoren met betrekking tot voornoemde auto, waaronder alle papieren, sleutels en accessoires, op straffe van een dwangsom van € 500,00 per dag met een maximum van € 40.000,00;
IV. [geïntimeerde] te veroordelen alle nodige medewerking te verlenen aan de tenaamstelling van het kenteken van voornoemde auto op naam van Zuidlease B.V., zulks op straffe van een dwangsom van € 500,00 per dag met een maximum van € 40.000,00;
V. [geïntimeerde] te veroordelen tot betaling aan Zuidlease van een schadevergoeding gelijk aan de waardevermindering van de auto vanaf het moment waarop deze door Zuidlease aan [geïntimeerde] is afgegeven tot het moment waarop deze door [geïntimeerde] aan Zuidlease is teruggegeven, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
VI. [geïntimeerde] te veroordelen tot betaling aan Zuidlease van een schadevergoeding wegens het strafrechtelijk beslag en de deskundigenkosten ter grootte van € 4.407,50, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag ingaande 1 januari 2021, tot aan de dag van behoorlijke voldoening;
VII. [geïntimeerde] te veroordelen tot betaling aan Zuidlease van een vergoeding wegens gederfde lease-opbrengsten ter grootte van € 1.015,00, te vermeerderen met een bedrag van € 290,00 per maand voor elke maand ingaande de maand januari 2021, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het einde van elke maand tot aan de dag van behoorlijke voldoening;
VIII. [geïntimeerde] te veroordelen aan Zuidlease terug te betalen wat Zuidlease op basis van het vonnis in eerste aanleg aan [geïntimeerde] heeft uitbetaald, te weten € 3.578,98, dit bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 20 mei 2021 tot aan de dag van volledige terugbetaling;
IX. [geïntimeerde] te veroordelen in de werkelijke proceskosten van dit geding en het geding in eerste aanleg, waaronder voor deurwaarderskosten in verband met beslagen € 797,84, alsook voor salaris gemachtigde/advocaat een bedrag groot € 12.630,57, alles te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf de datum van dagvaarding in eerste aanleg tot aan de dag van behoorlijke voldoening.’
Wijziging eis
5.2.
Zuidlease heeft haar in eerste aanleg ingestelde eis bij memorie van grieven gewijzigd. Het gaat in de eerste plaats om de vorderingen die voor het eerst in hoger beroep zijn ingesteld en die ertoe strekken om ongedaan te maken hetgeen Zuidlease ter uitvoering van het bestreden vonnis heeft gedaan. Dergelijke vorderingen kunnen in hoger beroep worden verbonden aan de vordering tot vernietiging van het bestreden vonnis, als een uitvloeisel daarvan (HR 9 september 2005, ECLI:NL:HR:2005:AT4039). [geïntimeerde] heeft op dergelijke vorderingen bedacht kunnen zijn, ook zonder dat deze bij dagvaarding of anderszins aan hem kenbaar zijn gemaakt.
5.3.
De vorderingen die het ongedaan maken betreffen, zijn de vordering met nummer III tot afgifte van de auto, die ter uitvoering van het bestreden vonnis aan [geïntimeerde] is afgegeven, de vordering met nummer V tot vergoeding van waardeverlies in de periode dat [geïntimeerde] weer de beschikking over de auto heeft en de vordering tot vergoeding van de kosten van een nieuw beslag om te voorkomen dat [geïntimeerde] de auto vervreemdt (€ 279,29), welke kosten zijn verwerkt in de vordering met nummer IX. Daarnaast betreft het de vordering met nummer VIII tot terugbetaling van hetgeen Zuidlease uit hoofde van het bestreden vonnis aan [geïntimeerde] heeft betaald.
5.4.
Voor zover de eis in andere zin is gewijzigd of vermeerderd geldt het volgende. Volgens art. 130 lid 3 Rv, in verbinding met art. 353 lid 1 Rv, is een verandering of vermeerdering van eis uitgesloten tegen een partij die niet in het geding is verschenen, tenzij de eiser of appellant de verandering of vermeerdering tijdig bij exploot aan haar kenbaar heeft gemaakt. [geïntimeerde] is niet in het hoger beroep verschenen. Gesteld noch gebleken is dat de wijziging van eis tijdig bij exploot aan hem kenbaar is gemaakt. Het hof laat daarom in zoverre een wijziging van eis buiten beschouwing en beoordeelt of de oorspronkelijke eis toewijsbaar is, binnen het door de grieven ontsloten gebied.
