De GI kan zich niet geheel vinden in het advies van de raad ten aanzien van het hoofdverblijf van [minderjarige 1] . De GI vindt daarnaast de door de raad voorgestelde regeling een bijzondere aangezien deze ouders nauwelijks met elkaar communiceren. De GI ziet onvoldoende meerwaarde in een 50-50 regeling. De GI stemt in met het advies van de raad voor een overdracht naar de WSS. De GI heeft hier al de nodige stappen voor gezet en wacht op een bereidverklaring en zal daarna een verzoek neerleggen bij de rechtbank.
De GI heeft ter (voortgezette) mondelinge behandeling daaraan toegevoegd dat het niet de bedoeling was dat het advies van de raad direct werd uitgevoerd. Hierdoor zijn de GI en de hulpverleners door de ouders gepasseerd.
Ten aanzien van [minderjarige 1] merkt de GI op dat zij het aan de ene kant bezwaarlijk vindt dat [minderjarige 1] bij de vader woont omdat de vader nog steeds kamers in zijn huis verhuurt. Deze situatie acht de GI niet wenselijk. Aan de andere kant woont [minderjarige 1] al enige tijd bij de vader en de GI wil deze feitelijke situatie niet verstoren.
Ten aanzien van [minderjarige 2] benadrukt de GI dat het huidige advies van de raad haaks staat op het raadsrapport van 3 december 2018. De GI plaatst hier vraagtekens bij.
Hoewel de situatie op dit moment rustiger is, zal de vader niet rusten voordat alle kinderen bij hem wonen. De ouderstrijd blijft op de achtergrond aanwezig.
De vader heeft verder weliswaar toestemming gegeven voor de hulpverlening van [instantie 1] maar niet voor hulp van [instantie 2] . [instantie 2] heeft verder aangegeven dat de hulpverlening slechts kleine stapjes kan maken bij de vader thuis en niet te kritisch mag zijn, omdat de vader daar negatief op reageert.
Dit maakt dat de beoogde opvoedondersteuning in de situatie van de vader niet is gelukt.
De GI maakt zich daarom veel zorgen omdat de vader veel ondersteuning nodig heeft en hulpverlening echt aanwezig dient te zijn totdat de kinderen de achttienjarige leeftijd hebben bereikt. Bovendien dreigt de moeder buitenspel te komen staan door de houding van de vader. Zij wordt door hem over bepaalde zaken niet geïnformeerd.
Dit alles maakt dat de GI niet kan instemmen met co-ouderschap. Daarvoor is het immers nodig dat de ouders onderling (kunnen) communiceren. De GI vraagt zich dan ook af waar de raad het huidige advies op baseert. Temeer nu in een eerdere fase het solo parallel ouderschap is misgelopen. De geadviseerde week op-week af regeling is volgens de GI niet in het belang van [minderjarige 2] .
De GI acht het van belang dat de hulpverlening in het kader van de ondertoezichtstelling doorloopt, temeer nu er bij de vader in het gezin een bepaalde vorm van controle over emoties bestaat. Volgens de GI uit dit zich in het niet laten zien van emoties bij zowel de vader als de kinderen. Er hebben zich heftige incidenten voorgedaan waar de kinderen nauwelijks op reageerden of iets over loslieten of zeiden.
Omdat er bij de WSS sprake was van een cliëntenstop is er nog geen mogelijkheid geweest om de zaak vanuit de GI over te dragen aan de WSS, zoals de raad adviseert. Als tijdelijke oplossing is ervoor gekozen om deze zaak intern over te dragen aan een collega die eerder werkzaam was voor de WSS en derhalve ervaren is.