ECLI:NL:GHSHE:2022:4457

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
8 december 2022
Publicatiedatum
8 december 2022
Zaaknummer
200.314.948_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van de beschikking tot ontslag van testamentair bewindvoerder in erfzaak

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 8 december 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de ontslagverzoeken van de testamentair bewindvoerder, de opa van de erfgenamen. De zaak betreft de nalatenschap van de erflaatster, die op [overlijdensdatum] 2020 is overleden. In haar testament heeft zij haar twee kinderen, [erfgenaam 1] en [erfgenaam 2], benoemd als erfgenamen en haar vader, de opa, tot testamentair bewindvoerder. De vader van [erfgenaam 1] heeft verzocht om ontslag van de opa als testamentair bewindvoerder, met als argument dat er gewichtige redenen zijn, waaronder het niet tijdig afleggen van rekening en verantwoording en het verstoren van de familiaire verhoudingen. De kantonrechter heeft dit verzoek toegewezen, maar de opa is in hoger beroep gegaan.

Het hof heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat er geen gewichtige redenen zijn voor het ontslag van de opa. Het hof oordeelt dat de opa, hoewel hij niet tijdig rekening en verantwoording heeft afgelegd, later alsnog voldoende uitleg heeft gegeven over zijn uitgaven en dat de familiaire verhoudingen niet zodanig verstoord zijn dat dit leidt tot ontslag. Het hof benadrukt dat de belangen van de kleinkinderen voorop moeten staan en dat de opa zijn rol als bewindvoerder serieus moet nemen. De beschikking van de kantonrechter is vernietigd en de verzoeken tot ontslag zijn afgewezen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team Handelsrecht
Uitspraak : 8 december 2022
Zaaknummer : 200.314.948/01
Zaaknummer eerste aanleg : 9019553 (rolnummer 21-70)
in de zaak van

1.[testamentair bewindvoerder (opa)] ,

handelend in zijn hoedanigheid van testamentair bewindvoerder over de verkrijgingen van [erfgenaam 1] en [erfgenaam 2] ,
2.
[oma],
beiden wonende te [woonplaats] ,
appellanten,
hierna te noemen: [testamentair bewindvoerder (opa)] (of opa) en oma en gezamenlijk: appellanten,
advocaat: mr. C. Hokken te Eindhoven,
tegen
[erfgenaam 1],
wonende te [woonplaats] ,
verweerster,
hierna te noemen: [erfgenaam 1] ,
advocaat: mr. G.L. Brokking-van Alphen te Valkenswaard,
belanghebbenden:
a. [erfgenaam 2],
in de hoedanigheid van erfgenaam van [erflaatster] (hierna: [erflaatster] of erflaatster), overleden op [overlijdensdatum] 2020 te [plaats] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna: [erfgenaam 2] ,
b. [de vader],
verzoeker in eerste aanleg in de hoedanigheid van de wettelijk vertegenwoordiger van [erfgenaam 1] die ten tijde van de indiening van het verzoek nog minderjarig was,
wonende te [woonplaats] ,
hierna: de vader,
c. [beoogd opvolgend testamentair bewindvoerder 1]verbonden aan [kantoor] ,
in de hoedanigheid van beoogd opvolgend testamentair bewindvoerder,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
hierna: [beoogd opvolgend testamentair bewindvoerder 1] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Bij beroepschrift met producties (1 tot en met 12), ingekomen ter griffie van dit hof op 26 augustus 2022, hebben appellanten het hof verzocht om bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. (primair) de beschikking van de kantonrechter van de rechtbank Oost-Brabant van 27 mei 2022 waarvan beroep (hierna: de beschikking) te vernietigen;
II. (subsidiair) de beschikking te vernietigen voor wat betreft de benoeming van [beoogd opvolgend testamentair bewindvoerder 1] tot testamentair bewindvoerder en te vernietigen voor wat betreft het ontslag van oma (zodat oma testamentair bewindvoerder wordt), althans een beschikking met gelijke strekking te geven;
III. (meer subsidiair) de beschikking te vernietigen voor wat betreft de benoeming van [beoogd opvolgend testamentair bewindvoerder 1] tot testamentair bewindvoerder en daarbij [beoogd opvolgend testamentair bewindvoerder 2] te benoemen tot opvolgend testamentair bewindvoerder, althans een door [testamentair bewindvoerder (opa)] en oma aan te wijzen testamentair bewindvoerder, althans een beschikking met gelijke strekking te geven.