Het geschil in het kort
5.5.
Zuidlease vordert de auto op, met een beroep op haar eigendomsrecht. [geïntimeerde] stelt dat hij op 15 mei 2020 de auto te goeder trouw van [persoon A] heeft gekocht voor de prijs van € 16.000,00 en dat hij deze prijs op die dag contant aan [persoon A] heeft betaald.
Maatstaf en bewijslast
5.6.
Vast staat dat [persoon A] geen eigenaar van de auto was en niet bevoegd was om de auto aan [geïntimeerde] over te dragen. De vraag is of [geïntimeerde] bescherming kan ontlenen aan het bepaalde in art. 3:86 lid 1 BW. Daarvoor is nodig dat sprake is van een overdracht van de auto, dat de overdracht anders dan om niet is geschied en [geïntimeerde] ten tijde van de overdracht te goeder trouw was. Voor een overdracht is volgens art. 3:84 BW een levering krachtens een geldige titel vereist. Wat betreft de goede trouw geldt de maatstaf van art. 3:11 BW.
De goede trouw ontbreekt indien [geïntimeerde] de feiten of het recht, waarop zijn goede trouw betrekking moet hebben, kende of in de gegeven omstandigheden behoorde te kennen.
Dit brengt mee dat op hem een zekere onderzoeksplicht rustte, waarvan de aard en omvang afhing van de omstandigheden van het geval.
5.7.
Het is aan [geïntimeerde] om voldoende feiten en omstandigheden te stellen, en zo nodig te bewijzen, waaruit volgt dat de auto hem is geleverd krachtens geldige titel en dat hij voldoet aan de eisen die art. 3:86 lid 1 BW voor het intreden van bescherming tegen de beschikkingsonbevoegdheid van [persoon A] stelt, te weten dat de overdracht anders dan om niet is geschied en hij te goeder trouw was. Het is immers [geïntimeerde] die een beroep doet op de bescherming die art. 3:86 lid 1 BW biedt. Met grief 4 wijst Zuidlease hier terecht op.
Art. 3:86 lid 1 BW
5.8.
Uit de grieven 1 tot en met 3 en 5 tot en met 8 blijkt dat Zuidlease betwist dat [geïntimeerde] de auto van [persoon A] heeft gekocht, dat [geïntimeerde] een prijs aan [persoon A] heeft betaald en dat, als dit anders is, [geïntimeerde] bij de aankoop te goeder trouw was. Het hof bespreekt deze grieven gezamenlijk.
Geldige titel
5.9.
[geïntimeerde] heeft gesteld dat hij op 15 mei 2020 een koopovereenkomst met [persoon A] heeft gesloten en dat hij € 16.000,00 voor de auto aan [persoon A] heeft betaald.
5.10.
Voor bewijs van de koopovereenkomst verwijst [geïntimeerde] alleen naar een schriftelijk stuk. Dit is een formulier met als opschrift ‘Koopovereenkomst privé-verkoop tweedehands wagen’, waarop diverse gegeven zijn ingevuld. Bij ‘handtekening verkoper’ staat een handtekening die volgens [geïntimeerde] afkomstig is van [persoon A] .
5.11.
Zuidlease heeft betwist dat deze handtekening afkomstig is van [persoon A] en zij heeft deze betwisting onderbouwd met een rapport van een forensisch schriftexpert (zie 3.6). Deze schriftexpert heeft zijn bevindingen uitvoerig beschreven in het rapport. De conclusie van de schriftexpert laat geen of weinig ruimte voor twijfel, ondanks dat hij vermeld dat ‘de reproductie van het betwiste materiaal van slechte kwaliteit is’: de handtekening op het document is niet die van [persoon A] . [geïntimeerde] heeft niets concreets aangevoerd dat afbreuk kan doen aan de deskundigheid of de bevindingen en conclusie van deze deskundige. Het enkele feit dat [geïntimeerde] niet bij het onderzoek betrokken is geweest, maakt het onderzoek zonder nadere toelichting, die ontbreekt, niet van onwaarde. [geïntimeerde] heeft ook niet aangeboden om het origineel van het document te laten onderzoeken. Ook voor het overige heeft [geïntimeerde] niets gesteld waaruit blijkt dat de handtekening wél die van [persoon A] is.
