ECLI:NL:GHSHE:2022:819

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
8 maart 2022
Publicatiedatum
14 maart 2022
Zaaknummer
20-002861-20
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor schuldwitwassen met betrekking tot een geldbedrag van €10.037,90

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 8 maart 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant. De verdachte was eerder veroordeeld voor schuldwitwassen en kreeg een taakstraf van 80 uren, subsidiair 40 dagen hechtenis. Het hof heeft het beroep van de verdachte behandeld, waarbij de advocaat-generaal de bevestiging van het eerdere vonnis heeft gevorderd, terwijl de verdediging vrijspraak bepleitte. De verdachte had een geldbedrag van €10.037,90 in zijn bezit, waarvan werd aangenomen dat het afkomstig was uit een misdrijf. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte niet kon aantonen dat het geld op legale wijze was verkregen. De verklaring van de verdachte over de herkomst van het geld werd niet als voldoende concreet en verifieerbaar beschouwd. Het hof heeft de eerdere veroordeling vernietigd en het bewezen verklaarde als witwassen gekwalificeerd. De verdachte is schuldig bevonden aan het witwassen van het geldbedrag, en het hof heeft de verbeurdverklaring van het geld en de teruggave van de tas van het merk Louis Vuitton gelast. De beslissing is gebaseerd op de artikelen van het Wetboek van Strafrecht die ten tijde van de feiten van toepassing waren.

Uitspraak

Parketnummer : 20-002861-20
Uitspraak : 8 maart 2022
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant, locatie ’s-Hertogenbosch, van 11 december 2020, in de strafzaak met parketnummer 01-879034-20 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] ,
wonende te [adres] ,
thans uit anderen hoofde verblijvende in PI Vught - Nieuw Vosseveld 2 GEV te Vught.
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte ter zake van schuldwitwassen veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 80 uren subsidiair 40 dagen hechtenis. Voorts is het in beslag genomen geldbedrag, groot €10.037,90 verbeurdverklaard en is de teruggave aan de verdachte van de in beslag genomen tas van het merk Louis Vuitton gelast.
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep integraal zal worden bevestigd.
Door de verdediging is vrijspraak bepleit.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 25 november 2019 in de gemeente Veldhoven, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
- van een voorwerp, te weten een hoeveelheid geld, tot een (totaal)bedrag van euro 10.037,90 of daaromtrent, de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld, althans heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende(n) op dat voorwerp was/waren en/of voormeld voorwerp voorhanden heeft gehad, terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden, dat dat voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf, en/of
- een voorwerp, te weten een hoeveelheid geld, tot een (totaal)bedrag van euro 10.037,90 of daaromtrent, heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of omgezet, althans van voormeld voorwerp gebruik heeft gemaakt,
terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden, dat voormeld voorwerp -onmiddellijk of middellijk- afkomstig was uit enig misdrijf.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd.
De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij omstreeks 25 november 2019 in de gemeente Veldhoven, een voorwerp, te weten een hoeveelheid geld, tot een (totaal)bedrag van euro 10.037,90 of daaromtrent, voorhanden heeft gehad,
terwijl hij, verdachte, wist dat voormeld voorwerp – onmiddellijk of middellijk – afkomstig was uit enig misdrijf.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierna genoemde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
Waar het hof het relaasproces-verbaal als bewijsmiddel heeft gebruikt liggen hier doelmatigheidsredenen aan ten grondslag en heeft het hof zich er van vergewist dat de inhoud hiervan berust op onderliggende processen-verbaal (deels met financiële bijlagen).
Hierna wordt – tenzij anders vermeld – steeds verwezen naar het eindproces-verbaal van de politie-eenheid Oost-Brabant, district Eindhoven, op ambtsbelofte opgemaakt door [verbalisant 1] , hoofdagent van politie, registratienummer PL2100-2020004154, gesloten d.d. 6 mei 2020, inhoudende een verzameling op ambtseed dan wel ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal van politie met daarin gerelateerde bijlagen, met doorgenummerde pagina’s 1-98.
Het hof begrijpt dat met ‘V’ telkens wordt bedoeld de vraag van verbalisanten, met ‘O’ een opmerking van verbalisanten en met ‘A’ het antwoord van de verdachte c.q. getuige.
1.
Het proces-verbaal van verhoor van getuige d.d. 7 januari 2020 (pagina 24 t/m 25), opgesteld door verbalisant [verbalisant 1] , inhoudende als verklaring van getuige [getuige 1] :
O: Ik wil jou horen als getuige met betrekking tot het
(het hof begrijpt: door iemand)verliezen van de zwarte tas met 10.000 euro, omstreeks 24 november 2019, rond de klok van 01.00 uur.
V: Wat kun je daarover vertellen?
A: Ik was werkzaam als pompmedewerker/winkelbediende bij de [tankstation] . Ik had nachtdienst en was de enige werknemer die aanwezig was. Omstreeks 01.00 uur zag ik dat er 5 mannen binnenkwamen. (…) Ongeveer een half uur later was het rustig in de winkel en vervolgens liep ik naar de deur van het magazijn en deze deed ik open. Toen ik deze open deed zag ik een tas op een kruk staan. Dit was een zwarte tas van ongeveer 30 bij 20 centimeter. Ik pakte de tas en zette deze achter in het magazijn neer. Daar kunnen geen klanten komen. Na een uur of zo keek ik in de tas en zag ik dat er veel geld in zat. Ik wist op dat moment niet zo goed wat ik er mee moest. Vervolgens deed ik de tas weer dicht. Weer een uur later werd er gebeld naar het tankstation. Iemand vroeg of er een tas was gevonden. De persoon die belde zei geen naam. Vervolgens hoorde ik op de achtergrond geschreeuw. Ik hoorde dat er geschreeuwd werd “Ja, shit nu hebben we problemen. Waar is dat geld”. Maar ik hoorde voornamelijk roepen dat ze dan problemen hadden. Vervolgens zei ik dat ik geen tas had gevonden. Ik zei dit omdat ik het niet vertrouwde. Daarna vroeg ik of ik zijn nummer op mocht schrijven zodat wij konden bellen als er een tas was gevonden. Vervolgens noteerde ik een nummer. Ik vroeg nog naar een naam maar deze wilde hij niet geven. (…)
V: Wat zat er in de tas?
A: Toen ik ’s ochtends thuis kwam heb ik in de tas gezeten
(het hof begrijpt: gekeken). Ik zag dat er een rijbewijs in zat. Ik zag dat het rijbewijs gebroken was en aan elkaar geplakt was met plakband. Verder zag ik dat er veel geld in zat. Ik denk in biljetten van 500, 100, 50 en 20 euro en wat kleingeld. Misschien nog wel meer, maar ik weet dit niet zeker. Het geld zat in een grote bundel met een elastiek. (…)
2.
Het proces-verbaal van verhoor van getuige d.d. 6 januari 2020 (pagina 19 t/m 21), opgesteld door verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , inhoudende als verklaring van getuige [getuige 2] :
Hij
(het hof begrijpt: de verdachte)heeft mij gevraagd om het geld te pakken. Hij was iets kwijt geraakt of zo. Dit was 2 of 3 weken geleden. Ik moest geld van hem oppikken. Ik wist dat hij geld vergeten was. Maar ik heb er niets mee gedaan.
3.
Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep d.d. 22 februari 2022, voor zover inhoudende als verklaring van verdachte [verdachte] :
De verdachte verklaart:
Het klopt dat ik in de nacht van 24 november 2019 een tasje met daarin € 10.000,- ben vergeten bij het tankstation [tankstation] .
4.
Het relaasproces-verbaal d.d. 6 januari 2020 (pagina 4), opgesteld door verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 3] , inhoudende:
Rond 25 november 2019 was een zwarte tas van Louis Vuitton met daarin € 10.000,- aangetroffen bij het [tankstation] te Veldhoven. In de zwarte tas werd buiten de € 10.000,- ook een kapot rijbewijs aangetroffen op naam van [verdachte] geboren op [geboortedag] . De zwarte tas met € 10.000,- en het kapotte rijbewijs zijn afgegeven op het hoofdbureau van politie, gelegen aan de Mathildelaan 4 te Eindhoven, [verdachte] had via het tankstation vernomen dat zijn geld op de Mathildalaan in Eindhoven lag.
Aangezien het geldbedrag van € 10.037,- in de Louis Vuittontas bestond uit coupures van
€ 500,- (7x), € 100,- (60x) en nog verschillende biljetten van € 50,-, € 20,-, € 10,- en € 5,- werd [verdachte] hierdoor een verdachte ter zake van witwassen.
De verdachte meldde zich op 6 januari 2020 aan het hoofdbureau van politie aan de Mathildalaan 4 te Eindhoven aan de balie om zijn zwarte tas van het merk Louis Vuitton met € 10.037,- te komen ophalen.