1.2.
Bij verweerschrift, ingekomen ter griffie van dit hof op 10 oktober 2022, heeft [erfgenaam 1] het hof verzocht om de beschikking in stand te laten en het beroep hiertegen af te wijzen.
1.3.
Het hof heeft verder kennisgenomen van de inhoud van:
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg, gehouden op
25 april 2022;
  • het procesdossier eerste aanleg, ingekomen ter griffie van dit hof op 13 september 2022;
  • de op de mondelinge behandeling in hoger beroep overgelegde en voorgelezen zittingsaantekeningen van mr. Hokken en
  • het door [testamentair bewindvoerder (opa)] overlegde
1.4.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 26 oktober 2022. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
  • [testamentair bewindvoerder (opa)] , bijgestaan door mr. Hokken en
  • [erfgenaam 1] , bijgestaan door mr. Brokking-van Alphen – en haar vader (ex-echtgenoot van erflaatster) die als toehoorder aanwezig was –.
[erfgenaam 2] is, hoewel behoorlijk opgeroepen voor de mondelinge behandeling, niet verschenen.
Voorts waren bij de mondelinge behandeling aanwezig:
  • [beoogd opvolgend testamentair bewindvoerder 1] voornoemd en
  • [beoogd opvolgend testamentair bewindvoerder 2] , de vriend van erflaatster ten tijde van haar overlijden.
1.5.
Bij e-mail van 8 november 2022 heeft [beoogd opvolgend testamentair bewindvoerder 1] het hof gevraagd of het mogelijk is dat hij telefonisch of schriftelijk nog enkele opmerkingen mag maken in deze zaak. Het hof heeft [beoogd opvolgend testamentair bewindvoerder 1] bericht dat dit niet (meer) mogelijk is, omdat het hof de behandeling heeft gesloten en een datum voor uitspraak heeft bepaald.

2.De beoordeling

2.1.
Het gaat – kort en zakelijk weergegeven – om het volgende.
  • Op [overlijdensdatum] 2020 is [erflaatster] (geboren op [geboortedatum] ) overleden.
  • Erflaatster heeft bij testament van 13 mei 2020 haar twee kinderen [erfgenaam 1] en [erfgenaam 2] tezamen, voor gelijke delen, tot haar erfgenamen benoemd.
  • In haar testament heeft erflaatster bewind ingesteld over al de aan haar kinderen nagelaten of vermaakte goederen tot het moment dat de betreffende rechthebbende de leeftijd van 23 jaar heeft bereikt. Erflaatster heeft haar vader ( [testamentair bewindvoerder (opa)] ) tot testamentair bewindvoerder benoemd, en tot opvolgend bewindvoerder haar moeder (oma). [testamentair bewindvoerder (opa)] heeft deze benoeming aanvaard.
  • Erflaatster heeft degene die zij tot bewindvoerder heeft aangewezen benoemd tot executeur. Dit betekent dat [testamentair bewindvoerder (opa)] , zijnde de bewindvoerder, is benoemd tot executeur. Tevens heeft erflaatster de executeur benoemd tot afwikkelingsbewindvoerder.
