ECLI:NL:GHSHE:2022:668

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
3 maart 2022
Publicatiedatum
4 maart 2022
Zaaknummer
200.298.840_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake omgangs- en informatieregeling voor minderjarige met betrekking tot de vader

In deze zaak, die voorligt bij het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, betreft het een hoger beroep van de vader tegen een eerdere beschikking van de rechtbank Oost-Brabant inzake de omgangsregeling met zijn minderjarige dochter, geboren in 2018. De vader verzocht om een omgangsregeling waarbij hij eenmaal per maand met zijn dochter zou kunnen afspreken in de penitentiaire inrichting en wekelijks via Skype contact zou hebben. De moeder verzocht de vader niet-ontvankelijk te verklaren in zijn beroep en stelde incidenteel hoger beroep in om de eerdere beschikking te vernietigen. Tijdens de mondelinge behandeling op 24 januari 2022 werd de vader bijgestaan door zijn advocaat, terwijl de moeder vertegenwoordigd werd door haar advocaat. De Raad voor de Kinderbescherming was ook betrokken in de procedure.

De rechtbank had eerder bepaald dat de vader eenmaal per maand recht had op begeleid contact via Skype en dat er binnen een jaar toegewerkt moest worden naar fysieke omgang. Beide partijen waren het niet eens met deze beslissing en gingen in hoger beroep. De vader voerde aan dat de omgangsregeling niet van de grond kwam en dat de moeder niet voldoende meewerkte. De moeder daarentegen stelde dat de vader haar bedreigde en dat de omgangsregeling niet in het belang van de minderjarige was, gezien de angst die zij had voor de vader.

Het hof oordeelde dat het onvoldoende voorgelicht was om een verantwoorde beslissing te nemen en verzocht de Raad om aanvullend onderzoek te doen naar de zorgen en mogelijkheden voor de minderjarige. De verdere behandeling van de zaak werd aangehouden om de resultaten van dit onderzoek af te wachten. De beslissing van het hof houdt in dat de raad een rapport en advies moet uitbrengen over de omgangsregeling en de informatieregeling, waarbij de belangen van de minderjarige voorop staan.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 3 maart 2022
Zaaknummer: 200.298.840/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/01/355681 / FA RK 20-639
in de zaak in hoger beroep van:
[de vader],
verblijvende te [woonplaats] ,
verzoeker in principaal hoger beroep,
verweerder in incidenteel hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. R. Engwegen,
tegen
[de moeder],
wonende op een bij het hof bekend adres,
verweerster in principaal hoger beroep,
verzoekster in incidenteel hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. I. Gerrand.
Deze zaak gaat over een omgangs- en informatieregeling met betrekking tot
[minderjarige](hierna: [minderjarige] ), geboren op [geboortedatum] 2018 te [geboorteplaats] .
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
hierna te noemen: de raad.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikkingen van de rechtbank Oost-Brabant van 21 oktober 2020 en 11 juni 2021, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 23 augustus 2021, heeft de vader verzocht voormelde beschikking van 11 juni 2021 te vernietigen en opnieuw rechtdoende een omgangsregeling tussen hem en [minderjarige] vast te stellen waarbij:
- de moeder de vader samen met [minderjarige] éénmaal per maand komt bezoeken in de penitentiaire inrichting (hierna: PI);
- er éénmaal per week een Skypecontact tussen [minderjarige] en de vader zal plaatsvinden, waartoe de vader het initiatief neemt en waaraan de moeder haar medewerking dient te verlenen;
althans een omgangsregeling vast te stellen die het hof juist acht.
Kosten rechtens.
2.2.
Bij verweerschrift met producties, ingekomen ter griffie op 28 september 2021, heeft de moeder verzocht de vader niet-ontvankelijk te verklaren in zijn beroep dan wel het beroep af te wijzen.
2.3.
Daarnaast heeft de moeder incidenteel hoger beroep ingesteld, ingekomen ter griffie op 7 december 2021, en verzocht voormelde beschikking van 11 juni 2021 te vernietigen en opnieuw rechtdoende het verzoek van de vader tot vaststelling van een informatieregeling en een zorg- en contactregeling met [minderjarige] , af te wijzen.
