Uitspraak
1.Het verloop van het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- de brief van de advocaat van de man van 17 augustus 2021, waarbij hij zijn aanvullend verzoek tot toekenning van een schadevergoeding vanwege de vermissing van een schilderij heeft ingetrokken;
- de brief van de advocaat van de man van 24 november 2021 met producties 59 tot en met 63, tevens houdende een wijziging van het petitum;
- de brief van de advocaat van de vrouw van 26 november 2021 met productie 10 en bijlagen X tot en met XXXIV;
- een akte van depot van 14 juli 2021 waarmee aan de zijde van de man het door de vrouw geschreven boek ‘ [boek] ’ ter griffie is gedeponeerd;
- een akte van depot van 29 november 2021 waarmee aan de zijde van de vrouw drie USB-sticks met geluidsopnamen ter griffie zijn gedeponeerd.
3.De feiten
bijlage 3). Ten overvloede wordt geconstateerd dat de verdeling ertoe leidt het in de aanhef van de akte vermelde misverstand consequent te corrigeren.
4.De omvang van het geschil
vrouwverzoekt het hof de bestreden beschikking (gedeeltelijk) te vernietigen en opnieuw rechtdoende, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, te bepalen:
manheeft verweer gevoerd. Hij verzoekt de vrouw niet-ontvankelijk te verklaren in haar hoger beroep, dan wel het hoger beroep van de vrouw af te wijzen.
manverzoekt het hof in incidenteel hoger beroep, na wijziging van zijn petitum, de bestreden beschikking van 25 mei 2021 (gedeeltelijk) te vernietigen en opnieuw rechtdoende, al dan niet onder verbetering en/of aanvulling van gronden, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
vrouwheeft verweer gevoerd. Zij verzoekt de man niet-ontvankelijk te verklaren in zijn incidenteel hoger beroep, dan wel het incidenteel hoger beroep van de man af te wijzen.
vrouwheeft in principaal hoger beroep veertien grieven gericht tegen de bestreden beschikking. Haar grieven zien op de volgende onderwerpen:
- partneralimentatie (grieven 3 en 4);
- partnerschapsvoorwaarden (grieven 1, 5 t/m 12);
- de woning (grieven 2, 13 en 14).
manheeft in incidenteel hoger beroep twee grieven gericht tegen de bestreden beschikking. Zijn grieven zien op de woning en de gebruiksvergoeding (grieven 1 en 2). Verder heeft de man bij wijze van aanvullend verzoek verzocht om opheffing van de conservatoire beslagen op de volgende onroerende zaken:
hofzal de grieven van partijen, alsmede het aanvullend verzoek van de man, hierna bespreken.
5.De motivering van de beslissing
vrouwbetoogt dat van grievend gedrag geen sprake is. Het door haar geschreven boek ‘ [boek] ’ richt zich niet tot de man. Het boek is gericht op narcisme. Het boek vermeldt expliciet dat het een vormingsroman betreft en dat het niet berust op enige echte gebeurtenis. De personages in het boek zijn fictief evenals de handelingen die de personages in het boek verrichten. Het boek is niet te herleiden tot de man en bevat ook geen enkele concrete aanwijzingen naar de man. De foto op de omslag van het boek betreft een bewerkte foto. De man is daarop niet als zodanig herkenbaar. Op de foto is enkel een zwart vlak te zien in de vorm van een kobold. Dat het boek (relatief) succesvol wordt verkocht en door deskundigen wordt erkend als een potentieel belangrijk handboek voor mensen om narcisme op de kaart te zetten, betekent niet dat sprake is van grievend gedrag van de vrouw jegens de man. Hetzelfde geldt voor de omstandigheid dat de man zich gegriefd voelt en geraakt is door het boek. Verder ontkent de vrouw dat zij het boek binnen het netwerk van de man zou hebben verspreid. Zij heeft er geen belang bij om het boek weg te geven aan personen die haar boek niet kunnen promoten of daar iets tegenover kunnen stellen.
manheeft verweer gevoerd. Hij heeft het volgende naar voren gebracht. Hij is het eens met het oordeel van de rechtbank. Het boek is een (bewuste) aantasting van de persoonlijke levenssfeer, goede naam en integriteit van de man.
hofoverweegt als volgt.
De vrouw heeft niet betwist dat, zoals de man heeft gesteld, zij in een interview ter promotie van het boek, het personage ‘ [naam 4] ’ heeft gekarakteriseerd als een doortrapt, gehaaid, listig en intens gemeen persoon die het ontbreekt aan empathisch vermogen en zelfreflectie. Dit in samenhang bezien met het feit dat, zoals het hof hiervoor reeds heeft geoordeeld, de inhoud van het boek rechtstreeks is te herleiden tot de man en diens sociale netwerk, leidt tot het oordeel dat de vrouw door de inhoud van het boek ‘ [boek] ’ en de verspreiding daarvan op de (commerciële) markt, zich ten opzichte van de man zodanig grievend heeft gedragen dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat zij van de man nog een bijdrage in de kosten van haar levensonderhoud verlangt.
vrouwvoert - samengevat - het volgende aan. De partnerschapsvoorwaarden moeten worden vernietigd omdat deze tot stand zijn gekomen onder invloed van een wilsgebrek, te weten (primair) bedrog en (subsidiair) dwaling en/of misbruik van omstandigheden. Zij wist niet dat tussen partijen partnerschapsvoorwaarden tot stand waren gekomen. Pas nadat de man had aangekondigd te willen scheiden, is zij achter het bestaan van de partnerschapsvoorwaarden gekomen.
manheeft verweer gevoerd. Hij is het eens met het oordeel van de rechtbank.
hofoverweegt als volgt.