  • Bij brief van 23 augustus 2021 heeft mr. Brokking-van Alphen namens de vader van [erfgenaam 1] – en aangevuld bij brief van 21 april 2022 namens [erfgenaam 1] zelf die inmiddels meerderjarig was – de kantonrechter verzocht om op grond van artikel 4:164 lid 1 sub e juncto lid 2 BW [testamentair bewindvoerder (opa)] te ontslaan als testamentair bewindvoerder. Daarnaast heeft de wettelijke vertegenwoordiger verzocht om benoeming van een nieuwe bewindvoerder ex artikel 4:157 BW. Daartoe is aangevoerd dat er gewichtige redenen zijn om [testamentair bewindvoerder (opa)] te ontslaan uit zijn functie, namelijk:
- het niet (tijdig) afleggen van rekening en verantwoording zoals bedoeld in artikel 4:161 lid 1 juncto lid 4 BW;
- het doen van uitgaven ten laste van de nalatenschap zonder overleg en/of noodzaak;
- het niet voldoen van en/of geen regelingen treffen voor de betaling van erfbelasting, terwijl dit een aanzienlijk bedrag betreft en
- omdat, gelet op de familierelatie, de verhoudingen sterk worden verstoord en dit een negatief effect heeft op de relatie tussen [erfgenaam 1] en opa en oma.
2.2.
In de beschikking van 27 mei 2022 heeft de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats Eindhoven, het verzoek van [erfgenaam 1] toegewezen. De kantonrechter heeft hiertoe als volgt overwogen:
“4.1. Op grond van 4:164 lid 2 dient de kantonrechter te toetsen of sprake is van gewichtige redenen die moeten leiden tot het ontslag van de testamentair bewindvoerder.
4.2.
De kantonrechter ziet in dat het plotselinge overlijden van erflaatster een bijzonder treurige en ingrijpende gebeurtenis is geweest voor alle betrokkenen. Het belang van [testamentair bewindvoerder (opa)] bij het afmaken van zijn taken als testamentair bewindvoerder en het honoreren van zijn belofte aan zijn dochter is in dat kader heel helder. Echter geldt hier, de hoedanigheid van testamentair bewindvoerder is expliciet een taak waar het belang van de rechthebbende, in dit geval de kleinkinderen [erfgenaam 1] en [erfgenaam 2] , voorop moet staan. Deze belangen botsen met elkaar in die taak, is gebleken in de procedure. Het gevolg is dat [testamentair bewindvoerder (opa)] als testamentair bewindvoerder onbewust, hoewel goed bedoeld, het heel moeilijk maakt voor zijn kleinkinderen in de familiaire verhoudingen. Dat is in niemands belang. [erfgenaam 1] heeft in haar verzoek en tijdens de zitting toegelicht dat de verstandhouding tussen haar en haar grootouders is verslechterd vanwege het testamentair bewindvoerderschap. De kantonrechter heeft oog voor deze situatie en acht het onwenselijk dat het testamentair bewind de familiaire verhoudingen verstoort. Bovendien komt de verantwoordingsfunctie in het geding, als blijkt dat [testamentair bewindvoerder (opa)] hierin een afwachtende houding aanneemt en het zijn kleinkinderen het juist vanwege die verhoudingen niet lukt in dat kader op hun strepen te staan.
4.3.
Gelet op de voorgaande feiten die zijn aangevoerd over de familieverhouding in de afgelopen periode, aangevuld met het feit dat moet worden vastgesteld dat er uitgaven zijn gedaan zonder uitleg aan de erfgenamen of klaarblijkelijke noodzaak en niet (tijdig) rekening en verantwoording is afgelegd aan de erfgenamen, wat wel vereist is op grond van artikel 4:161 lid 1 en op grond van het testament, is de kantonrechter van oordeel dat er voldoende gewichtige redenen zijn voor het ontslag van [testamentair bewindvoerder (opa)] als testamentair bewindvoerder.
4.4.