2.4.
Bij verweerschrift in incidenteel appel, ingekomen ter griffie op 17 januari 2022, heeft de vader verzocht bij beschikking, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de moeder in haar incidenteel appel niet-ontvankelijk te verklaren, althans haar dit beroep als ongegrond en onbewezen te ontzeggen.
Kosten rechtens.
2.5.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 24 januari 2022. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
  • de vader, bijgestaan door mr. Engwegen;
  • namens de moeder is verschenen mr. Gerrand;
  • de raad, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de raad] .
2.5.1.
Tijdens de mondelinge behandeling is geprobeerd via videoverbinding contact te leggen met de moeder. Dat is niet gelukt. In overleg met mr. Gerrand is besloten de mondelinge behandeling buiten aanwezigheid van de moeder voort te zetten.
2.6.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
  • de brief van de advocaat van de vader d.d. 13 september 2021 met daarbij het procesverbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg d.d. 31 mei 2021;
  • het e-mail bericht van de raad van 20 september 2021;
  • het V6-formulier van de advocaat van de vader d.d. 9 december 2021 met daarbij de brief van de advocaat van de vader d.d. 9 december 2021.

3.De beoordeling

In het principaal en incidenteel appel:
3.1.
Partijen hebben een affectieve relatie met elkaar gehad. Uit de relatie van partijen is [minderjarige] geboren.
De vader heeft [minderjarige] erkend. De moeder oefent van rechtswege het gezag over [minderjarige] uit.
3.2.
Bij de bestreden – uitvoerbaar bij voorraad verklaarde – beschikking, heeft de rechtbank, voor zover in hoger beroep van belang,
- bepaald dat de vader eenmaal per maand gerechtigd is tot begeleid contact met [minderjarige] via Skype, welk Skype-contact moet worden begeleid door een professionele hulpverlener aan de zijde van [minderjarige] en aan de zijde van de vader en welk Skypecontact dient plaats te vinden op een voor de minderjarige neutrale plek en waarbij de verdere invulling van het Skype-contact (zoals de duur en eventuele uitbreiding) wordt afgestemd op de leeftijd, ontwikkeling en spanningsboog van [minderjarige] ;
- bepaald dat binnen één jaar vanaf 11 juni 2021 moet worden toegewerkt naar fysieke begeleide omgang tussen de vader en [minderjarige] , welke omgang moet worden begeleid door een professionele derde en waarbij het halen en brengen moet worden uitgevoerd door een derde, met als doel eenmaal per jaar begeleide omgang tussen de vader en [minderjarige] ;
- bepaald dat de moeder gehouden is de vader met ingang van 11 juni 2021 eens per maand, door tussenkomst van haar advocaat, te informeren over zaken die betrekking hebben op [minderjarige] , waaronder haar gezondheid, ontwikkeling, bezigheden, activiteiten en hobby’s en voorts over belangrijke zaken die van invloed kunnen zijn op haar psychische en lichamelijke gesteldheid;
- bepaald dat de moeder gehouden is om tweemaal per jaar, door tussenkomst van haar advocaat, een recente foto van [minderjarige] aan de vader te sturen.
3.3.
Partijen kunnen zich met deze beslissing niet verenigen en zij zijn hiervan in hoger beroep gekomen.
3.4.
De vader voert, samengevat, het volgende aan.
De omgangsregeling is niet van de grond gekomen. Dat [minderjarige] nog “niet klaar” zou zijn voor de omgangsregeling, zoals door de gezinscoaches wordt gesteld, is niet gebleken. De moeder heeft niet onderbouwd dat de vader haar zou bedreigen en dat zij iets te vrezen heeft van de vader. De raad en de rechtbank hebben ten onrechte de stellingen en aannames van de moeder zonder meer voor waar aangenomen. De medewerkers in de PI schetsen een zeer positief beeld van de vader. Daar is ten onrechte geen rekening mee gehouden. De moeder begeeft zich kennelijk in criminele kringen, zodat de angst van de moeder hierin gelegen kan zijn.
