6.6.Proces-verbaal van bevindingen analyse gegevens ABN AMRO
Van de ABN AMRO zijn de financiële gegevens van de verdachte over het jaar 2019 gevorderd. Hieruit bleek het volgende.
Verdachte ontving inkomen van [instantie] . In 2019 had hij een totaalbedrag ontvangen van € 12.426,87.
Verdachte ontving zorgtoeslag. In 2019 heeft hij in totaal € 1.554,- ontvangen aan zorgtoeslag. Verdachte betaalde aan zijn zorgverzekering totaal € 1.303,97. Tevens heeft verdachte betalingen overgemaakt aan de belastingdienst, totaal in 2019 € 5.668,-. In 2019 is een bedrag van € 620,- overgemaakt aan [persoon 1] .
In 2019 nam verdachte in totaal € 4.000,- op aan contanten.
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft ter terechtzitting in hoger beroep vrijspraak bepleit. Daartoe is – op gronden zoals nader in de pleitnota verwoord – in de kern het volgende aangevoerd.
De verdachte heeft een voldoende concrete, min of meer verifieerbare en op voorhand niet hoogst onwaarschijnlijke verklaring gegeven voor de herkomst van het in de tenlastelegging genoemde geldbedrag van € 10.037,90. De verdachte heeft verklaard dat hij regelmatig klusjes doet voor getuige [getuige 2] . De verdachte regelde de verkoop en het ophalen van auto’s voor het autobedrijf van die [getuige 2] . Hij had het geldbedrag bij zich omdat hij naar Brussel zou gaan, om daar ten behoeve van [getuige 2] een Volkswagen Golf 7 GTI te kopen. De andersluidende verklaring van getuige [getuige 2] bij de politie dat hij nooit zaken heeft gedaan met de verdachte en hem nooit geld heeft gegeven is in strijd met de waarheid afgelegd. [getuige 2] is hier later ook op teruggekomen.
De verdachte had derhalve € 10.000,- gekregen van [getuige 2] om de auto te kopen, het overige geld dat in de tas werd aangetroffen was van hemzelf. Hij had geen enkele reden om navraag te doen naar de herkomst van het geld, nu het bedrijf van [getuige 2] en zijn vader een goedlopend bedrijf is en bekend is dat in de autohandel regelmatig met cash geld wordt gewerkt.
Het hof overweegt als volgt.
Met betrekking tot het tenlastegelegde feit stelt het hof voorop dat voor een veroordeling ter zake van witwassen is vereist dat voldoende komt vast te staan dat het desbetreffende voorwerp, in dit geval een geldbedrag van € 10.037,90, onmiddellijk of middellijk afkomstig is uit enig misdrijf. Indien op grond van de beschikbare bewijsmiddelen geen rechtstreeks verband valt te leggen tussen het aangetroffen geldbedrag en een bepaald misdrijf, kan niettemin bewezen worden geacht dat dit geldbedrag uit enig misdrijf afkomstig is, indien het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het geldbedrag uit enig misdrijf afkomstig is. Het is aan het openbaar ministerie om bewijs aan te dragen waaruit zodanige feiten en omstandigheden kunnen worden afgeleid. Als de vastgestelde feiten en omstandigheden het vermoeden van witwassen rechtvaardigen, mag in beginsel van de verdachte worden verlangd dat hij een voldoende concrete, verifieerbare en op voorhand niet hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft voor de herkomst van het geld. De omstandigheid dat zo een verklaring van de verdachte mag worden verlangd, houdt niet in dat het aan de verdachte is om aannemelijk te maken dat het voorwerp niet van misdrijf afkomstig is.
