3.2.In rov. 3.1. tot en met 3.27. van het tussenvonnis van 15 mei 2019 heeft de rechtbank vastgesteld van welke feiten in dit geschil wordt uitgegaan. Met grief 1 komt Enexis op tegen de vaststelling in rov. 3.20. en met grief 13 komt Enexis op tegen de vaststelling in rov. 3.5. en 3.6.
Met grief 1 voert Enexis aan dat de vaststelling dat Enexis in de jaarrekening voor 2014 investeringen opgaf die neerkwamen op een toename van 10% niet juist is. Dat oordeel is gebaseerd op een verkeerd begrip van [geïntimeerden] van de jaarrekening, omdat het is gebaseerd op de toename van het totale werkpakket. De investeringen maken daar onderdeel vanuit, aldus steeds Enexis. Gelet op deze betwisting zal het hof de weergave hierna in 3.2.20. aanpassen en aansluiten bij de feitelijke weergave in het jaarverslag.
Met grief 13 richt Enexis zich met name tegen het oordeel van de rechtbank in 2.46. van het tussenvonnis van 30 september 2020 dat [geïntimeerden] voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat [Het aannemersbedrijf] zonder de mededelingen van Enexis geen reden zou hebben gehad haar faillissement aan te vragen. Om welke reden de weergave van de feiten in 3.5. en 3.6. niet juist zou zijn, is onvoldoende toegelicht.
Dit betekent dat de door de rechtbank vastgestelde feiten ook in hoger beroep het uitgangspunt vormen, met dien verstande dat de weergave in 3.2.20. is aangepast. Het hof zal die feiten hierna vernummerd - met enkele tekstuele aanpassingen en enkele aanvullingen - weergeven.
3.2.1.[Het aannemersbedrijf] hield zich bezig met infrastructurele werken en kabel-, grond- en graafwerkzaamheden in de provincies Noord-Brabant en Limburg. Haar activiteiten waren onderverdeeld in twee business units. Voor de business unit [Het aannemersbedrijf] Distributie werkten 115 fte medewerkers (waarvan 84 fte voor de productie en de rest voor overhead). Voor de business unit [Het aannemersbedrijf] Projecten werkten 15 fte medewerkers.
3.2.2.Enexis beheert elektriciteits- en gasleidingen in onder andere de provincies Noord-Brabant en Limburg. Enexis geeft opdrachten aan aannemers voor het aanleggen of vervangen van leidingen. Zij verdeelt die opdrachten onder in “klantgedreven” en “eigengedreven” opdrachten. Bij de klantgedreven opdrachten ligt het initiatief bij een opdrachtgever van Enexis, zoals bij het aanleggen van leidingen naar een nieuwbouwwoning of bij een renovatieopdracht van de provincie. Bij de eigengedreven opdrachten ligt het initiatief bij Enexis zelf, zoals bij sanering van oude leidingen of uitbreidingen van het netwerk.
3.2.3.Enexis en [Het aannemersbedrijf] werkten vanaf 2006 met elkaar samen. [Het aannemersbedrijf] begon de samenwerking als zogenaamde Synfra-aannemer. Enexis is samen met andere leidingbeheerders in Noord-Brabant en Limburg aangesloten bij de Stichting Synfra, die de werkzaamheden van de aangesloten leidingbeheerders coördineert. [Het aannemersbedrijf] kreeg alle Synfra-opdrachten van Enexis en andere leidingbeheerders in een bepaald gebied op basis van onder het Synfra contract geldende vaste tarieven. Daarnaast gaf Enexis buiten het Synfra-verband vanaf 2010 aan [Het aannemersbedrijf] opdrachten voor het saneren van oude gasaansluitingen en leidingen.
3.2.4.[Het aannemersbedrijf] leed in 2009 en vooral 2010 flinke verliezen, waardoor zij eind 2010 een negatief eigen vermogen had van € 1.683.016,00. [Het aannemersbedrijf] werd overeind gehouden dankzij investeringen van de BOM en [geïntimeerden] en extra kredieten van huisbankier Rabobank. De Rabobank wees [persoon A] van [bedrijfsnaam] aan om toezicht te houden op de bedrijfsvoering van [Het aannemersbedrijf] . In 2012 schakelde [Het aannemersbedrijf] ook [persoon B] als adviseur in.
