3.13.De bij de bestreden beschikking vastgestelde behoefte van € 830,- is niet in geschil en staat daarmee vast. Partijen zijn het erover eens dat dit bedrag verhoogd dient te worden met de netto kosten kinderopvang.
Het hof gaat daarbij uit van het door de vader onder punt 17 van zijn verweerschrift in hoger beroep van 21 oktober 2022 gestelde - en niet betwistte - bedrag van € 122,50 per maand.
De totale behoefte bedraagt mitsdien € 952,50 per maand.
3.14.1.Het hof gaat uit van de als productie 9HB bij het ‘verweerschrift in hoger beroep ten aanzien van het verzoek wijziging kinderalimentatie en wijziging zorgregeling tevens wijziging verzoeken en aanvullende verzoeken’ van 21 oktober 2022 overgelegde jaaropgave van 2021. Daaruit volgt dat de vader een bruto jaarinkomen heeft van € 86.885,-.
3.14.2.De vader is alleenstaand. Bij het berekenen van het netto besteedbaar inkomen ten behoeve van de bepaling van de draagkracht houdt het hof rekening met de volgende heffingskortingen: algemene heffingskorting, arbeidskorting en inkomensafhankelijke combinatiekorting.
3.14.3.Zoals ook tijdens de mondelinge behandeling met partijen besproken gaat het hof voor de vaststelling van het inkomen van de vader in 2022 uit van de jaaropgaaf van 2021. Het hof stelt het netto besteedbaar inkomen van de vader in 2022 vast op € 4.696,- per maand.
3.14.4.Het hof acht het voorstelbaar dat het inkomen van de vader mogelijk gaat dalen omdat het voldoende aannemelijk geworden is dat hij vanwege burn-out klachten zijn dienstverband heeft beëindigd en op zoek gaat/is naar een baan in een andere sector. Nu het hof echter op geen enkele wijze een eventueel nieuw inkomen van de vader kan inschatten, is het aan partijen om op dat moment een nieuwe berekening te maken.
3.14.5.Rekening houdend met een draagkrachtloos inkomen van € 2.429,-per maand, stelt het hof de draagkracht ten behoeve van de betaling van een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van het kind, conform de aanbeveling in van de Expertgroep Alimentatienormen en de formule in de bijbehorende draagkrachttabel 2022, vast op € 1.587,- per maand.
Inkomen periode 18 januari 2022 – 1 juli 2022
3.14.6.Het hof gaat uit van de als productie 9 bij het verweerschrift incidenteel hoger beroep van 10 oktober 2022 overgelegde jaaropgaaf van 2021. Daaruit volgt dat de moeder een bruto jaarinkomen heeft van € 93.339,-. Op dit bedrag strekt in mindering de fiscale bijtelling van € 4640,- in verband met privégebruik auto (zie productie 10 bij het verweerschrift incidenteel hoger beroep van 10 oktober 2022). Het hof houdt dus rekening met een bruto jaar inkomen van € 88.699,-
Inkomen vanaf 1 juli 2022
3.14.7.Op [geboortedatum] 2022 is het tweede kind van de moeder, te weten [minderjarige 2] , geboren. Vanaf dat moment kon de vader bekend zijn met en rekening houden met het feit dat hij een hogere bijdrage in de kosten van de verzorging en opvoeding van [minderjarige 1] verschuldigd zou zijn. Het hof zal daarom een berekening tot 1 juli 2022 en een berekening vanaf 1 juli 2022 maken.
3.14.8.De moeder heeft aangegeven dat zij als gevolg van de komst van [minderjarige 2] per 1 oktober 2022 minder is gaan werken en een lagere draagkracht heeft. Aangezien de moeder in de periode van 1 juli 2022 ook zwangerschapsverlof heeft gehad, acht het hof het redelijk om met ingang van 1 juli 2022 rekening te houden met een lager inkomen.
3.14.9.Als productie 7 bij het verweerschrift in incidenteel hoger beroep van 10 oktober 2022 heeft de moeder een aanpassing van haar dienstverband overgelegd waaruit blijkt dat zij 32 uur per week is gaan werken met een deeltijdfactor van 0,864. Dat betekent dat het hof rekening houdt met een bruto jaarinkomen van 0,864 x € 88.699 oftewel afgerond € 76.600,- vanaf 1 juli 2022.
3.14.10.Met het lagere inkomen van de moeder per 1 oktober 2022 vanwege haar ouderschapsverlof zal het hof geen rekening houden nu de moeder zelf heeft aangegeven dat zij bereid is dit voor nu buiten beschouwing te laten.
3.14.11.De moeder is alleenstaand vormt met de kinderen een gezin. Bij het berekenen van het netto besteedbaar inkomen ten behoeve van de bepaling van de draagkracht houdt het hof rekening met de volgende heffingskortingen: algemene heffingskorting, arbeidskorting en inkomensafhankelijke combinatiekorting. Verder houdt het hof rekening met het kindgebonden budget en de alleenstaande ouderkop.
3.14.12.Onder de gegeven omstandigheden en op basis van de stukken van het geding stelt het hof het netto besteedbaar inkomen van de moeder vast:
- in de periode van 18 januari 2022 - 1 juli 2022 op: € 4.766,- per maand;
- in de periode vanaf 1 juli 2022 op: € 4.384,- per maand.
3.15.1.De vader heeft tijdens de mondelinge behandeling aangevoerd dat de werkelijke woonlast naar verwachting lager zal zijn dan de forfaitaire woonlast en dat er conform het rapport van de Expertgroep Alimentatienormen rekening gehouden moet worden met de werkelijke woonlast.
3.15.2.De moeder voert aan dat zij, net als de vader, de overwaarde in de huidige woning heeft gestoken en dat als de grieven voor de moeder opgaan, dit ook zou gelden voor de vader.
3.15.3.Het hof ziet in hetgeen partijen hebben aangevoerd geen reden om van het woonforfait af te wijken.
Onderhoudsverplichting [minderjarige 2]
3.16.1.De moeder voert aan dat de voor [minderjarige 1] beschikbare draagkracht van de moeder mede wordt bepaald door haar onderhoudsplicht voor haar op [geboortedatum] 2022 geboren dochter [minderjarige 2] , in de behoefte van welk kind zij ook dient bij te dragen.
3.16.2.Het hof zal de behoefte van [minderjarige 2] berekenen. Rekening houdend met een bruto jaar inkomen van € 76.600,- ( [minderjarige 2] heeft immers nooit van het hogere inkomen van de moeder geprofiteerd) en de algemene heffingskorting, arbeidskorting en combinatiekorting, bedraagt het netto besteedbaar inkomen van de moeder € 4.314,- per maand. Rekening houdend met een kindgebonden budget van € 70,- per maand bedraagt het totale netto besteedbaar inkomen van de moeder € 4.384,-.
3.16.3.Het hof acht het aannemelijk dat [minderjarige 2] verwekt is door middel van kunstmatige inseminatie zoals gesteld door de moeder op de mondelinge behandeling bij het hof nu de moeder heeft aangeboden stukken daaromtrent alsnog over te leggen; ondanks de privacy gevoeligheid daarvan. Gelet op het feit dat de moeder dit aanbod op de mondelinge behandeling heeft gedaan acht het hof het voldoende aannemelijk dat er inderdaad geen andere onderhoudsplichtige ouder in het spel is. Er is op geen enkele wijze anderszins ook maar enige aanleiding om te moeten veronderstellen dat er wel sprake is van een onderhoudsplichtige ouder. Derhalve zal het hof bij de berekening van de behoefte alleen met het inkomen van de moeder rekening houden.
3.16.4.Rekening houdend met twee kinderen in de leeftijd van 0-5 jaar met een punten aantal van 8, en een netto besteedbaar gezinsinkomen van € 4.384,- per maand bedraagt het eigen aandeel in de kosten van [minderjarige 2] € 490,- per maand. Dit bedrag dient vermeerderd te worden met de kosten voor de kinderopvang van € 122,50. Derhalve houdt het hof rekening met een behoefte van € 612,50 per maand.
Conclusie draagkracht vrouw
3.16.5.Gelet op het draagkrachtloos inkomen van € 2.450,- (periode 18 januari 2022 - 1 juli 2022) respectievelijk € 2.335,- (vanaf 1 juli 2022) per maand en de behoefte van [minderjarige 2] waarin de moeder volledig moet voorzien, stelt het hof de draagkracht ten behoeve van de betaling van een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [minderjarige 1] , conform de aanbeveling van de Expertgroep Alimentatienormen en de formule in de bijbehorende draagkrachttabel 2022, vast op:
- in de periode van 18 januari 2022 – 1 juli 2022: € 1621,- per maand;
- in de periode vanaf 1 juli 2022: € 822,- per maand.
Periode 18 januari 2022 – 1 juli 2022
3.17.1.De draagkracht van de vader en de moeder vergeleken, dienen de vader en de moeder van hun draagkracht € 471,- respectievelijk € 481,- aan te wenden voor een bijdrage in het eigen aandeel van de kosten van kinderen van afgerond € 952,-.
Periode vanaf 1 juli 2022
3.17.2.De draagkracht van de vader en de moeder vergeleken, dienen de vader en de moeder van hun draagkracht € 627,- respectievelijk € 325,- aan te wenden voor een bijdrage in het eigen aandeel van de kosten van kinderen van afgerond € 952,-.
Vermindering met de zorgkorting
3.18.1.De kosten van de verdeling van de zorg worden in aanmerking genomen als een percentage van de behoefte, de zorgkorting. Het percentage van de zorgkorting is afhankelijk van de frequentie van de omgang.
Nu sprake is van een zorgregeling van gemiddeld drie dagen per week, zal het hof een percentage van 35% in aanmerking nemen, zijnde 35% van € 830,- = € 290,-.
3.18.2.Het bedrag van de zorgkorting wordt volledig in mindering gebracht op het bedrag dat de vader aan de moeder dient te betalen voor de kosten van verzorging en opvoeding, omdat de onderhoudsplichtigen samen voldoende draagkracht hebben om in de behoefte [minderjarige 1] te voorzien.
3.18.3.Partijen zijn het er over eens dat de vader zelf ook kleding en schoenen dient te kopen voor [minderjarige 1] en dat naast de zorgkorting ook rekening moet worden gehouden met een aandeel van de vader in de schoenen en kleding voor [minderjarige 1] van € 30,-. Het hof zal met deze kosten rekening houden met ingang van 1 oktober 2022.
3.18.4.Het voorgaande leidt ertoe dat de vader dient bij te dragen in de kosten van de verzorging en opvoeding van [minderjarige 1] :
- periode 18 januari 2022 – 1 juli 2022: € 181,- per maand;
- periode 1 juli 2022 – 1 oktober 2022: € 337,- per maand;
- periode vanaf 1 oktober 2022: € 337,- -/- € 30,- = € 307,- per maand.
Geen splitsing kosten kinderopvang
3.19.1.De vader verzoekt voorts de betaling van het bedrag aan kinderalimentatie te splitsen en de netto kosten voor de kinderopvang als afzonderlijk bedrag op te nemen in het dictum van de beslissing. Deze extra lasten, te weten de netto kosten kinderopvang voor de hele dag zullen zodra [minderjarige 1] naar school zal gaan bestaan uit netto kosten buitenschoolse opvang. Deze laatste kosten zijn aanmerkelijk lager.
3.19.2.Het hof volgt hierin het oordeel van de rechtbank en zal geen afzonderlijk bedrag opnemen terzake de netto kosten kinderopvang. Als er sprake is van een relevante wijziging van de kosten van kinderopvang, zal dit moeten leiden tot een volledige herbeoordeling van de kinderalimentatie.