5.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 29 januari 2020 (pagina 36 en 37), opgesteld door verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 3] , inhoudende:
De officier van justitie heeft van de Belastingdienst gevorderd dat deze gegevens verstrekt omtrent [verdachte] en alle aan hem gelieerde natuurlijke dan wel rechtspersonen. De Belastingdienst is verstrekt een iRVI subject [verdachte] . Uit het document maak ik het navolgende op:
Inkomen:
Het netto-inkomen van [verdachte] bedraagt:
- in 2016 bedraagt dit € 8.830,-;
- in 2017 bedraagt dit € 10.467,-;
- in 2018 bedraagt dit € 27.839,-.
6.
Het relaasproces-verbaal d.d. 6 januari 2020 (pagina 10), opgesteld door verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 3] , inhoudende:
6.6.
Proces-verbaal van bevindingen analyse gegevens ABN AMRO
Van de ABN AMRO zijn de financiële gegevens van de verdachte over het jaar 2019 gevorderd. Hieruit bleek het volgende.
Verdachte ontving inkomen van [instantie] . In 2019 had hij een totaalbedrag ontvangen van € 12.426,87.
Verdachte ontving zorgtoeslag. In 2019 heeft hij in totaal € 1.554,- ontvangen aan zorgtoeslag. Verdachte betaalde aan zijn zorgverzekering totaal € 1.303,97. Tevens heeft verdachte betalingen overgemaakt aan de belastingdienst, totaal in 2019 € 5.668,-. In 2019 is een bedrag van € 620,- overgemaakt aan [persoon 1] .
In 2019 nam verdachte in totaal € 4.000,- op aan contanten.
Bewijsoverwegingen
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft ter terechtzitting in hoger beroep vrijspraak bepleit. Daartoe is – op gronden zoals nader in de pleitnota verwoord – in de kern het volgende aangevoerd.
De verdachte heeft een voldoende concrete, min of meer verifieerbare en op voorhand niet hoogst onwaarschijnlijke verklaring gegeven voor de herkomst van het in de tenlastelegging genoemde geldbedrag van € 10.037,90. De verdachte heeft verklaard dat hij regelmatig klusjes doet voor getuige [getuige 2] . De verdachte regelde de verkoop en het ophalen van auto’s voor het autobedrijf van die [getuige 2] . Hij had het geldbedrag bij zich omdat hij naar Brussel zou gaan, om daar ten behoeve van [getuige 2] een Volkswagen Golf 7 GTI te kopen. De andersluidende verklaring van getuige [getuige 2] bij de politie dat hij nooit zaken heeft gedaan met de verdachte en hem nooit geld heeft gegeven is in strijd met de waarheid afgelegd. [getuige 2] is hier later ook op teruggekomen.
De verdachte had derhalve € 10.000,- gekregen van [getuige 2] om de auto te kopen, het overige geld dat in de tas werd aangetroffen was van hemzelf. Hij had geen enkele reden om navraag te doen naar de herkomst van het geld, nu het bedrijf van [getuige 2] en zijn vader een goedlopend bedrijf is en bekend is dat in de autohandel regelmatig met cash geld wordt gewerkt.
Oordeel van het hof
Het hof overweegt als volgt.
Met betrekking tot het tenlastegelegde feit stelt het hof voorop dat voor een veroordeling ter zake van witwassen is vereist dat voldoende komt vast te staan dat het desbetreffende voorwerp, in dit geval een geldbedrag van € 10.037,90, onmiddellijk of middellijk afkomstig is uit enig misdrijf. Indien op grond van de beschikbare bewijsmiddelen geen rechtstreeks verband valt te leggen tussen het aangetroffen geldbedrag en een bepaald misdrijf, kan niettemin bewezen worden geacht dat dit geldbedrag uit enig misdrijf afkomstig is, indien het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het geldbedrag uit enig misdrijf afkomstig is. Het is aan het openbaar ministerie om bewijs aan te dragen waaruit zodanige feiten en omstandigheden kunnen worden afgeleid. Als de vastgestelde feiten en omstandigheden het vermoeden van witwassen rechtvaardigen, mag in beginsel van de verdachte worden verlangd dat hij een voldoende concrete, verifieerbare en op voorhand niet hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft voor de herkomst van het geld. De omstandigheid dat zo een verklaring van de verdachte mag worden verlangd, houdt niet in dat het aan de verdachte is om aannemelijk te maken dat het voorwerp niet van misdrijf afkomstig is.