3.2.5.Het Synfra-werk bleek verliesgevend voor [Het aannemersbedrijf] . Dat probleem werd voor 2011 opgelost doordat Enexis tot eind 2011 een minimaal rendement voor [Het aannemersbedrijf] garandeerde, maar Enexis wilde die garantie daarna niet verlengen. [Het aannemersbedrijf] stopte daarom per 1 januari 2012 als Synfra-aannemer. In plaats daarvan ging zij werken als onderaannemer voor Synfra-aannemers. [Het aannemersbedrijf] ging wel verder met het saneringswerk rechtstreeks in opdracht van Enexis.
3.2.6.Daarna ging het beter met [Het aannemersbedrijf] . Het negatieve eigen vermogen van [Het aannemersbedrijf] was eind 2011 gedaald naar € 1.598.243,00, eind 2012 naar € 959.599,00 en eind 2013 naar € 197.090,00. De kredieten bij de Rabobank werden afgebouwd, maar moesten van de Rabobank nog verder worden afgebouwd.
3.2.7.Enexis stelde jaarlijks een budget vast voor de eigengedreven opdrachten. Daarna besprak Enexis aan het begin van het jaar met alle aannemers die zij voor het saneringswerk inschakelde, hoeveel saneringen iedere aannemer dat jaar zou uitvoeren. Iedere aannemer kreeg van Enexis een voorraad van een aantal werkmappen met gegevens over de op een bepaald adres te saneren leidingen. Zodra die voorraad slonk, kon de aannemer zelf om nieuwe werkmappen vragen. Later in het jaar bekeek Enexis hoe ver de aannemers met het saneringswerk waren. Als een aannemer niet in staat was om het volledige aantal saneringen uit te voeren dat aan het begin van het jaar was besproken, werd het resterende aantal toegekend aan andere saneringsaannemers die daarvoor wel tijd hadden. In de jaren 2011 tot en met 2013 voerde [Het aannemersbedrijf] steeds meer saneringen uit dan het aantal dat aan het begin van het jaar met haar was besproken (bijvoorbeeld waren voor 2013 1.200 saneringen besproken, maar voerde [Het aannemersbedrijf] in dat jaar feitelijk 1.673 saneringen uit).
3.2.8.Voor de uitvoering van het saneringswerk maakte [Het aannemersbedrijf] eerst ter plekke een proefsleuf, zodat zij wist welke materialen en welke werkzaamheden voor de sanering nodig waren. De materialen kocht [Het aannemersbedrijf] van Enexis. [Het aannemersbedrijf] hield een bulkvoorraad aan van materialen voor alle soorten saneringen en bestelde regelmatig bij Enexis nieuwe materialen ter aanvulling van die voorraad. Na de proefsleuf maakte [Het aannemersbedrijf] een afspraak met de klant van Enexis en plande zij welke ploeg het werk zou uitvoeren. Nadat het werk was uitgevoerd, meldde [Het aannemersbedrijf] dat aan Enexis. Als het saneringswerk van een werkmap niet uitvoerbaar bleek, meldde [Het aannemersbedrijf] dat ook aan Enexis.
3.2.9.De aantallen saneringen voor het jaar 2014 werden besproken op 28 januari 2014 (notulen prod. 6 in eerste aanleg Enexis). Voor [Het aannemersbedrijf] werd een aantal van 1.400 saneringen besproken. Enexis wees er tijdens deze bespreking op dat de genoemde aantallen een prognose waren, omdat het mogelijk was dat het saneringswerk richting de Synfra-aannemers zou verschuiven. [Het aannemersbedrijf] gaf tijdens deze bespreking aan dat zij het grootste deel van de saneringen voor 2014 zou uitvoeren in het eerste kwartaal van 2014, omdat zij een grote opdracht in het tweede kwartaal van 2014 verwachtte (schriftelijke verklaringen [persoon C] en [persoon D] bij prod. 16 en 17 [geïntimeerden] ).
3.2.10.Op 9 januari 2014 zond Enexis aan [Het aannemersbedrijf] een rappellijst (e‑mail prod. 20a [geïntimeerden] ). Volgens die rappellijst waren 1.226 saneringsadressen nog niet uitgevoerd (waarvan het merendeel volgens de lijst in december 2013 door Enexis was verstrekt). Daarvan waren 41 saneringsadressen vóór 1 januari 2013 aan [Het aannemersbedrijf] verstrekt. Enexis verzocht om die adressen met voorrang uit te voeren. Een deel van die saneringsadressen was in december 2013 al uitgevoerd door [Het aannemersbedrijf] , maar de afrekenstaten daarvan zijn pas in 2014 door Enexis verwerkt.