5.12.
[geïntimeerde] heeft verder geen ander bewijs van de beweerde koopovereenkomst in het geding gebracht. Zonder bewijs kan het bestaan van de koopovereenkomst niet worden aangenomen. Bewijs heeft [geïntimeerde] in hoger beroep niet aangeboden.
Anders dan om niet
5.13.
Daarbij komt dat evenmin bewijs van betaling van het bedrag van € 16.000,00 voorhanden is. [geïntimeerde] wijst enkel op foto’s van stukken waaruit moet blijken dat hij een auto heeft verkocht voor € 3.500,00 en € 7.500,00 van zijn vader heeft geleend. Wat daarvan ook zij, deze stukken zijn te vaag om een betaling van € 16.000,00 aan [persoon A] te bewijzen. Ander bewijs is niet in het geding gebracht. Zonder dit bewijs kan de betaling niet als vaststaand worden aangenomen, en dus evenmin dat de overdracht van de auto anders dan om niet heeft plaatsgevonden. Ook hier geldt dat [geïntimeerde] in hoger beroep geen bewijs heeft aangeboden.
Goede trouw
5.14.
Over de gang van zaken bij de overdracht van de auto heeft [geïntimeerde] het volgende aangevoerd, verkort weergegeven.
5.15.
[geïntimeerde] zag op 15 mei 2020 dat de auto op Marktplaats te koop stond en nam contact met [persoon A] op via het in de advertentie genoemde telefoonnummer.
[persoon A] is die middag met haar zoontje en de auto bij [geïntimeerde] gekomen.
[geïntimeerde] heeft een proefrit gemaakt. Op de vraag van [geïntimeerde] waarom [persoon A] de auto verkocht, vertelde [persoon A] dat ze heel tevreden over de auto was, dat ze die nu ongeveer vier weken had, maar dat de kosten voor haar veel te hoog waren. Ze was alleenstaande moeder en kon het geld goed gebruiken voor haarzelf en haar zoontje.
[persoon A] vroeg € 16.500,00 voor de auto en ze werden het eens over een prijs van
€ 16.000,00. Vóór de aankoop heeft [geïntimeerde] een kentekencheck bij de RDW uitgevoerd. [persoon A] had twee originele sleutels en zei dat de auto dealeronderhouden was.
[persoon A] heeft haar paspoort en het kentekenbewijs getoond. Ze had ook de tenaamstellingscode. [geïntimeerde] is met [persoon A] naar zijn huis gereden en daar heeft [geïntimeerde] het geld opgehaald. Vervolgens is de auto op een postkantoor overgeschreven op naam van [geïntimeerde] . In de woning van [persoon A] is een standaard koopovereenkomst geprint, die is ingevuld en ondertekend.
5.16.
Uit de stellingen van [geïntimeerde] blijkt dat hij vóór de aankoop van de auto een kentekencheck heeft gedaan. Uit deze kentekencheck heeft hij op eenvoudige wijze kunnen en moeten opmaken dat het kenteken van de auto nog maar één of twee dagen op naam van [persoon A] stond geregistreerd. Dit was op zichzelf al reden voor twijfel aan de betrouwbaarheid van [persoon A] . Zij was immers geen autohandelaar. Als [geïntimeerde] bij de kentekencheck hiervoor zijn ogen heeft gesloten door alleen op andere aspecten te letten, komt dit voor zijn risico. Daar komt bij dat [geïntimeerde] door de datum van tenaamstelling wist of moest weten dat de uitleg die [persoon A] volgens hem gaf, namelijk dat zij de auto ongeveer vier weken had, kennelijk onwaar was. Bovendien vroeg de uitleg die [persoon A] volgens [geïntimeerde] verder gaf, namelijk dat zij heel tevreden was over de auto, maar dat de kosten daarvan voor haar als alleenstaande moeder veel te hoog waren, om een nadere toelichting, gelet op het feit dat de auto nog maar kort, zelf maar één of twee dagen, op haar naam stond. Het is verder ook ogenschijnlijk merkwaardig dat [persoon A] een dergelijke auto kort daarvóór had gekocht, hoewel zij het geld goed kon gebruiken voor haar en haar zoontje.