Er zijn geen contra-indicaties voor omgang met [minderjarige] . Dat de moeder [minderjarige] niet voldoende emotioneel ondersteunt, komt door de weigerachtige houding van de moeder. Deze houding mag niet in de weg staan aan een regelmatig contact tussen [minderjarige] en haar vader. De moeder dient het contact mogelijk te maken en te stimuleren. Het ligt op de weg van de moeder om actieve stappen te zetten om ervoor te zorgen dat zij wel in staat is om [minderjarige] emotioneel te ondersteunen.
De vastgestelde omgangsregeling is niet in het belang van [minderjarige] . Tot november 2019 had zij met grote regelmaat contact met haar vader, in welke periode zij zich aan de vader heeft gehecht. Hieraan is abrupt een einde gekomen na het verbreken van de relatie. [minderjarige] heeft recht op contact met haar vader op de wijze zoals ze dat voorheen gewend was zodat ze in staat is een band met haar vader op te bouwen en zelf een beeld van haar vader kan vormen.
De moeder is gelet op artikel 358 lid 5 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering nietontvankelijk in het incidenteel hoger beroep. Incidenteel hoger beroep kan alleen worden ingesteld voordat de verweertermijn is verstreken. Van gewijzigde omstandigheden sinds het indienen van het verweerschrift is geen sprake. De vader ontkent dat hij de moeder zou bedreigen of dat zij iets van hem te vrezen heeft. De vader heeft de indruk dat de moeder nooit heeft willen meewerken aan het tot stand komen van een omgangsregeling. Reden voor angst bij de andere kinderen is niet nodig omdat zij niet bij de omgang aanwezig zullen zijn. Dat het gedrag van [zus minderjarige] het gevolg is van de omgangsregeling tussen de vader en [minderjarige] is niet gebleken.
Ten slotte dienen de producties 17 tot en met 19 van de zijde van de moeder buiten beschouwing te worden laten omdat deze zijn geanonimiseerd. Blijkens de aanbiedingsbrief bij die producties beschikken mr. Gerrand en het gerechtshof wel over de niet-geanonimiseerde stukken, zodat de vader niet over dezelfde stukken beschikt. Dit is in strijd met de beginselen van een goede procesorde en met het procesreglement.
3.5.
De moeder voert, samengevat, het volgende aan.
Nadat de relatie tussen partijen is verbroken stuurde de vader [minderjarige] en de moeder brieven en kaarten waarin hij de moeder voor van alles en nog wat uitmaakte, deed hij valse meldingen bij Veilig Thuis en werd de moeder bedreigd/gestalkt. De vader heeft de politie, toen die in het kader van een stop-stalking gesprek contact met hem had, zelfs gezegd dat de moeder drugs dealde en dat haar woning als lab-opslagplaats zou fungeren.
De eisen die de vader aan de moeder stelt wat betreft haar aanwezigheid op de mondelinge behandeling en tijdens de omgangsregeling vergroten de angst van de moeder. De moeder is met behulp van Veilig Thuis naar een geheime locatie gevlucht. De politie vindt de angst van de moeder reëel gezien de contacten die de vader heeft en de door hem eerder gepleegde delicten. De politie acht de kans aanwezig dat de moeder na een bezoek aan de PI in opdracht van de vader achtervolgd wordt met als doel haar adres te achterhalen. Door de nieuwe bewoners van haar voormalige adres is melding gemaakt van een onbekende man die aan de deur verscheen en aangaf in opdracht van “ [de vader] ” op zoek te zijn naar de moeder.
Niet alleen de reële angst van de moeder voor de vader, maar ook het gegeven dat de vader een vreemde is voor [minderjarige] , de forse reisafstand die een enorme belasting is voor [minderjarige] en de moeder en de zorg die de moeder heeft voor haar drie andere kinderen die ieder hun eigen problematiek hebben, zijn door de raad als contra-indicaties gezien.
De moeder heeft ondersteunende gesprekken om zich staande te houden en de zorg voor haar kinderen te kunnen blijven volhouden. Zij gebruikt slaapmedicatie. Er is sprake van een wankel evenwicht.