3.2.11.De eerste maanden van 2014 kregen de Synfra-aannemers nauwelijks opdrachten van onder meer Enexis. Dat is gebruikelijk voor de wintertijd, maar in 2014 bleven de opdrachten langer uit dan normaal, in ieder geval tot en met april 2014. Bovendien was er in de winter van 2013/2014 nauwelijks sprake van vorst, zodat de aannemers voor liepen op hun schema. Omdat het werkaanbod stagneerde, voorzagen de Synfra-aannemers dat ze rond de bouwvak geen werk meer zouden hebben (e-mail [X] bij prod. 15 [geïntimeerden] ). De Synfra-aannemers besloten daarom hun onderhanden werk zelf uit te voeren en dat werk niet uit te besteden aan onderaannemers zoals [Het aannemersbedrijf] . [Het aannemersbedrijf] concentreerde zich daarom in de eerste maanden van 2014 op het saneringswerk voor Enexis.
3.2.12.[Het aannemersbedrijf] kreeg in januari en februari 2014 629 nieuwe werkmappen van Enexis en in de periode daarna tot 25 maart 2014 nog 10 nieuwe werkmappen. Daarmee beschikte [Het aannemersbedrijf] over meer werkmappen dan het voor 2014 besproken aantal van 1.400. Op 27 maart 2014 stonden volgens de rappellijst nog 820 saneringsadressen open, waarvan geen meer van vóór 1 januari 2013 (rappellijst prod. 20b [geïntimeerden] ).
3.2.13.Over het eerste kwartaal van 2014 leed [Het aannemersbedrijf] een verlies van € 343.502,00. Eind maart 2014 besloot [Het aannemersbedrijf] ontslag aan te vragen voor een deel van het personeel van [Het aannemersbedrijf] Distributie. De daarvoor bij de kantonrechter ingediende verzoeken zouden op 22 en 23 mei 2014 worden behandeld (prod. 37 [geïntimeerden] ).
3.2.14.Bij e-mail van Enexis aan [Het aannemersbedrijf] van 2 april 2014 (prod. 7 in eerste aanleg Enexis) waarschuwde Enexis dat [Het aannemersbedrijf] al 1.156 saneringen had uitgevoerd. Enexis wees erop dat een jaarproductie van 1.400 saneringen was overeengekomen en dat Enexis zich strikt aan de afgesproken hoeveelheden moest houden, zodat [Het aannemersbedrijf] haar productie aanzienlijk moest inkrimpen. Enexis meldde dat zij absoluut geen budget had om meer te realiseren dan afgesproken.
3.2.15.Bij e-mail van 7 april 2014 (prod. 8 in eerste aanleg Enexis) wees Enexis [Het aannemersbedrijf] erop dat [Het aannemersbedrijf] op dat moment al 1.349 saneringen had uitgevoerd en dat de productie van [Het aannemersbedrijf] met de al uitgevoerde en nog op te leveren saneringen over het afgesproken aantal van 1.400 heen ging. Enexis deelde mee dat [Het aannemersbedrijf] daarom per direct moest stoppen met het saneringswerk.
3.2.16.Bij e-mail van 14 april 2014 (prod. 10 bij prod. 8 [geïntimeerden] ) deelde Enexis mee dat [Het aannemersbedrijf] direct moest stoppen met het vervangen van leidingen, ook als [Het aannemersbedrijf] al werk had ingepland. Enexis kondigde aan dat zij de productie boven het afgesproken aantal van 1.400 niet zou betalen. Zij verzocht [Het aannemersbedrijf] de in haar bezit zijnde werkmappen terug te sturen naar Enexis.
3.2.17.[Het aannemersbedrijf] had op dat moment over 2014 volgens de gegevens van Enexis in totaal 1.596 saneringen voor Enexis uitgevoerd en afrekenstaten ingediend (die uiteindelijk toch allemaal door Enexis werden betaald). Na 14 april 2014 heeft [Het aannemersbedrijf] volgens diezelfde gegevens nog 6 afrekenstaten ingediend. [Het aannemersbedrijf] had daarna nog 359 werkmappen liggen. [geïntimeerden] heeft in eerste aanleg feitelijk 346 originele werkmappen op de griffie gedeponeerd (volgens [geïntimeerden] omdat een aantal mappen meerdere saneringen bevat). Omdat in de stukken steeds sprake is van 359 werkmappen, is de rechtbank in de vonnissen waarvan beroep dat aantal blijven gebruiken. Het hof zal dat in dit arrest ook doen. De 359 werkmappen zouden voor [Het aannemersbedrijf] een omzet van bijna € 300.000,00 opleveren en [Het aannemersbedrijf] zou met die 359 werkmappen 50 werknemers zes weken aan het werk kunnen houden.