5.17.
Onder deze omstandigheden had [geïntimeerde] alle reden om nader onderzoek te doen naar de wijze waarop [persoon A] de auto had verkregen en met name, of zij daarbij de eigendom van de auto had verworven. Het lag in de gegeven omstandigheden voor de hand om te vragen naar bewijzen van aankoop en betaling. Gesteld noch gebleken is dat [geïntimeerde] daarnaar onderzoek heeft gedaan. [geïntimeerde] stelt zelfs niet dat hij heeft gevraagd naar de herkomst van de auto. Dit staat eraan in de weg dat wordt aangenomen dat hij ten tijde van de overdracht te goeder trouw is geweest.
5.18.
Het hof tekent hierbij aan dat aan de enkele tenaamstelling van een kenteken van een auto in het algemeen geen vermoeden van eigendom van de auto kan worden ontleend.
In het huidige systeem is er ook geen kentekenbewijs dat een dergelijke vermoeden kan rechtvaardigen, zoals in het verleden wel eens bij het bezit van het kentekenbewijs deel III werd aangenomen. Er zijn dan ook geen ‘kentekenbewijzen’ of ‘de complete kentekenpapieren’ (spreekaantekeningen [persoon C] p. 2) waarop [geïntimeerde] te goeder trouw mocht afgaan. Dat [persoon A] over de tenaamstellingscode beschikte, had geen bijzondere betekenis, omdat het kenteken van de auto immers op haar naam was gesteld. Evenmin valt in te zien dat het ontbreken van een ‘OTT-code’ de redenen wegnam die [geïntimeerde] moest hebben om te twijfelen aan de beschikkingsbevoegdheid van [persoon A] . Er is overigens ook te weinig gesteld om aan te nemen dat een dergelijke opdracht tot tenaamstelling méér inhoudt dan wat er staat, namelijk dat het een opdracht tot tenaamstelling is, en dus niet een manier om een eigendomsvoorbehoud zichtbaar te maken.
5.19.
Overigens geven ook de stellingen en het handelen van [geïntimeerde] reden voor twijfel aan zijn goede trouw. In de eerste plaats is van een advertentie op Marktplaats niets gebleken. [geïntimeerde] heeft tegenover de betwisting door Zuidlease niet toegelicht waarom de advertentie niet vindbaar is in de historische gegevens van Marktplaats. Daarnaast doet [geïntimeerde] beroep op een stuk met een handtekening waarvan een schriftexpert zonder voorbehoud vermeldt dat die niet van [persoon A] is. Ook deze omstandigheden dragen ertoe bij dat de goede trouw van [geïntimeerde] niet kan worden aangenomen.
Conclusie
5.20.
De grieven 1 tot en met 3 en 5 tot en met 8 treffen doel.
Art. 3:86 lid 3 BW
5.21.
In grief 9 stelt Zuidlease dat ook bezitsverlies door verduistering valt onder de werking van art. 3:86 lid 3 BW. Vanwege het slagen van de grieven 1 tot en met 3 en 5 tot en met 8 behoeft het hof deze grief niet te bespreken.
Slotgrieven
5.22.
Grief 10 (1) slaagt. Met deze grief stelt Zuidlease immers terecht dat haar vordering tot revindicatie van de auto had moeten worden toegewezen en dat de vorderingen van [geïntimeerde] hadden moeten worden afgewezen.
5.23.
Grief 10 (2) slaagt ook, voor zover Zuidlease daarin stelt dat er geen grondslag was om haar te veroordelen tot het vergoeden van schade van [geïntimeerde] . Voor zover de grief betrekking heeft op de hoogte van de schade van [geïntimeerde] , behoeft het hof de grief dus niet te bespreken.