Indien de verdachte voormelde verklaring geeft, ligt het op de weg van het Openbaar Ministerie nader onderzoek te doen naar die verklaring. De rechter zal dan mede op basis van de resultaten van dat onderzoek moeten beoordelen of ondanks de verklaring van de verdachte het witwassen bewezen kan worden op de grond dat (het niet anders kan zijn dan dat) het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is. Indien een dergelijke verklaring uitblijft, mag de rechter die omstandigheid betrekken in zijn overwegingen omtrent het bewijs (vgl. HR 18 december 2018, ECLI:NL:HR:2018:2352, rov. 2.3.1.-2.4.). Bij de beantwoording van de vraag of het onder de verdachte aangetroffen geldbedrag onmiddellijk of middellijk uit enig misdrijf afkomstig is, is het hof uitgegaan van het volgende.
Eerstens stelt het hof vast dat er geen rechtstreeks verband valt te leggen tussen het aangetroffen geldbedrag en een bepaald misdrijf.
Het hof acht evenwel op grond van na te melden feiten en/of omstandigheden het vermoeden gerechtvaardigd dat het contante geldbedrag (te weten € 10.037,90 of daaromtrent), uit enig misdrijf afkomstig is:
- het gaat om een aanzienlijk geldbedrag in contanten. Het is een feit van algemene bekendheid dat het fysiek vervoeren van een dergelijk contant geldbedrag een aanzienlijk veiligheidsrisico met zich brengt en daarom voor privépersonen hoogst ongebruikelijk is;
- er zijn 7 biljetten van € 500,- aangetroffen. Het is een feit van algemene bekendheid dat deze vrijwel alleen in het criminele circuit worden gebruikt;
- de -eenvoudig gezegd- financiële situatie van de verdachte verhoudt zich niet met het door hem in het bezit zijn van geldbedrag van dergelijke omvang.
Vorenstaande brengt met zich dat van de verdachte mag worden verlangd dat hij een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft voor de herkomst van het geld.
De verdachte heeft steeds verklaard dat hij het geld van [getuige 2] heeft gekregen in verband met het kopen en ophalen van een auto voor die [getuige 2] . Om deze verklaring van de verdachte te verifiëren is [getuige 2] door de politie telefonisch gehoord op 6 januari 2020, de dag waarop de verdachte die verklaring voor het eerst bij de politie had afgelegd. Bij die gelegenheid heeft [getuige 2] , nadat hem was uitgelegd waarover hij als getuige werd gehoord, onder meer – zakelijk weergegeven – als volgt verklaard:
Ik doe geen zaken met ene [verdachte] . Ik snap niet wat je bedoelt. Ik ken hem wel, maar ik weet zijn achternaam niet. Ik heb nooit zaken met hem gedaan. Zeker niet. Hij heeft mij wel gevraagd om het geld te pakken. Hij was iets kwijt geraakt of zo. Dit was 2 of 3 weken geleden. Ik moest geld van hem oppikken. Het klopt niet dat ik geld aan hem heb gegeven om een auto te kopen in Brussel. Ik wist dat hij geld vergeten was. Maar ik heb er niets mee gedaan. Ik heb hem zeker nooit geld gegeven.
Op de vraag of hij
(hof: [getuige 2] )een idee heeft waarom hij
(hof: de verdachte)zegt dat hij geld van hem heeft gekregen, antwoordt [getuige 2] als volgt:
Ja, omdat ik kan aantonen dat ik het geld heb in verband met mijn bedrijf.
Het hof hecht geloof aan de inhoud van deze verklaring van [getuige 2] , nu hij zonder voorbehoud en op stellige wijze heeft verklaard. Niet valt in te zien waarom [getuige 2] , indien hij het geldbedrag aan de verdachte had gegeven voor de aankoop van een auto voor hem, [getuige 2] , hierover in strijd met de waarheid zou verklaren. Integendeel: het geldbedrag zou aan hem toebehoren en hij zou dat zeker graag terug willen hebben.