3.2.18.[Het aannemersbedrijf] maakte samen met enkele branchegenoten een afspraak voor een bespreking met het bestuur van Enexis, maar die afspraak werd door Enexis afgezegd en [Het aannemersbedrijf] werd verwezen naar de [manager 1] (manager Productie van Enexis) en [manager 2] (manager Aannemerij van Enexis).
3.2.19.Op Goede Vrijdag 18 april 2014 vond een bespreking plaats tussen [manager 1] en [manager 2] namens Enexis en [X beheer B.V.] , [Y beheer B.V.] en [persoon B] namens [Het aannemersbedrijf] . [Het aannemersbedrijf] verzocht om de 359 werkmappen die zij nog had liggen, alsnog te mogen uitvoeren, maar Enexis weigerde dat. Volgens de getuigenverklaringen van [X beheer B.V.] en [persoon B] (prod. 12 en 14 [geïntimeerden] ) deelde [manager 2] tijdens deze bespreking mede dat er een krimp van 25% zou zijn in de opdrachten van Enexis voor het soort werk dat [Het aannemersbedrijf] (in onderaanneming) deed. [manager 2] verklaarde als getuige (prod. 13 [geïntimeerden] ) dat hij alleen sprak over een krimp van 25% bij Alliander (een andere leidingbeheerder) en dat er bij Enexis geen sprake was van een significante krimp, al weet [manager 2] niet meer of hij dat laatste ook heeft meegedeeld. Volgens de getuigenverklaring van [manager 1] (prod. 16 [geïntimeerden] ) is een krimp van 25% niet zo expliciet aan de orde geweest.
3.2.20.Op 5 maart 2014 had Enexis haar jaarrekening over 2013 gepubliceerd (waarvan enkele pagina’s zijn overgelegd als prod. 21 [geïntimeerden] en als prod. 11 in eerste aanleg Enexis). In het jaarverslag over 2013 (op pagina 31) gaf Enexis voor 2014 investeringen in netten weer ten bedrage van in totaal EUR 356,5 miljoen. In datzelfde verslag (op pagina 32) is het geplande werkpakket voor 2014 gesteld op een bedrag van EUR 603 miljoen, hetgeen ten opzichte van 2013 neerkwam op een toename van 10%.
3.2.21.[Het aannemersbedrijf] riep de hulp in van de provincie Noord-Brabant, die grootaandeelhouder in Enexis is en samen met [Het aannemersbedrijf] betrokken was bij [een stichting] , een project voor de opleiding van werklozen en kansarmen. Op 28 april 2014 vond een bespreking plaats tussen de provincie, Enexis en [Het aannemersbedrijf] . In de notulen van deze bespreking (prod. 12 bij prod. 8 [geïntimeerden] ) staat onder meer het volgende:
“ [X beheer B.V.] :
(…) [Het aannemersbedrijf] voert een gedeelte van de werkzaamheden uit in onder-aanneming en zal dus bij een verminderde vraag naar capaciteit dit het eerste merken. De hoofdaannemer zal trachten zijn eigen personeel aan het werk te houden.
[Het aannemersbedrijf] heeft direct maatregelen genomen om de overcapaciteit te reduceren echter dit is niet van de ene dag op de ander dag te regelen. (…) Om het tijdspad te kunnen overbruggen is Enexis, in het overleg van 18 april, gevraagd om de reeds in bezit zijnde huisaansluitingen te mogen maken. Hier kan de gewenste periode, ter reductie van de overcapaciteit, worden overbrugd. Dit verzoek is door Enexis afgewezen.
[X beheer B.V.] geeft verder aan dat er meer saneringsopdrachten bij [Het aannemersbedrijf] liggen als de in eerste instantie aangegeven hoeveelheid van 1400 en verzoekt nogmaals om de overige saneringen uit te mogen voeren. Hierdoor blijven de mensen aan het werk gedurende de overbruggingsperiode en ontstaat er geen stilstandverlies. De continuïteit van [Het aannemersbedrijf] is dan gegarandeerd. (…)
Enexis:
(…) Men geeft duidelijk aan dat de investeringen achter blijven en zullen afnemen. De grootte van de afname zal ongeveer 25 % bedragen waardoor er in de markt een grote overcapaciteit ontstaat. Een deel van deze afname wordt gecompenseerd door het opschroeven van de vervangingsinvesteringen echter de crisis is de grote veroorzaker.