Het hof wijst daartoe op onder meer de volgende feiten en omstandigheden. De vrouw heeft desgevraagd verklaard dat zij de volmacht die zij verleende ten behoeve van de partnerschapsvoorwaarden voorafgaand aan de ondertekening daarvan niet heeft gelezen, ook had zij geen kennis genomen van de considerans van de onderscheiden akten, verder heeft zij verklaard dat zij weliswaar geen idee had wat zij tekende maar “zij hechtte hier ook niet aan” (randnr. 25 beroepsschrift) waaruit het hof afleidt dat zij geen belang hechtte aan de inhoud van de diverse notariële akten en het juridisch regime waardoor het geregistreerd partnerschap van partijen werd beheerst en ten slotte ondertekende zij doelbewust onwetend diverse documenten (zie rov. 5.7. hiervóór).
vrouwverzocht om toedeling van de woning. Tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep heeft de vrouw desgevraagd verklaard dat dit een voorwaardelijke grief betreft voor het geval de partnerschapsvoorwaarden in hoger beroep vernietigd zouden worden. Nu dit niet het geval is (zie rov. 5.8 hiervóór), behoeft deze grief geen verdere bespreking meer.
manbetoogt met het eerste onderdeel van zijn grief 1 in incidenteel hoger beroep dat de rechtbank ten onrechte heeft nagelaten de taxatiewaarde van de woning van € 610.000,-- te corrigeren naar de waarde op 27 januari 2020, de datum waarop als gevolg van de inwerkingtreding van het verblijvingsbeding de verdeling van de woning heeft plaatsgevonden. De waarde van de woning bedraagt op die datum € 580.000,-- (correctie van 5% van de op 17 september 2020 getaxeerde waarde van € 610.000,--). Met de omstandigheid dat in de periode januari – september 2020 de huizenprijzen alleen maar zijn gestegen moet rekening worden gehouden.
vrouwheeft de grief weersproken. Zij is, zo is het hof ter mondelinge behandeling gebleken, van mening dat voor de waardering van de woning moet worden uitgegaan van de taxatiewaarde van € 610.000,--.
hofoverweegt als volgt.
manvoert met het tweede onderdeel van zijn grief 1 in incidenteel hoger beroep aan dat de rechtbank bij het vaststellen van de overwaarde van de woning ten onrechte is uitgegaan van een hypotheekschuld van € 486.500,--. De hypotheekschuld bedraagt € 500.000,--. Van een aflossing/terugstorting van € 13.500,-- op de hoofdsom van € 500.000,-- zoals de vrouw in eerste aanleg heeft aangevoerd en waar de rechtbank rekening mee heeft gehouden, is geen sprake.
vrouwheeft de grief weersproken. Volgens haar heeft de rechtbank bij het vaststellen van de overwaarde van de woning terecht rekening gehouden met een hypotheekschuld van € 486.500,--. Partijen hebben indertijd de woning verbouwd. Zij maakten daarvoor gebruik van een bouwdepot. Dat bouwdepot hebben zij niet volledig verbruikt. Een bedrag van € 13.500,-- bleef over welk bedrag zij hebben teruggestort.
hofoverweegt als volgt.
na(curs. hof) 1 september 2020, ter zake een onderhoudsbijdrage op grond van de beschikking voorlopige voorzieningen van 18 december 2018, reeds heeft ontvangen, aan de man dient terug te betalen al dan niet bij wege van verrekening met hetgeen zij in het kader van de vermogensrechtelijke afwikkeling/ verdeling van de man te vorderen heeft. Dit brengt met zich dat de vrouw alleen gehouden is om de door haar ná 1 september 2020 van de man ontvangen onderhoudsbijdragen aan hem terug te betalen. Als niet weersproken staat vast dat de man reeds in de maand augustus de alimentatie voor de maand september aan de vrouw heeft voldaan. Dit betekent dat de vrouw niet negen, zoals de man heeft betoogd, maar acht termijnen aan partneralimentatie aan de man dient terug te betalen. In totaal gaat het dan om een bedrag van (8 x 1.555=) € 12.440,--.
manhet hof een door de vrouw aan hem te betalen gebruiksvergoeding vast te stellen over de periode 27 januari 2020 tot 25 juni 2020.
vrouwheeft verweer gevoerd. Volgens haar heeft de rechtbank terecht het verzoek van de man tot vaststelling van een gebruiksvergoeding afgewezen.
hofstelt bij de beoordeling van deze grief het volgende voorop.
manverzoekt om opheffing van de conservatoire beslagen op de volgende onroerende zaken: a) [adres 1] [woonplaats] , b) [adres 2] [plaats] , c) [adres 3] [plaats] en d) [adres 4] [plaats] . Hij beroept zich daarbij op art. 705 Rv (laatste zinsdeel). De man wil vrijelijk over zijn eigendommen kunnen beschikken en uitvoering kunnen geven aan het verblijvingsbeding met betrekking tot de woning aan [adres 1] .
vrouwheeft verzocht het verzoek van de man af te wijzen. Het is niet zo dat de zij met de door haar gelegde conservatoire beslagen de uitvoering van het verblijvingsbeding heeft willen frustreren. De vrouw wil met de beslagen vermogen veiligstellen en heeft daarom belang bij de door haar gelegde beslagen.
hofoverweegt als volgt.