5.24.
Grief 11 slaagt eveneens. Deze grief heeft betrekking op de proceskosten van de eerste aanleg. [geïntimeerde] had zowel in conventie als in reconventie in de proceskosten behoren te worden veroordeeld, omdat hij grotendeels het ongelijk aan zijn zijde had.
In eerste aanleg door Zuidlease ingestelde vorderingen
5.25.
In eerste aanleg heeft Zuidlease diverse vorderingen ingesteld die de kantonrechter onbesproken heeft gelaten, maar die in hoger beroep zijn gehandhaafd. Het hof bespreekt deze vorderingen hierna.
5.26.
De vorderingen die Zuidlease in eerste aanleg heeft ingesteld met de nummers I tot en met IV zien erop dat Zuidlease weer de volledige beschikking krijgt over de auto, met alle toebehoren. Deze vorderingen zijn toewijsbaar. Het hof ziet aanleiding de dwangsom te beperken tot € 100,00 per dag, met een maximum van € 25.000,00.
5.27.
De vordering van Zuidlease met nummer V heeft betrekking op beslagkosten.
Wat betreft de kosten van het strafvorderlijke beslag gaat het om de kosten die verbonden zijn aan het klaagschrift van Zuidlease tegen het beslag. Zuidlease verzette zich de teruggaaf van de auto aan [geïntimeerde] , welke teruggaaf [geïntimeerde] had verzocht. Volgens Zuidlease handelde [geïntimeerde] onrechtmatig jegens haar door ondanks zijn kwade trouw bij de overdracht van de auto de teruggaaf van de auto te verlangen en er niet mee in te stemmen dat de auto aan Zuidlease zou worden afgegeven (conclusie van antwoord in reconventie nrs. 46-50).
5.28.
Naar het oordeel van het hof heeft [geïntimeerde] onrechtmatig jegens Zuidlease gehandeld door te frustreren dat de auto aan Zuidlease werd afgegeven, hoewel hem geen bescherming op grond van art. 3:86 lid 1 BW toekwam. Voor de schade die Zuidlease daardoor lijdt, is [geïntimeerde] aansprakelijk. Tot deze schade behoren de kosten die Zuidlease heeft gemaakt om zich ertegen te verzetten dat het Openbaar Ministerie de auto aan [geïntimeerde] zou teruggeven.
De hoogte van de kosten is niet of onvoldoende betwist.
5.29.
Voor het overige gaat het om de kosten van het conservatoir beslag tot afgifte dat Zuidlease op de auto heeft laten leggen. Deze kosten behoort [geïntimeerde] te vergoeden, nu Zuidlease op goede gronden het beslag heeft laten leggen.
5.30.
De vordering van Zuidlease met nummer VII betreft schade die Zuidlease lijdt, doordat zij leasetermijnen mist. Het gaat kennelijk om de periode waarin Zuidlease de auto niet aan een ander kan leasen, vanwege de aanspraken van [geïntimeerde] op de auto. Voor de omvang van de schade heeft Zuidlease aangeknoopt bij de maandelijkse termijnen die [persoon A] moest betalen.
5.31.
De schade is een gevolg van het feit dat Zuidlease niet vrijelijk over de auto kan beschikken vanwege de aanspraken van [geïntimeerde] op de auto. Naar het oordeel van het hof zijn deze aanspraken onrechtmatig jegens Zuidlease, omdat [geïntimeerde] geen bescherming kan ontlenen aan het bepaalde in art. 3:86 lid 1 BW. De schade komt daarom voor rekening van Zuidlease. De hoogte van de schade is verder niet gemotiveerd weersproken. Er is echter te weinig gesteld om te oordelen dat deze schade zich ook voordoet nadat [geïntimeerde] de auto weer aan Zuidlease zal hebben teruggegeven en dat de schade hoger kan zijn dan het bedrag dat [persoon A] op grond van de leaseovereenkomst aan Zuidlease moest betalen
(€ 14.494,24).
5.32.