Tevens is de doelstelling binnen Enexis dat de eigen organisatie efficiënter moet worden waardoor er meer projecten uitgevoerd worden door de eigen organisatie. Er vindt inbesteding plaats van een bepaalde hoeveelheid capaciteit.
De aangegeven punten zorgen voor een significante overcapaciteit in de markt.
Enexis geeft verder aan dat bij een economische groei van 1.2% er weer een groot tekort zal ontstaan aan gekwalificeerd personeel. Conclusie: Er zal dan zeker weer een tekort aan capaciteit ontstaan in de markt.
Hoe de toekomst er uit ziet is onbekend stelt Enexis.
Tot slot heeft Enexis, gezien de ontstane problematiek, een stellingname waarbij in eerste instantie het werk naar de contractaannemers gaat. [Het aannemersbedrijf] heeft zich niet gekwalificeerd als contractaannemer dus zit niet in de eerste lijn van opdracht verstrekking.
Provincie
(…)
Duidelijk is dat er voor [Het aannemersbedrijf] geen werk voorhanden is om de periode, ter overbrugging van de ingezette inkrimping, te kunnen overbruggen. Enexis is niet bereid hierin een oplossing te bieden door werk uit te laten voeren door [Het aannemersbedrijf] , ook de reeds in bezit zijnde saneringen van huisaansluitingen mogen niet meer worden uitgevoerd.
[X beheer B.V.] :
[X beheer B.V.] geeft aan dat, indien dit niet realiseerbaar is, hij na beëindiging van dit overleg het faillissement van [Het aannemersbedrijf] aan gaat vragen.”
3.2.22.[manager 2] heeft als getuige verklaard dat hij tijdens deze bespreking in grote lijnen heeft herhaald wat hij tijdens de eerste bespreking op 18 april 2014 al had meegedeeld. In deze procedure neemt Enexis echter het standpunt in dat de notulen die van deze bespreking zijn opgemaakt door [persoon B] , het besprokene juist weergeven. Ook [geïntimeerden] gaat daarvan uit. Daarom is door de rechtbank - en wordt ook door het hof - uitgegaan van de juistheid van de notulen.
3.2.23.[Het aannemersbedrijf] vroeg dezelfde dag nog haar faillissement aan (die faillissementsaanvraag was na de eerste bespreking op 18 april 2014 al voorbereid). Op 29 april 2014 werd [Het aannemersbedrijf] in staat van faillissement verklaard.
3.2.24.Een aantal weken na het faillissement van [Het aannemersbedrijf] - wanneer precies staat niet vast - begon Enexis alsnog met het geven van opdrachten aan de Synfra-aannemers.
3.2.25.De curator in het faillissement van [Het aannemersbedrijf] droeg de activiteiten van [Het aannemersbedrijf] Projecten over aan een andere vennootschap van [Y beheer B.V.] . Voor [Het aannemersbedrijf] Distributie bleek een doorstart niet mogelijk omdat een grote opdrachtgever besloot de aan [Het aannemersbedrijf] gegeven opdracht opnieuw aan te besteden. De verwachting van de curator in het faillissement van [Het aannemersbedrijf] is dat de opbrengsten onvoldoende zullen zijn om de boedelkosten te kunnen betalen, zodat het faillissement bij gebrek aan baten zal moeten worden opgeheven.
3.2.26.De curator in het faillissement van [Het aannemersbedrijf] droeg de in deze procedure geclaimde vordering van [Het aannemersbedrijf] op Enexis over aan [geïntimeerden] voor een koopprijs die bestond uit een direct te betalen bedrag en een later te betalen deel van de schadevergoeding die Enexis in deze procedure verschuldigd zal blijken aan [Het aannemersbedrijf] .
3.2.27.[geïntimeerden] liet de schade als gevolg van het door haar gestelde onrechtmatig handelen van Enexis begroten door [deskundige] , verbonden aan [bedrijf 1] (prod. 24 [geïntimeerden] ). Enexis liet een tegenrapport uitbrengen door [deskundige 2] , verbonden aan [adviesbureau] (prod. 14 in eerste aanleg Enexis).