Op grond van artikel 4:161 lid 1 BW dient [testamentair bewindvoerder (opa)] aan het einde van zijn bewind rekening en verantwoording af te leggen aan zowel [erfgenaam 1] en [erfgenaam 2] als aan degene die hem in het beheer opvolgt. Ter zitting heeft [testamentair bewindvoerder (opa)] reeds de administratie die hij tot dat moment heeft gevoerd in kopie overgedragen aan [erfgenaam 1] , zodat dit uiteraard niet opnieuw nodig is.
(…)
Het verzoek tot ontslag van oma als testamentair bewindvoerder
4.6.
Het testament bepaalt dat op het moment dat [testamentair bewindvoerder (opa)] niet langer testamentair bewindvoerder is, in zijn plaats wordt benoemd [oma] (hierna: oma). (…) Gelet op de bovengenoemde overwegingen worden de zorgen van [erfgenaam 1] niet verholpen als haar oma, de echtgenote van [testamentair bewindvoerder (opa)] , testamentair bewindvoerder wordt. (…) De kantonrechter is daarom van oordeel dat voor zover oma haar benoeming aanvaart, er voldoende gewichtige redenen zijn voor het ontslag van oma als testamentair bewindvoerder.
(…)
4.9. (…)
De kantonrechter zal de heer [beoogd opvolgend testamentair bewindvoerder 1] benoemen tot testamentair bewindvoerder over de verkrijgingen [erfgenaam 1] en [erfgenaam 2] uit de nalatenschap van erflaatster.”
2.3.
Appellanten hebben in het beroepschrift – kort en zakelijk weergegeven – het volgende aangevoerd.
I. [testamentair bewindvoerder (opa)] is van mening dat de kantonrechter niet, dan wel onvoldoende, motiveert welke belangen er botsen. [testamentair bewindvoerder (opa)] betwist dat sprake is van botsende belangen. Door het uitvoeren van het testament, het honoreren van zijn belofte aan zijn dochter, handelt hij juist in het belang van de kleinkinderen.
II. De kantonrechter heeft ten onrechte geoordeeld dat het bewind de familiaire verhoudingen verstoort. Dit is naar de mening van appellanten niet het geval. [testamentair bewindvoerder (opa)] en oma hebben goed contact met hun kleinkinderen, zij komen regelmatig eten. [testamentair bewindvoerder (opa)] heeft ook altijd de kleinkinderen op de hoogte gehouden van het proces. [testamentair bewindvoerder (opa)] heeft begrepen dat [erfgenaam 2] het ook prima zou vinden als zijn opa testamentair bewindvoerder zou blijven.
III. De kantonrechter heeft ten onrechte geoordeeld dat de verantwoordingsfunctie in het geding komt. [testamentair bewindvoerder (opa)] heeft altijd overleg gehad met de kleinkinderen, maar hij is zich ervan bewust dat er bij de functies die hij bekleedt ook verantwoordelijkheden horen en dat hij uiteindelijk degene is die de beslissingen moet nemen. Hij als opa heeft een grotere betrokkenheid dan een derde en zet net dat stapje extra (zoals het voorschieten van de aanslag erfbelasting). Dat hij een afwachtende houding aan zou nemen, kan hij dan ook niet plaatsen en is ook onjuist.
IV. Ten onrechte komt de kantonrechter tot het oordeel
“dat moet worden vastgesteld dat er uitgaven zijn gedaan zonder uitleg aan de erfgenamen of klaarblijkelijke noodzaak en niet tijdig rekening en verantwoording is afgelegd aan de erfgenamen”. Uit de overgelegde rekening en verantwoording en de toelichting in het beroepschrift – over onder meer de auto, de woning, de inboedel en de erfbelasting – blijkt dat er helemaal geen sprake is van ‘rare uitgaven’. [testamentair bewindvoerder (opa)] heeft eerder al eens op verzoek van [erfgenaam 1] en haar vader een overzicht gegeven van de transacties en de bijbehorende bankafschriften. [testamentair bewindvoerder (opa)] realiseerde zich niet dat de rekening en verantwoording moest worden uitgeschreven én periodiek moest worden verstrekt. Inmiddels heeft hij dat wel gedaan en daar zijn ook geen vragen over gekomen.
