3.1.In dit hoger beroep kan worden uitgegaan van de volgende feiten.
- [de werknemer] , geboren op [geboortedatum] 1984, is op 1 oktober 2020 op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd (tot en met 30 april 2021) in dienst getreden bij [de werkgever] in de functie van rijinstructeur voor 40 uren per week, tegen een brutoloon van € 13,50 per uur (exclusief 8% vakantietoeslag).
- Op 3 november 2020 heeft mevrouw [bestuurder] rijles gegeven aan mevrouw [betrokkene 1] (hierna: [betrokkene 1] ). [betrokkene 1] had eerder rijles gekregen van [de werknemer] . Tijdens die rijles heeft [betrokkene 1] tegen [bestuurder] verteld dat [de werknemer] , kort weergegeven, verbaal seksueel grensoverschrijdend gedrag jegens haar had vertoond.
- Op 5 november 2020 heeft [bestuurder] [de werknemer] geconfronteerd met de klacht die zij van [betrokkene 1] over hem had gehoord. [de werknemer] vertelde haar dat de zaken juist omgekeerd waren, dat [betrokkene 1] hem leuk vond en dat aan hem heeft laten blijken. [de werknemer] heeft in dit verband aan [de werkgever] een WhatsApp-bericht van [betrokkene 1] aan hem getoond met een kus-icoontje.
- Op vrijdag 13 november 2020 heeft de partner van een andere leerling, mevrouw [betrokkene 2] (hierna: [betrokkene 2] ) telefonisch contact opgenomen met een medewerker van [de werkgever] , de heer [medewerker] (hierna: [medewerker] ), en hem verteld dat [de werknemer] zijn partner ( [betrokkene 2] ) verbaal seksueel onheus had bejegend.
- Op zaterdag 14 november 2020 heeft [de werkgever] telefonisch contact gezocht met [betrokkene 2] , die het verhaal van haar partner bevestigde.
- In dat weekend, 14 en 15 november 2020, heeft [de werkgever] verschillende andere vrouwelijke leerlingen telefonisch benaderd met vragen over het gedrag van [de werknemer] . Als bijlage 6 bij het verweerschrift in eerste aanleg zijn niet ondertekende schriftelijke verklaringen overgelegd van vier andere leerlingen en van een moeder van een vijfde (minderjarige) leerling, die allemaal verbaal grensoverschrijdend en intimiderend gedrag van [de werknemer] beschrijven. Die verklaringen zijn op verzoek van [de werkgever] later - na de telefonische gesprekken op 14 en 15 november 2020 - op schrift gesteld.
- Op maandag 16 november 2020 heeft [de werkgever] [de werknemer] bij binnenkomst op kantoor uitgenodigd voor een gesprek. Bij dat gesprek waren aanwezig [de werknemer] , [bestuurder] , [medewerker] en de heer [echtgenoot van bestuurder] , de echtgenoot van [bestuurder] . Tijdens dat gesprek is [de werknemer] op staande voet ontslagen.
- Op 17 november 2020 heeft [de werkgever] het ontslag op staande voet per aangetekende brief aan [de werknemer] bevestigd. In die ontslagbrief staat onder meer het volgende:
‘(…)
Hierbij bevestigen wij dat wij u op 16 november 2020 op staande voet hebben ontslagen.
De redenen voor dit ontslag zijn, zoals wij u ook op 16 november 2020 om 08:35 uur hebben medegedeeld: grensoverschrijdend gedrag, ongepaste seksueel getinte opmerkingen, ongewenste intimiteiten en intimidatie van een aantal vrouwelijke rijschool leerlingen. Daarnaast hebben wij u aangetoond dat er eveneens sprake is van malversaties met betrekking tot de registratie van rijlesuren en het privégebruik van de rijlesauto.
U heeft gelegenheid gehad uw kant van het verhaal te vertellen, dit heeft echter niet tot een ander oordeel geleid.
Deze redenen vormen elk afzonderlijk maar ook in samenhang een dringende reden voor dit ontslag op staande voet.
(…)’