De vorderingen van [geïntimeerden] en de beslissingen van de rechtbank
3.3.1.In de onderhavige procedure heeft [geïntimeerden] in eerste aanleg - samengevat - gevorderd dat de rechtbank:
I. voor recht verklaart dat Enexis onrechtmatig heeft gehandeld tegenover [Het aannemersbedrijf] en Enexis veroordeelt tot betaling aan [geïntimeerden] van een bedrag van € 26.631.282, althans een door de rechtbank vast te stellen bedrag, althans verwijst naar de schadestaatprocedure, te vermeerderen met rente;
II. voor recht verklaart dat Enexis onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de schuldeisers van [Het aannemersbedrijf] en Enexis veroordeelt tot betaling aan [geïntimeerden] van primair een bedrag van € 3.540.780,47, althans een door de rechtbank vast te stellen bedrag, althans verwijst naar de schadestaatprocedure, te vermeerderen met rente;
III. Enexis veroordeelt in de kosten van de door [geïntimeerden] ingeschakelde deskundige van
€ 59.815,14, de kosten van de voorlopige getuigenverhoren, de proceskosten en de nakosten met rente.
3.3.2.Aan deze vorderingen heeft [geïntimeerden] het volgende ten grondslag gelegd.
Gedurende een periode van bijna tien jaar heeft [Het aannemersbedrijf] werkzaamheden voor Enexis verricht. Op 28 april 2014 heeft [Het aannemersbedrijf] echter geheel onvoorzien haar faillissement moeten aanvragen doordat (i) Enexis ten onrechte in april 2014 is overgegaan tot het - met onmiddellijke ingang - intrekken van 359 al door haar aan [Het aannemersbedrijf] gegunde saneringsopdrachten (met een omzetwaarde van afgerond € 300.000,00), en (ii) Enexis, gelijktijdig, herhaaldelijk heeft medegedeeld - enkel aan [Het aannemersbedrijf] en niet aan andere aannemers die in opdracht van Enexis werkten - dat sprake was van een krimp van het aantal door Enexis uit te zetten werken van 25% voor de daarop volgende twee jaren. Daarmee heeft Enexis aan [Het aannemersbedrijf] een plots en onaanvaardbaar continuïteitsrisico voorgespiegeld, waardoor [Het aannemersbedrijf] niet anders kon dan per direct haar faillissement aanvragen. De mededeling met betrekking tot de krimp is al slechts enkele weken ná het faillissement aantoonbaar onjuist gebleken.
Gelet op (i) de jarenlange samenwerking tussen Enexis en [Het aannemersbedrijf] , waarbij [Het aannemersbedrijf] altijd naar tevredenheid van Enexis haar werkzaamheden heeft uitgevoerd, (ii) de maatschappelijke positie van Enexis, te weten een organisatie met publieke verantwoordelijkheid, waardoor des te meer een plicht op haar rust om zorgvuldig te handelen, (iii) het feit dat Enexis wist dat [Het aannemersbedrijf] doende was met een reorganisatie, waardoor zij de onderneming zou kunnen voortzetten met de 359 saneringsopdrachten en een positieve prognose (in het jaarverslag van Enexis) in het vooruitzicht, en (iv) het feit dat Enexis wist wat de gevolgen van haar handelen voor [Het aannemersbedrijf] zouden zijn (een faillissement), wist Enexis dan ook welk gevolg haar handelen zou hebben voor [Het aannemersbedrijf] .
Het intrekken van de 359 saneringsopdrachten tezamen bezien met de mededeling door Enexis van de 25% krimp voor de komende twee jaar, maakt dat sprake is van aansprakelijkheid van Enexis jegens [Het aannemersbedrijf] en haar crediteuren op grond van artikel 6:162 BW.
3.3.3.Enexis heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Dat verweer zal, voor zover in hoger beroep van belang, in het navolgende aan de orde komen.
3.3.4.In het tussenvonnis van 15 mei 2019 heeft de rechtbank het eerste verwijt van [geïntimeerden] over de intrekking door Enexis van de 359 saneringsopdrachten verworpen. De rechtbank heeft geoordeeld dat het saneringswerk, althans voor wat betreft de omvang daarvan, was gebaseerd op een of meer mondelinge overeenkomst(en). Aan de hand van de feitelijke gang van zaken na het sluiten van de overeenkomst(en) en alle andere omstandigheden van het geval is vervolgens beoordeeld of [Het aannemersbedrijf] er gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat zij het saneringswerk van alle aan haar ter beschikking gestelde werkmappen - dus de 359 werkmappen die zij nog had liggen - zou mogen uitvoeren. De rechtbank heeft die vraag ontkennend beantwoord.