Indien de verdachte voormelde verklaring geeft, ligt het op de weg van het Openbaar Ministerie nader onderzoek te doen naar die verklaring. De rechter zal dan mede op basis van de resultaten van dat onderzoek moeten beoordelen of ondanks de verklaring van de verdachte het witwassen bewezen kan worden op de grond dat (het niet anders kan zijn dan dat) het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is. Indien een dergelijke verklaring uitblijft, mag de rechter die omstandigheid betrekken in zijn overwegingen omtrent het bewijs (vgl. HR 18 december 2018, ECLI:NL:HR:2018:2352, rov. 2.3.1.-2.4.).
Bij de beantwoording van de vraag of het onder de verdachte aangetroffen geldbedrag onmiddellijk of middellijk uit enig misdrijf afkomstig is, is het hof uitgegaan van het volgende.
Eerstens stelt het hof vast dat er geen rechtstreeks verband valt te leggen tussen het aangetroffen geldbedrag en een bepaald misdrijf.
Het hof acht evenwel op grond van na te melden feiten en/of omstandigheden het vermoeden gerechtvaardigd dat het contante geldbedrag (te weten € 10.037,90 of daaromtrent), uit enig misdrijf afkomstig is:
  • het gaat om een aanzienlijk geldbedrag in contanten. Het is een feit van algemene bekendheid dat het fysiek vervoeren van een dergelijk contant geldbedrag een aanzienlijk veiligheidsrisico met zich brengt en daarom voor privépersonen hoogst ongebruikelijk is;
  • er zijn 7 biljetten van € 500,- aangetroffen. Het is een feit van algemene bekendheid dat deze vrijwel alleen in het criminele circuit worden gebruikt;
  • de -eenvoudig gezegd- financiële situatie van de verdachte verhoudt zich niet met het door hem in het bezit zijn van geldbedrag van dergelijke omvang.
Vorenstaande brengt met zich dat van de verdachte mag worden verlangd dat hij een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft voor de herkomst van het geld.
De verdachte heeft steeds verklaard dat hij het geld van [getuige 2] heeft gekregen in verband met het kopen en ophalen van een auto voor die [getuige 2] . Om deze verklaring van de verdachte te verifiëren is [getuige 2] door de politie telefonisch gehoord op 6 januari 2020, de dag waarop de verdachte die verklaring voor het eerst bij de politie had afgelegd. Bij die gelegenheid heeft [getuige 2] , nadat hem was uitgelegd waarover hij als getuige werd gehoord, onder meer – zakelijk weergegeven – als volgt verklaard:
Ik doe geen zaken met ene [verdachte] . Ik snap niet wat je bedoelt. Ik ken hem wel, maar ik weet zijn achternaam niet. Ik heb nooit zaken met hem gedaan. Zeker niet. Hij heeft mij wel gevraagd om het geld te pakken. Hij was iets kwijt geraakt of zo. Dit was 2 of 3 weken geleden. Ik moest geld van hem oppikken. Het klopt niet dat ik geld aan hem heb gegeven om een auto te kopen in Brussel. Ik wist dat hij geld vergeten was. Maar ik heb er niets mee gedaan. Ik heb hem zeker nooit geld gegeven.
Op de vraag of hij
(hof: [getuige 2] )een idee heeft waarom hij
(hof: de verdachte)zegt dat hij geld van hem heeft gekregen, antwoordt [getuige 2] als volgt:
Ja, omdat ik kan aantonen dat ik het geld heb in verband met mijn bedrijf. [1]
Het hof hecht geloof aan de inhoud van deze verklaring van [getuige 2] , nu hij zonder voorbehoud en op stellige wijze heeft verklaard. Niet valt in te zien waarom [getuige 2] , indien hij het geldbedrag aan de verdachte had gegeven voor de aankoop van een auto voor hem, [getuige 2] , hierover in strijd met de waarheid zou verklaren. Integendeel: het geldbedrag zou aan hem toebehoren en hij zou dat zeker graag terug willen hebben.