V. [testamentair bewindvoerder (opa)] betwist dat er voldoende gewichtige redenen zijn voor zijn ontslag als testamentair bewindvoerder. [testamentair bewindvoerder (opa)] betwist dat hij heeft nagelaten rekening en verantwoording af te leggen. Als daarvan al sprake is, maakt dat niet dat er gewichtige redenen zijn voor ontslag. Van een verstoorde familieverhouding is evenmin sprake en bovendien is dat nog geen grond voor ontslag – geen sprake van ernstige mate van wantrouwen.
VI. [testamentair bewindvoerder (opa)] en oma betwisten dat oma, die de functie van testamentair bewindvoerder nog niet had aanvaard, zonder enig voorbehoud bij voorbaat al kan worden ontslagen. Bovendien is niet gebleken, zoals de kantonrechter heeft overwogen, dat de familieverhoudingen er niet beter op worden als oma bewindvoerder wordt.
VII. Indien en voor zover er al een andere bewindvoerder zou moeten komen, dan moet [beoogd opvolgend testamentair bewindvoerder 2] – door het overlijden inmiddels de ex-partner van erflaatster – benoemd worden tot bewindvoerder, conform het verzoek van erflaatster.
2.4.
Bij gelegenheid van de mondelinge behandeling in hoger beroep is door en namens appellanten hieraan – zakelijk weergegeven – nog toegevoegd dat oma in de eerste procedure nooit partij is geweest, dat de procedure zich richtte tot opa [testamentair bewindvoerder (opa)] , dat pas ter zitting is verzocht om ook oma te ontslaan en dat [testamentair bewindvoerder (opa)] , die geen rechtsbijstand had, niet wist wat de consequenties daarvan waren. Bovendien is oma in eerste aanleg geen partij geweest. Dat zij wordt ontslagen zonder de mogelijkheid te hebben gehad verweer te voeren, is volgens appellanten in strijd met de goede procesorde en het recht van hoor en wederhoor.
2.5.
[erfgenaam 1] heeft zowel bij verweerschrift als bij gelegenheid van de mondelinge behandeling in hoger beroep verweer gevoerd tegen de stellingen van appellanten. Daarbij heeft ze verwezen naar de brief van 13 augustus 2021 van de bijzonder curator – die door de rechtbank was aangewezen om de band tussen [erfgenaam 1] en haar vader te herstellen – waarin onder meer staat dat de manier waarop de heer ( [testamentair bewindvoerder (opa)] ) [erflaatster] het bewind over de nalatenschap volgt haars inziens niet conform de wensen van de kinderen is en ook niet in hun belang is – hij wil goed bedoeld het vermogen van zijn overleden dochter zoveel mogelijk in stand houden. Voor zover relevant zal het hof bij de beoordeling verder ingaan op de inhoud van het verweerschrift.
2.6.
Het hof komt tot de volgende beoordeling.
2.6.1.
Naar het oordeel van het hof slaagt het hoger beroep. Het hof motiveert dit hieronder.
2.6.2.
In artikel 4:164 lid 1 sub e BW staat dat de hoedanigheid van bewindvoerder eindigt door ontslag dat de kantonrechter hem met ingang van een bepaalde dag verleent. Uit de wet volgt dat een testamentair bewindvoerder – onder andere – op verzoek van de rechthebbende of van iemand in wiens belang het bewind is ingesteld ontslag kan worden verleend wegens gewichtige redenen (artikel 4:164 lid 2 BW).
2.6.3.