De vordering van Zuidlease met nummer VIII betreft de kosten van de schriftexpert. De kosten heeft Zuidlease voldoende aangetoond door het overleggen van de facturen van Signum Interfocus B.V. van 24 november 2020 en 28 december 2020 (conclusie van antwoord in reconventie, prod. 20a en 20b). Anders dan [geïntimeerde] heeft aangevoerd, komen de in rekening gebrachte kosten niet bovenmatig voor en behoeven deze geen nadere toelichting. Deze kosten komen op de voet van art. 6:96 lid 1, aanhef en onder b, BW voor vergoeding door [geïntimeerde] in aanmerking. De omstandigheid dat het onderzoek in opdracht van de advocaat van Zuidlease is verricht, maakt niet dat Zuidlease daarvan geen vergoeding kan vorderen. Het is immers bij gebreke van aanwijzing voor het tegendeel aan te nemen dat de advocaat bij het verlenen van de opdracht niet handelde voor zichzelf, maar ten behoeve van en voor rekening van Zuidlease.
Vorderingen tot het ongedaan maken van de gevolgen van het bestreden vonnis
5.33.
Het slagen van de grieven brengt mee dat het bestreden vonnis moet worden vernietigd. Wat ter uitvoering van het vonnis is verricht, moet ongedaan worden gemaakt.
5.34.
Dit betreft in de eerste plaats de teruggaaf van de auto, die ter uitvoering van het vonnis aan [geïntimeerde] is afgegeven, en in het verlengde daarvan het vergoeden van het waardeverlies dat de auto heeft ondergaan in de periode dat [geïntimeerde] de auto weer ter beschikking heeft gehad.
5.35.
Voor de dwangsom en de termijn van afgifte verwijst het hof naar hetgeen in 5.26 is overwogen.
5.36.
Wat betreft het waardeverlies heeft Zuidlease aangevoerd dat het aannemelijk is dat de auto in (aanzienlijk) slechtere staat zal worden teruggegeven dan deze was bij afgifte aan [geïntimeerde] , zodat sprake is van vermogensschade. Het behoort dus te gaan om waardeverlies dat wordt veroorzaakt door een achteruitgang in de staat van de auto, en niet door veroudering vanwege tijdsverloop. Het waardeverlies door veroudering wordt geacht te zijn begrepen in de schade door het derven van leasetermijnen. Verder is te weinig gesteld om aan te nemen dat de schade hoger kan zijn dan het bedrag dat [persoon A] op grond van de leaseovereenkomst aan Zuidlease moest betalen (€ 14.494,24).
5.37.
Daarnaast behoort [geïntimeerde] het bedrag terug te betalen dat Zuidlease op grond van het vonnis van [geïntimeerde] heeft betaald.
5.38.
De vorderingen die Zuidlease op dit punt in hoger beroep heeft ingesteld, zijn toewijsbaar.
Proceskosten
5.39.
De proceskosten van beide instanties komen ten laste van [geïntimeerde] , omdat hij grotendeels in het ongelijk is gesteld. Voor een vergoeding van de werkelijke proceskosten is onvoldoende rechtvaardiging aanwezig. Een vergoeding van de werkelijke proceskosten is slechts aangewezen bij misbruik van procesrecht of een daarmee vergelijkbaar onrechtmatig handelen. Voor het oordeel dat hiervan in dit geval sprake is, is hetgeen Zuidlease heeft aangevoerd van onvoldoende gewicht, mede in aanmerking genomen de terughoudendheid die hier past, gelet op het recht op toegang tot de rechter dat mede gewaarborgd wordt door artikel 6 EVRM. Het hof zal daarom een vergoeding toekennen overeenkomstig het geldende liquidatietarief.
5.40.
De proceskosten tot heden aan de zijde van Zuidlease stelt het hof als volgt vast:
Eerste aanleg
- explootkosten € 83,38
- griffierecht € 0,00
- salaris advocaat (conventie) € 960,00 (€ 480,00, 2 punten)
- salaris advocaat (reconventie)
€ 480,00(€ 480,00, 2 punten x 0,5)
totaal € 1.523,38
Hoger beroep
- explootkosten € 98,52
- griffierecht € 2.106,00
- salaris advocaat
€ 1.442,00(tarief III, 1 punt)
totaal € 3.646,52
5.41.