De verdediging heeft er op gewezen dat [getuige 2] , gehoord als getuige door de politierechter ter terechtzitting van 11 december 2020, andersluidend heeft verklaard. Het hof gaat evenwel aan die andersluidende verklaring voorbij als zijnde ongeloofwaardig. De onderbouwing van [getuige 2] dat hij een “kletsverhaal heeft opgehangen” omdat hij door een anoniem nummer werd gebeld en hij het niet vertrouwde is -tegen de achtergrond van de hiervoor gegeven inhoud van de telefonische verklaring van [getuige 2] - naar het oordeel van het hof een geenszins aannemelijke reden voor het gestelde aanvankelijk in strijd met de waarheid tegenover de politie verklaren. Daarbij heeft het hof nog in aanmerking genomen dat -zou het geld inderdaad aan [getuige 2] toebehoren- niet valt in te zien dat hij geen enkele gerechtelijke actie heeft ondernomen om dat geld van justitie terug te krijgen. Het hof houdt het ervoor dat de verdachte in samenspraak met [getuige 2] het verhaal over de koop van een auto in Brussel heeft “verzonnen”, hetgeen aansluit bij hetgeen [getuige 2] op 6 januari 2020 heeft verklaard:
hij heeft mij wel gevraagd om het geld te pakken. Hij was iets kwijt geraakt of zo. Dit was 2 of 3 weken geleden. Ik moest geld van hem oppikken, omdat ik kan aantonen dat ik geld heb in verband met mijn bedrijf.Het hof stelt vast dat [getuige 2] precies dat laatste heeft getracht te doen toen hij als getuige werd gehoord bij gelegenheid van voornoemde terechtzitting.
Het hof acht de tot het bewijs gebezigde inhoud van de getuigenverklaring van [getuige 2] van 6 januari 2020 dan ook betrouwbaar en bruikbaar voor het bewijs.
Het hof is concluderend van oordeel dat de verklaring van de verdachte niet als een voldoende concrete, verifieerbare en op voorhand niet hoogst onwaarschijnlijke verklaring voor de herkomst van het geld, kan worden aangemerkt. Tegen de achtergrond van de hiervoor geschetste feiten en/of omstandigheden kan het dan ook, naar het oordeel van het hof, bij het ontbreken van een dergelijke verklaring, niet anders zijn dan dat het geldbedrag in kwestie van enig misdrijf afkomstig is en dat de verdachte dit wist.
Het hof acht het tenlastegelegde dan ook wettig en overtuigend bewezen.
Het verweer wordt bijgevolg in al zijn onderdelen verworpen.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
witwassen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Het feit is strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het witwassen van een bedrag van € 10.037,90 of daaromtrent. Witwassen vormt een bedreiging van de legale economie en tast de integriteit van het financiële en economische verkeer aan. Opbrengsten van misdrijven worden hierdoor bovendien aan het zicht van justitie onttrokken, waardoor witwassen ook het plegen van misdrijven aantrekkelijk kan maken. Het hof rekent dit de verdachte aan.
Ten aanzien van de persoon van de verdachte heeft het hof onder meer acht geslagen op de inhoud van het hem betreffende uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 31 december 2021, waaruit blijkt dat hij weliswaar eerder onherroepelijk is veroordeeld ter zake van vermogensdelicten, maar nu dat geen recente veroordeling betreft, zal het hof hiermee niet in strafverzwarende zin rekening houden bij de straftoemeting.
Voorts heeft het hof gelet op de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken.
Alles afwegende acht het hof, met de advocaat-generaal, een taakstraf voor de duur van 80 uren, subsidiair 40 dagen hechtenis, passend en geboden.
Beslag
De op de beslaglijst genoemde in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen onder nummers 1 tot en met 9, te weten een geldbedrag van in totaal € 10.037,90, zijn vatbaar voor verbeurdverklaring, nu dit de voorwerpen zijn met betrekking tot hetwelk het bewezenverklaarde is begaan. Het hof heeft hierbij rekening gehouden met de draagkracht van de verdachte.
Met betrekking tot de in beslag genomen en nog niet teruggegeven tas van het merk Louis Vuitton zal het hof de teruggave aan de verdachte gelasten.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 9, 22c, 22d, 33, 33a en 420bis van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
80 (tachtig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
40 (veertig) dagen hechtenis;
verklaart verbeurdhet in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
diverse geldbedragen van in totaal een bedrag van €10.037,90;
gelast de
teruggaveaan de verdachte van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten: schoudertas, merk Louis Vuitton, kleur zwart.
Aldus gewezen door:
mr. A.J. Henzen, voorzitter,
mr. A.J.M. van Gink en mr. CH.N.G.M. Starmans, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. E.F.G. Truijen, griffier,
en op 8 maart 2022 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. CH.N.G.M. Starmans is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het proces-verbaal van verhoor van getuige d.d. 6 januari 2020 (pagina 19 t/m 21), opgesteld door verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , inhoudende als verklaring van getuige [getuige 2] .