De rechtbank heeft verder beslist dat het tweede verwijt wel terecht is voorgedragen op grond van de volgende oordelen. De voorspelling van [manager 2] namens Enexis over de verwachte krimp van 25% in de klantgedreven investeringen van Enexis is niet juist gebleken en die onjuiste mededeling moet worden aangemerkt als onrechtmatig handelen van Enexis tegenover [Het aannemersbedrijf] . [manager 2] wist welk belang [Het aannemersbedrijf] toekende aan zijn voorspellingen en van de gevolgen daarvan voor [Het aannemersbedrijf] . [Het aannemersbedrijf] mocht in redelijkheid aannemen dat [manager 2] met zijn uitlatingen voorspelde dat de Synfra-aannemers veel minder werk van Enexis zouden krijgen, hetgeen in nog sterkere mate ten koste zou gaan van het werk dat [Het aannemersbedrijf] zou kunnen doen als onderaannemer voor die Synfra-aannemers. Het standpunt van Enexis dat op [Het aannemersbedrijf] als professionele aannemer de verantwoordelijkheid rustte om een onderzoek in te stellen naar de juistheid van de mededelingen van [manager 2] , werd verworpen.
De rechtbank heeft het door Enexis gedane beroep op “eigen schuld” van [Het aannemersbedrijf] in de zin van artikel 6:101 BW verworpen.
De rechtbank heeft ook beoordeeld of Enexis met de onjuiste mededeling van [manager 2] niet alleen onrechtmatig heeft gehandeld tegenover [Het aannemersbedrijf] , maar ook tegenover de schuldeisers van [Het aannemersbedrijf] . De rechtbank heeft met toepassing van de relevante jurisprudentie van de Hoge Raad geconcludeerd dat dit in de gegeven omstandigheden niet het geval is. Op grond daarvan heeft de rechtbank beslist dat de vordering onder II moet worden afgewezen. De rechtbank heeft overwogen dat dit pas onder de beslissing zal worden opgenomen zodra ook over de andere vorderingen van [geïntimeerden] definitief kan worden beslist.
Om te kunnen beslissen over de vraag of er causaal verband bestaat tussen (alleen) de onjuiste mededeling van [manager 2] en het faillissement van [Het aannemersbedrijf] , heeft de rechtbank aan [geïntimeerden] opgedragen om op een inzichtelijke en onderbouwde wijze aannemelijk te maken dat [Het aannemersbedrijf] in de hypothetische situatie, zonder de onrechtmatige mededeling van Enexis, voldoende levensvatbaar was en geen reden zou hebben gehad om haar faillissement aan te vragen, en feitelijk ook niet failliet zou zijn gegaan in 2014.
3.3.5.In de nadere conclusie van de zijde van [geïntimeerden] heeft zij onder verwijzing naar een notitie ‘Ontwikkeling liquiditeit 2014’ en bijlagen (hierna: de notitie) geconcludeerd dat er gedurende heel 2014 binnen [Het aannemersbedrijf] voldoende liquiditeitsruimte zou zijn geweest, dat er op geen enkel moment sprake zou zijn van een liquiditeitstekort en dat aldus de liquiditeitsbehoefte van de onderneming in 2014 volledig opgevangen kon worden binnen de normale bedrijfsvoering en binnen de bestaande financieringsafspraken. Dat leidt volgens haar tot de conclusie dat [Het aannemersbedrijf] in de hypothetische situatie, zonder de onrechtmatige mededelingen, geen reden zou hebben gehad om haar faillissement aan te vragen en feitelijk ook niet failliet zou zijn gegaan in 2014.
3.3.6.Enexis heeft het voorgaande onder verwijzing naar een rapport van [adviesbureau] in haar nadere antwoordconclusie betwist. Daaruit blijkt - samengevat - dat indien een krimp van 25% (of zelfs 60%) van de Synfra-omzet van [Het aannemersbedrijf] zich zou hebben voorgedaan, [Het aannemersbedrijf] volgens haar eigen financiële gegevens zoals die zijn opgenomen in de notitie geen grond had om een faillissement aan te vragen en dus niet failliet zou zijn gegaan. Nu wél een faillissement is aangevraagd, meent Enexis dat de gepresenteerde cijfers niet kloppen: er is een te rooskleurig beeld geschetst.
