‘I. [geintimeerden] . , voor zoveel mogelijk hoofdelijk, te verbieden gedurende twee jaar na
het in dezen te wijzen vonnis, dan wel een door uw rechtbank te bepalen redelijke
termijn, contacten te (doen) leggen en/of te doen onderhouden, zowel direct als
indirect, zowel voor zichzelf als voor derden, met een of meerdere van de
(rechts-)personen of medewerkers daarvan, genoemd op de lijst, bijgevoegd als
productie 65, tenzij dit contact niet dient met het doel daarmee commerciële
relaties te onderhouden of aan te gaan, met bepaling dat, indien hij, of een van
hen, dit gebod overtreden gedaagden hoofdelijk, zodat, voor zover de een
betaalt, de ander gekweten zal zijn, een dwangsom verbeuren van € 25.000,- per
overtreding, te vermeerderen met € 1.000,- voor iedere dag, of gedeelte daarvan,
dat de overtreding voortduurt;
II. voor zover de vordering onder II in het incident niet wordt toegewezen, [geintimeerden] . ,
voor zoveel mogelijk hoofdelijk, te gebieden alle bestanden en bescheiden,
afkomstig van het systeem van [appellanten] en die op onrechtmatige wijze zijn
verkregen, binnen zeven dagen na betekening van het in dezen te wijzen vonnis,
van hun computersystemen (waaronder mede begrepen clouddiensten en
gmailboxen) te verwijderen en verwijderd te houden, met bepaling dat, indien hij,
of een van hen, dit gebod overtreden gedaagden hoofdelijk, zodat, voor zover de
een betaalt, de ander gekweten zal zijn, een dwangsom verbeuren van € 25.000,-
per overtreding, te vermeerderen met € 1.000,- voor iedere dag, of gedeelte
daarvan, dat de overtreding voortduurt.
III. [geintimeerden] . , voor zoveel mogelijk hoofdelijk, zodat, voor zover de een betaalt, de
ander gekweten zal zijn, te veroordelen tot betaling aan [appellant 2] van alle door
[appellanten] geleden en nog te lijden schade als gevolg van de
onrechtmatige concurrentie door [geintimeerden] . , welke schade nader op te maken is
bij staat;
IV. voor zover de onder III genoemde vordering niet wordt toegewezen, [geintimeerden] . ,
voor zoveel mogelijk hoofdelijk, zodat, voor zover de een betaalt, de ander
gekweten zal zijn, te veroordelen tot betaling aan [appellant 2] van:
wijze verkregen klanten, bestaande uit de te missen bruto winst, zijnde een
bedrag groot € 1.860.149,12;
SUBSIDIAIR: de door [appellanten] geleden schade vanwege de op
onrechtmatige wijze verkregen klanten, bestaande uit de verkoopwaarde
van de ontvreemde klanten, zijnde een bedrag groot € 85.436,-;
MEER SUBSIDIAIR: de door [appellanten] geleden schade vanwege de
op onrechtmatige wijze verkregen klanten, te bepalen door een door uw
rechtbank aan te wijzen deskundige, op kosten van [geintimeerden] . , die deze
schade zal berekenen op basis van de te verwachtte gemiste brutowinst,
althans de verkoopwaarde van de ontvreemde klanten, althans een andere
wijze.
althans vanaf 27 januari 2017, althans vanaf het moment van dagvaarden,
althans vanaf het moment dat het vonnis wordt gewezen, tot de dag der
algehele voldoening;
[geintimeerden] . , voor zoveel mogelijk hoofdelijk, zodat, voor zover de een betaalt, de
ander zal zijn gekweten, te veroordelen tot betaling van de proceskosten,
waaronder mede begrepen de kosten voor het leggen van het beslag, met
bepaling dat, indien dit bedrag niet uiterlijk binnen veertien dagen na daartoe te
zijn aangeschreven is betaald de wettelijke rente daarover verschuldigd is’.