Uitspraak
s-HERTOGENBOSCH
appellante in principaal appel, geïntimeerde in incidenteel appel,
1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer C/03/269753 / HA ZA 19-520)
2.Het geding in hoger beroep
3.De vaststaande feiten en het geschil
4.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
Aan deze vorderingen heeft TTZ ten grondslag gelegd dat HB op grond van de in 2015 gesloten samenwerkingsovereenkomst gehouden is over de periode van 1 januari 2017 tot 21 juli 2019 omzetgegevens te verstrekken en 85% van haar omzet af te dragen.
5.De motivering van de beslissing in hoger beroep
1. primair, HB wordt veroordeeld tot afgifte van al haar administratieve bescheiden, waaronder begrepen de verkoopfacturen, inkoopfacturen, betaalbewijzen, jaarrapporten en belastingaangiften betreffende de jaren 2017, 2018 en 2019, waaruit de door HB gerealiseerde omzetten en resultaten blijken over de jaren 2017, 2018 en 2019 (tot en met 21 juli 2019), op straffe van verbeurte van een dwangsom,
-maatstaf toepassen om te kunnen vaststellen welke vanaf 2017 in het licht van nadere verklaringen en gedragingen tussen partijen de redelijke verwachtingen zijn geweest over wat tussen hen gold tot het moment van opzegging door TTZ op 21 januari 2019. In verband hiermee zal het hof aan de hand van tussen partijen gemaakte afspraken en van wat zich daarna tussen hen heeft afgespeeld een oordeel geven over wat op basis van de redelijke verwachtingen tussen hen heeft te gelden.
al het techniek die HB aan haar eindklanten levert, wordt geleverd door TTZ”, maar TTZ heeft niet duidelijk gemaakt dat deze bepaling de door haar bepleite uitleg, dat de afspraken uit 2015 zijn blijven gelden, ondersteunt.
voor TTZaan de slag zou gaan, waarbij de samenwerkingsovereenkomst ongewijzigd werd gehandhaafd. Veronderstellenderwijs aannemende dat aanvankelijk de afspraak was dat HB in het laboratorium van TTZ, maar
in haar eigen tijdproducten ten behoeve van DH Dental zou maken, valt zonder nadere toelichting niet in te zien hoe dat na de wijziging in november nog het geval kon zijn gelet op het feit dat HB fulltime voor TTZ ging werken. Volgens TTZ stond het HB vrij die werkzaamheden zelf te verrichten – in de tijd van TTZ – en mocht HB om die reden 15% van haar omzet houden, maar daarvoor ontbreekt ieder aanknopingspunt.
ik sta open voor een samenwerking” en stelt voor na zijn vakantie een afspraak te maken “
voor verdere details en de uitwerking ervan om tot een goede samenwerking te komen naar ieders tevredenheid”.
datHB aan TTZ huur zou gaan betalen. Verder zaten partijen niet op één lijn waar het ging om het aantal uren dat HB zou dienen te werken voor de vaste vergoeding van € 4.000,00 per maand (TTZ wilde dat HB daarvoor 40 uur zou maken, terwijl HB slechts 20 uur “bood”), maar deze discussie is niet van belang voor de vraag of TTZ aanspraak kan maken op 85% van de omzet van HB zoals bepaald in de samenwerkingsovereenkomst uit 2015; de vergoeding die TTZ aan HB moest betalen was immers onderwerp van de beide overeenkomsten van opdracht tussen TTZ en HB. Datzelfde geldt voor de andere openstaande punten: of HB reiskosten mocht declareren, en of HB een extra vergoeding zou krijgen in verband met het disfunctioneren van een van de medewerkers van TTZ, waarbij verder wordt opgemerkt dat dit naar het oordeel van het hof niet de meest essentiële elementen vormen.
Ich bin damit einverstanden, die Administration von DH Dental durch TTZ durchführen zu lassen, um totale Transparents zu gewährleisten”, e-mail van 5 juli 2018, 22:55 uur aan TTZ), zodat op dit punt tussen partijen overeenstemming bestond.
voor verdere details en de uitwerking ervan”.
op dat momentzelf nog geen materiaal inkocht. Daarmee heeft TTZ haar betwisting onvoldoende gemotiveerd.
bestehenden Verträge” en betoogt dat daaruit volgt dat HB er ook vanuit ging dat de oorspronkelijke afspraken uit 2015 nooit zijn gewijzigd, maar dat kan het hof daaruit niet afleiden.
6.De uitspraak
,tot aan deze uitspraak aan de zijde van HB vastgesteld op € 1.639,00 voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief;