Uitspraak
1.Het verloop van het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De feiten
- de vrouw het gezag over [minderjarige] blijft uitoefenen totdat de ouders wederom in bespreking gaan over het ouderschapsplan in september 2014, waarbij zij het gezamenlijk ouderlijk gezag opnieuw bespreken. De vrouw vraagt geen wijziging van het ouderlijk gezag aan ten gunste van iemand anders dan de man;
- de man met ingang van 1 september 2013 en zolang [minderjarige] minderjarig is en bij de vrouw woont aan de vrouw een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [minderjarige] (hierna ook: kinderalimentatie) van € 137,- per maand betaalt. Deze kinderalimentatie is onderworpen aan de wettelijke indexering als bedoeld in artikel 1:402a van het Burgerlijk Wetboek (BW), voor het eerst per 1 januari 2014.
4.De omvang van het geschil
- voornoemde beschikking van rechtbank Oost-Brabant van 6 november 2013 en het daaraan gehechte ouderschapsplan van 1 oktober 2013, voor wat betreft de daarin opgenomen kinderalimentatie gewijzigd, in die zin, dat de door de man aan de vrouw te betalen kinderalimentatie met ingang van 20 augustus 2020 voor de duur van de detentie van de man nader wordt bepaald op nihil;
- het verzoek van de man om te bepalen dat hij naast de vrouw wordt belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] , afgewezen.
tijdelijkenihilstelling van de kinderalimentatie (grief 3).
5.De motivering van de beslissing
Indien de andere ouder niet met het verzoek instemt, wordt het verzoek ingevolge artikel 1:253c lid 2 BW slechts afgewezen indien:
a. er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of
b. afwijzing anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
tijdelijkenihilstelling van de door de man aan de vrouw te betalen kinderalimentatie, en beslist hierna als onder 6 vermeld.
6.De beslissing
voor de duur van detentie van de mannader heeft bepaald op nihil;