[minderjarige] was nauwelijks één jaar oud toen zij voor het laatst contact met de vader had. Zij kent de vader niet en heeft zich niet aan hem gehecht. [minderjarige] heeft een korte spanningsboog en is vooral gericht op de moeder. Er kan pas wanneer er rust en veiligheid is gewerkt worden aan het verwerken van spanningen en emoties, zowel bij de kinderen als de moeder.
[zus minderjarige] , de oudste dochter van de moeder, heeft aangegeven in het verleden ernstig bedreigd te zijn door de vader. Toen [zus minderjarige] erachter kwam dat er toegewerkt zou worden naar fysiek contact tussen [minderjarige] en de vader is zij volledig in paniek geraakt. [zus minderjarige] heeft gedreigd weg te lopen en [minderjarige] te vertellen waarom de vader gedetineerd is, en met welke acties hij [zus minderjarige] zelf heeft bedreigd en ook dat het gezin als gevolg van de bedreigingen door de vader moest verhuizen. De jeugdzorgwerker neemt de dreiging van [zus minderjarige] zeer serieus omdat zij in het verleden diverse keren is weggelopen. [zus minderjarige] heeft ook haar jongere broertje [broer minderjarige] verteld wat er speelt. [broer minderjarige] heeft daardoor geen enkel gevoel van veiligheid meer. De moeder is door de opgelegde omgangsregeling in een onmogelijke situatie komen te verkeren. Ook de gezinscoaches zijn bang dat de moeder niet meer in staat zal zijn voor de kinderen te zorgen als gevolg van de oplopende spanningen. De vader is bij wijze van strafmaatregel overgeplaatst naar de PI in [plaats] . De moeder blijft bedreigingen van de vader ontvangen.
3.6.
De raad heeft tijdens de mondelinge behandeling aangegeven dat de keuzes die de ouders hebben gemaakt, er toe hebben geleid dat [minderjarige] geen hechtingsrelatie met haar vader kan opbouwen. Het contact met de vader kan nu alleen tot doel hebben om [minderjarige] haar eigen identiteit te laten ontwikkelen. De raad heeft de indruk dat er teveel van de moeder wordt gevraagd. De oudste kinderen zitten in een kwetsbare situatie. Het is in het belang van alle kinderen dat hiermee rekening wordt gehouden. Er moet geen sprake zijn van overvraging.
[minderjarige] zat tijdens het onderzoek in de afsluitende fase voor het aangaan van veilige hechting. Zij heeft alleen haar moeder voor de veilige hechting. Als dat niet lukt, zal ze problemen gaan ervaren in de contacten met de mensen om haar heen. Ze zal gedrag gaan ontwikkelen waardoor ze lastiger in het leven kan staan. Spanningen ontstaan eerder. Dat heeft veel invloed op haar. Het appèl dat de omgangsregeling op de moeder en de andere kinderen doet geeft een te hoge druk die niet in het belang van [minderjarige] is. De moeder is een kwetsbare vrouw die last heeft van angsten. Dat heeft zijn weerslag op hoe zij emotioneel beschikbaar is voor haar kinderen.
Zeker als [minderjarige] ouder is, is het belangrijk dat zij weet wie haar vader is. De raad staat nog steeds achter het advies dat [minderjarige] eens per jaar contact heeft met de vader. Dat draagt bij aan haar identiteitsontwikkeling. Dit contact kan losgekoppeld worden van de moeder. Het Skype-contact is ingewikkeld. [minderjarige] is een heel jong kind. Zeker als zij niet zo’n sterke binding heeft met de vader is het moeilijk om daar invulling aan te geven.
Er is geen aanleiding om het eerdere advies van de raad aan te passen.
3.7.
Het hof overweegt als volgt.
Ontvankelijkheid incidenteel hoger beroep
3.7.1.
Het hof stelt voorop dat de aard van de procedure een uitzondering kan rechtvaardigen op de in beginsel strakke tweeconclusie regel. Bij de vaststelling van een omgangsregeling is van belang dat die moet zijn gebaseerd op de omstandigheden ten tijde van de uitspraak van de rechter mede omdat de uitspraak nadien vatbaar is voor wijziging op grond van het bepaalde in art. 1:377e BW (indien er sprake is van gewijzigde omstandigheden dan wel indien bij het doen van de uitspraak van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan). Daarom mag de rechter in hoger beroep onder omstandigheden rekening houden met een grief of een wijziging van het verzoek die na het verzoek- of verweerschrift wordt aangevoerd of plaatsvindt (vlg. ECLI:NL:HR:2012:BW9226).