3.3.7.In het tussenvonnis van 30 september 2020 heeft de rechtbank geoordeeld dat [geïntimeerden] op inzichtelijke en onderbouwde wijze aannemelijk heeft gemaakt dat [Het aannemersbedrijf] zonder de onrechtmatige mededelingen van Enexis geen reden zou hebben gehad om haar faillissement aan te vragen en feitelijk ook niet failliet zou zijn gegaan in 2014. De stelling van Enexis dat [Het aannemersbedrijf] ondanks de mededeling van [manager 2] haar faillissement niet had hoeven aanvragen en niet failliet zou zijn gegaan, is verworpen. De rechtbank heeft voldoende aannemelijk geoordeeld dat [Het aannemersbedrijf] zonder Synfra-werk niet kon overleven en aldus het causaal verband tussen het onrechtmatig handelen van Enexis en het faillissement van [Het aannemersbedrijf] als voldoende aannemelijk vastgesteld.
De rechtbank heeft de zaak naar de rol verwezen teneinde partijen (gelijktijdig) in de gelegenheid te stellen een akte te nemen over de wijze van de schadebegroting. Vanwege de hoogte van de vordering van [geïntimeerden] en vanwege de tijd en kosten die waarschijnlijk nodig zullen zijn voor de schadebegroting, heeft de rechtbank partijen toestemming gegeven om tussentijds hoger beroep in te stellen tegen dat vonnis en de eerdere vonnissen.
De grieven van Enexis in principaal hoger beroep
3.4.1.Enexis heeft in principaal hoger beroep vijftien grieven aangevoerd. Enexis heeft geconcludeerd tot vernietiging van de beroepen vonnissen en tot het alsnog afwijzen van de vorderingen van [geïntimeerden] , met veroordeling van [geïntimeerden] in de proceskosten van Enexis in beide instanties, inclusief de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.4.2.[geïntimeerden] heeft de grieven in hoger beroep bestreden en geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van Enexis in haar grieven, dan wel deze als ongegrond af te wijzen, dit onder bekrachtiging van beide tussenvonnissen, eventueel onder aanvulling en/of verbetering van gronden, met veroordeling van Enexis in de proceskosten in beide instanties, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De grieven van [geïntimeerden] in incidenteel hoger beroep
3.5.1.[geïntimeerden] heeft in incidenteel hoger beroep acht grieven aangevoerd. [geïntimeerden] heeft geconcludeerd tot bekrachtiging van beide tussenvonnissen, onder aanvulling en/of verbetering van gronden, met veroordeling van Enexis in de proceskosten in beide instanties, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.5.2.Enexis heeft de grieven in hoger beroep bestreden en geconcludeerd tot ongegrondverklaring van de in het incidenteel hoger beroep aangevoerde grieven, met veroordeling van [geïntimeerden] in de kosten van Enexis in het incidenteel hoger beroep, inclusief de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
Omvang van het hoger beroep
3.6.1.Met het principaal en incidenteel hoger beroep liggen de vorderingen van [geïntimeerden] in dit hoger beroep opnieuw ter beoordeling voor, met dien verstande dat geen grieven zijn gericht tegen de overwegingen en de beslissing van de rechtbank ten aanzien van de schuldeisersvordering (het in de dagvaarding onder II gevorderde). Hierna worden deze vorderingen (mede) aan de hand van de grieven beoordeeld. De grieven in principaal en incidenteel hoger beroep worden gezamenlijk behandeld.
3.6.2.Daarbij is van belang dat [geïntimeerden] de feitelijke grondslag van haar vordering in hoger beroep heeft aangevuld. Aan de in eerste aanleg genoemde verwijten dat (i) Enexis in april 2014 ten onrechte is overgegaan tot het intrekken van 359 al door haar aan [Het aannemersbedrijf] gegunde saneringsopdrachten en (ii) Enexis, gelijktijdig, herhaaldelijk heeft medegedeeld dat sprake was van een krimp van 25% van het aantal door Enexis uit te zetten werken, is een derde verwijt toegevoegd. [geïntimeerden] heeft in haar memorie van grieven ook nog aangevoerd dat [Het aannemersbedrijf] op 10 april 2014 nog helemaal niet de afgesproken hoeveelheid van 1.400 saneringsopdrachten had geproduceerd, zodat Enexis ook uit dien hoofde ten onrechte [Het aannemersbedrijf] heeft verboden om de voorhanden werkmappen af te ronden. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [geïntimeerden] mede op vragen van het hof verduidelijkt dat de gestelde onrechtmatige daad daarmee een drieledige feitelijke grondslag kent. Enexis heeft [Het aannemersbedrijf] met deze gedragingen bewogen tot het aanvragen van haar eigen faillissement, aldus [geïntimeerden]
De aansprakelijkheid van Enexis: de saneringsopdrachten