ECLI:NL:GHSHE:2022:4622
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Verstek
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen vrijspraak en niet-ontvankelijkheid in strafzaak
In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door de verdachte tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 11 maart 2021. De verdachte was vrijgesproken van het onder 3 tenlastegelegde feit. Het gerechtshof 's-Hertogenbosch heeft op 15 december 2022 uitspraak gedaan in deze zaak. De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte niet-ontvankelijk wordt verklaard in het hoger beroep, omdat er geen grieven zijn ingediend door of namens de verdachte. Het hof heeft vastgesteld dat het hoger beroep van de verdachte mede gericht was tegen de vrijspraak door de politierechter, wat in strijd is met artikel 404 van het Wetboek van Strafvordering. Hierdoor moest de verdachte in zoverre niet-ontvankelijk worden verklaard in het hoger beroep.
Daarnaast heeft het hof geoordeeld dat, gelet op artikel 416, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, ook het door de verdachte ingestelde hoger beroep voor het overige niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. Dit is het geval omdat de verdachte geen schriftuur met grieven heeft ingediend, geen mondelinge bezwaren tegen het vonnis heeft opgegeven, en geen raadsman of raadsvrouw heeft gemachtigd om dit namens hem te doen. Het hof was van oordeel dat de strafzaak desalniettemin niet onderzocht diende te worden.
De verdachte was eerder veroordeeld voor poging tot zware mishandeling en opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet, waarvoor hij een gevangenisstraf van 6 maanden kreeg opgelegd, met aftrek van voorarrest. Tevens werd hem de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen ontzegd voor de duur van 12 maanden. De beslissing van het hof was om de verdachte niet-ontvankelijk te verklaren in zijn hoger beroep, zowel voor het gedeelte gericht tegen de vrijspraak als voor het overige.