Wat betreft de beslagkosten geldt het volgende.
De kosten van het op 11 september 2020 gelegde beslag stelt het hof vast op:
- explootkosten € 518,55
- griffierecht € 656,00
- salaris advocaat
€ 543,00(tarief II-oud, 1 punt)
totaal € 1.717,55
De kosten van het op 14 juli 2021 gelegde beslag stelt het hof vast op:
- explootkosten € 279,29
- griffierecht € 667,00
- salaris advocaat
€ 1.114,00(tarief II, 1 punt)
totaal € 2.060,29
Niet gebleken is dat Zuidlease nog andere kosten vanwege de beslagen heeft gemaakt.
5.42.
Hetgeen partijen verder nog hebben aangevoerd, behoeft het hof niet te bespreken. Er zijn immers geen feiten of omstandigheden naar voren gebracht of te bewijzen aangeboden, die tot een andere beslissing kunnen leiden.
5.43.
De slotsom is dat het bestreden vonnis moet worden vernietigd. Het hof zal opnieuw beslissen op de vorderingen van beide partijen, zoals hieronder wordt vermeld.

6.De uitspraak

Het hof:
6.1.
vernietigt het bestreden vonnis;
en, opnieuw rechtdoende,
6.2.
verklaart voor recht dat de auto Volkswagen Golf met kenteken [kenteken] eigendom is van Zuidlease B.V.;
6.3.
veroordeelt [geïntimeerde] tot afgifte aan Zuidlease van deze auto en van alle toebehoren met betrekking tot deze auto, waaronder alle papieren, sleutels en accessoires, binnen tien dagen na betekening van dit arrest, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 100,00 per dag, tot een maximum van € 25.000,00;
6.4.
veroordeelt [geïntimeerde] om binnen tien dagen na betekening van dit arrest alle nodige medewerking te verlenen aan het stellen van het kenteken van deze auto op naam van Zuidlease, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 100,00 per dag, tot een maximum van € 25.000,00;
6.5.
veroordeelt [geïntimeerde] om aan Zuidlease te vergoeden het bedrag van het waardeverlies van de auto dat wordt veroorzaakt, doordat de auto bij teruggaaf aan Zuidlease in een slechtere staat verkeert dan deze was toen Zuidlease de auto ter uitvoering van het bestreden vonnis aan [geïntimeerde] afgaf, op te maken bij staat, maar tot ten hoogste
(€ 14.494,24);
6.6.
veroordeelt [geïntimeerde] om aan Zuidlease te betalen:
  • € 2.500,00 voor de kosten met betrekking tot het strafvorderlijk beslag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 17 september 2020 tot de dag van betaling;
  • € 1.907,50 voor de kosten van de deskundige, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2021 tot de dag van betaling;
  • € 1.015,00 voor gederfde leasetermijnen tot 1 januari 2021, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 1 januari 2021 tot de dag van betaling;
  • € 290,00 per maand voor gederfde en te derven leasetermijnen vanaf 1 januari 2021 tot de dag waarop [geïntimeerde] de auto weer aan Zuidlease zal hebben teruggegeven, tot een maximum van € 13.479,24 (€ 14.494,24 - € 1.015,00), te vermeerderen met de wettelijke rente over elke maandtermijn vanaf het einde van elke maand tot aan de dag van betaling;
  • € 3.578,98, te weten het bedrag dat Zuidlease ter uitvoering van het bestreden vonnis aan [geïntimeerde] heeft betaald, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 20 mei 2021 tot de dag van betaling;
6.7.
wijst alle vorderingen af die [geïntimeerde] in eerste aanleg in reconventie heeft ingesteld;
6.8.
veroordeelt [geïntimeerde] in de proceskosten, aan de zijde van Zuidlease vastgesteld op:
- € 1.523,38 tot heden voor de eerste aanleg,
- € 3.646,52 tot heden voor het hoger beroep,
- € 3.777,84 voor beslagkosten;
6.9.
verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. W.J.J. Los, L.S. Frakes en C.B.M. Scholten van Aschat en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 15 maart 2022.
griffier rolraadsheer