De moeder heeft in haar incidenteel hoger beroep, dat is ingekomen ruim na de verweertermijn, gesteld dat sprake is van gewijzigde omstandigheden, te weten de situatie die rondom [zus minderjarige] is ontstaan. Voldoende duidelijk is dat deze wijziging zich heeft voorgedaan na het indienen van het verweerschrift op 28 september 2021. Gelet op de uitspraak van de Hoge Raad is de moeder daarom ontvankelijk in het incidenteel hoger beroep en zal het hof rekening houden met de grief en wijziging van het verzoek van de moeder in incidenteel hoger beroep.
Geanonimiseerde stukken
3.7.2.
De vader heeft het hof verzocht de niet-geanonimiseerde stukken (prod. 17, 18 en 19) buiten beschouwing te laten nu hij daarvan geen kennis heeft kunnen nemen. Het hof wijst dat verzoek toe en zal deze stukken retour zenden naar de moeder. Omdat de vader, de raad en het hof deze stukken ook geanonimiseerd hebben ontvangen zullen die stukken wel worden toegestaan en onderdeel uitmaken van het procesdossier.
Omgangsregeling
3.7.3.
Ingevolge artikel 1:377a van het Burgerlijk Wetboek (BW) stelt de rechter op verzoek van de ouders of van een van hen, al dan niet voor bepaalde tijd, een regeling inzake de uitoefening van het omgangsrecht vast dan wel ontzegt, al dan niet voor bepaalde tijd, het recht op omgang.
3.7.4.
Het hof acht zich op grond van de thans beschikbare informatie onvoldoende voorgelicht om een verantwoorde beslissing te kunnen nemen. Er is onvoldoende zicht op de feiten. Het hof zal dan ook de raad verzoeken om aanvullend een onderzoek in te stellen en te rapporteren en adviseren omtrent de volgende vragen:
- wat zijn de zorgen en krachten voor het veilig opgroeien van [minderjarige] ?
- als er zorgen zijn, wat moet er dan gebeuren om de zorgen voor het veilig opgroeien van [minderjarige] weg te nemen?
- wat zijn de mogelijkheden en belemmeringen van de ouders om met ondersteuning van het sociale netwerk en de hulpverlening de zorgen weg te nemen?
- welke omgangsregeling met de vader komt het meest tegemoet aan de belangen van [minderjarige] (daarbij rekening houdend met de belangen van de moeder en de andere kinderen van de moeder)?
- hoe dient de verdeling qua aard, duur en frequentie vorm gegeven te worden?
- welke informatieregeling komt het meest tegemoet aan de belangen van [minderjarige] ?
- wat betekent het voorgaande voor de door de vader gevraagde omgangs- en informatieregeling?
3.7.5.
Het hof zal de verdere behandeling van de zaak vier maanden aanhouden, teneinde de resultaten van het onderzoek en het advies van de raad af te wachten. Partijen zullen vervolgens door het hof in de gelegenheid worden gesteld binnen twee weken schriftelijk te reageren op het rapport en het advies van de raad.
3.7.6.
Op grond van het vorenstaande zal het hof iedere verdere beslissing aanhouden.

4.De beslissing

Het hof:
op het principaal en incidenteel hoger beroep:
verzoekt de raad een onderzoek in te stellen conform hetgeen hiervoor onder rechtsoverweging 3.7.4 is overwogen;
verzoekt de raad tijdig vóór de hierna te noemen pro forma datum rapport en advies uit te brengen aan het hof, onder gelijktijdige verstrekking van een afschrift daarvan aan de raadslieden van partijen;
houdt iedere verdere beslissing aan tot PRO FORMA 2 juni 2022.
Deze beschikking is gegeven door mrs. A.J.F. Manders, J.F.A.M. Graafland-Verhaegen en H. van Winkel en is in het openbaar uitgesproken op 3 maart 2022 door mr. J.C.E. Ackermans-Wijn in tegenwoordigheid van de griffier.