De verdediging heeft er op gewezen dat [getuige 2] , gehoord als getuige door de politierechter ter terechtzitting van 11 december 2020, andersluidend heeft verklaard. Het hof gaat evenwel aan die andersluidende verklaring voorbij als zijnde ongeloofwaardig. De onderbouwing van [getuige 2] dat hij een “kletsverhaal heeft opgehangen” omdat hij door een anoniem nummer werd gebeld en hij het niet vertrouwde is -tegen de achtergrond van de hiervoor gegeven inhoud van de telefonische verklaring van [getuige 2] - naar het oordeel van het hof een geenszins aannemelijke reden voor het gestelde aanvankelijk in strijd met de waarheid tegenover de politie verklaren. Daarbij heeft het hof nog in aanmerking genomen dat -zou het geld inderdaad aan [getuige 2] toebehoren- niet valt in te zien dat hij geen enkele gerechtelijke actie heeft ondernomen om dat geld van justitie terug te krijgen. Het hof houdt het ervoor dat de verdachte in samenspraak met [getuige 2] het verhaal over de koop van een auto in Brussel heeft “verzonnen”, hetgeen aansluit bij hetgeen [getuige 2] op 6 januari 2020 heeft verklaard:
hij heeft mij wel gevraagd om het geld te pakken. Hij was iets kwijt geraakt of zo. Dit was 2 of 3 weken geleden. Ik moest geld van hem oppikken, omdat ik kan aantonen dat ik geld heb in verband met mijn bedrijf.Het hof stelt vast dat [getuige 2] precies dat laatste heeft getracht te doen toen hij als getuige werd gehoord bij gelegenheid van voornoemde terechtzitting.
Het hof acht de tot het bewijs gebezigde inhoud van de getuigenverklaring van [getuige 2] van 6 januari 2020 dan ook betrouwbaar en bruikbaar voor het bewijs.
Het hof is concluderend van oordeel dat de verklaring van de verdachte niet als een voldoende concrete, verifieerbare en op voorhand niet hoogst onwaarschijnlijke verklaring voor de herkomst van het geld, kan worden aangemerkt. Tegen de achtergrond van de hiervoor geschetste feiten en/of omstandigheden kan het dan ook, naar het oordeel van het hof, bij het ontbreken van een dergelijke verklaring, niet anders zijn dan dat het geldbedrag in kwestie van enig misdrijf afkomstig is en dat de verdachte dit wist.
Het hof acht het tenlastegelegde dan ook wettig en overtuigend bewezen.
Het verweer wordt bijgevolg in al zijn onderdelen verworpen.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
witwassen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Het feit is strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het witwassen van een bedrag van € 10.037,90 of daaromtrent. Witwassen vormt een bedreiging van de legale economie en tast de integriteit van het financiële en economische verkeer aan. Opbrengsten van misdrijven worden hierdoor bovendien aan het zicht van justitie onttrokken, waardoor witwassen ook het plegen van misdrijven aantrekkelijk kan maken. Het hof rekent dit de verdachte aan.
Ten aanzien van de persoon van de verdachte heeft het hof onder meer acht geslagen op de inhoud van het hem betreffende uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 31 december 2021, waaruit blijkt dat hij weliswaar eerder onherroepelijk is veroordeeld ter zake van vermogensdelicten, maar nu dat geen recente veroordeling betreft, zal het hof hiermee niet in strafverzwarende zin rekening houden bij de straftoemeting.
Voorts heeft het hof gelet op de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken.
Alles afwegende acht het hof, met de advocaat-generaal, een taakstraf voor de duur van 80 uren, subsidiair 40 dagen hechtenis, passend en geboden.
De op de beslaglijst genoemde in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen onder nummers 1 tot en met 9, te weten een geldbedrag van in totaal € 10.037,90, zijn vatbaar voor verbeurdverklaring, nu dit de voorwerpen zijn met betrekking tot hetwelk het bewezenverklaarde is begaan. Het hof heeft hierbij rekening gehouden met de draagkracht van de verdachte.
Met betrekking tot de in beslag genomen en nog niet teruggegeven tas van het merk Louis Vuitton zal het hof de teruggave aan de verdachte gelasten.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 9, 22c, 22d, 33, 33a en 420bis van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.