Het hof is van oordeel dat er geen gewichtige redenen zijn om [testamentair bewindvoerder (opa)] te ontslaan als testamentair bewindvoerder. Weliswaar heeft [testamentair bewindvoerder (opa)] niet tijdig, maar later alsnog rekening en verantwoording afgelegd en is hij voornemens dit te blijven doen. Het hof merkt hierbij op dat [testamentair bewindvoerder (opa)] , zoals door [erfgenaam 1] naar voren is gebracht, inderdaad niet enkel kan volstaan met zijn kleinkinderen te verwijzen naar de informatie die in de kast staat. Hij zal ook uit eigen beweging volledige informatie moeten geven. [testamentair bewindvoerder (opa)] heeft verder in deze procedure voldoende uitleg gegeven over bepaalde uitgaven die zijn gedaan en keuzes die daarin zijn gemaakt. Hoewel het hof zich afvraagt of bijvoorbeeld de keuze voor het aanhouden van de woning de beste keuze is in het belang van de kleinkinderen – gezien bijvoorbeeld problemen die kunnen voortkomen uit een huurovereenkomst, zoals verwaarlozing van de woning, achterstallige huurbetalingen en huurdersbescherming, maar ook de vraag of de woning op termijn wel te financieren is door [erfgenaam 1] –, betekent dit nog niet meteen dat er sprake is van gewichtige redenen.
2.6.4.
Door [erfgenaam 1] is – opnieuw in het verweerschrift in hoger beroep – aangegeven dat gesprekken over het bewind van de nalatenschap voor haar aanleiding geven tot veel stress en verstoring van de verstandhouding met opa en oma, dat zij ervaart dat opa en oma de zaken persoonlijk maken op moment dat erover wordt gesproken en dat de verhoudingen onder druk komen te staan op het moment dat zij een mening geeft die niet strookt met die van opa en oma.
Het hof overweegt dat het overlijden van erflaatster een tragedie voor alle betrokkenen heeft betekend. De zakelijke communicatie tussen opa, oma en [erfgenaam 1] loopt in de nasleep daarvan weliswaar moeizaam, maar heeft er in ieder geval nog niet toe geleid dat er geen enkele communicatie plaatsvindt. Het is het hof gebleken dat de persoonlijke verhoudingen – gelukkig – nog goed zijn. [testamentair bewindvoerder (opa)] en oma zien [erfgenaam 1] nog regelmatig. Ze eten samen en vieren verjaardagen. Het hof heeft daarnaast de indruk gekregen, door de inhoud van het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg en uit hetgeen [testamentair bewindvoerder (opa)] heeft laten zien op de zitting in hoger beroep, dat hij inderdaad stellig kan zijn. Het hof kan zich voorstellen dat [erfgenaam 1] dit lastig vindt en dat bleek ook wel op de zitting – los van de omstandigheid dat een procedure op zichzelf al spannend is voor een 19-jarige en zeker als die gericht is tegen haar opa. Dit in combinatie met de verdere informatie in het procesdossier is het hof dus wel gebleken dat de zakelijke communicatie over het bewind – zoals de woning – inderdaad (soms) moeizaam verloopt. Het hof ziet echter in de verhouding tussen [testamentair bewindvoerder (opa)] en [erfgenaam 1] (nog) geen (voldoende) aanleiding voor een gewichtige reden. Een verstoorde verhouding moet grotendeels gebaseerd zijn op concrete en objectieve feiten om als ‘gewichtige redenen’ te kunnen worden bestempeld. Enkel subjectieve belevingen zijn ontoereikend voor het verlenen van ontslag. Zie gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 26 april 2022, ECLI:NL:GHARL:2022:3298. Anders dan [erfgenaam 1] betoogt, is enkel het feit dat deze kwestie reeds meer dan een jaar loopt en juridische procedures noodzakelijk waren/zijn, geen bewijs dat er sprake is van gewichtige redenen. Daarvoor is naar het oordeel van het hof onvoldoende naar voren gebracht.
2.6.5.
Het hof is van oordeel dat de door [erfgenaam 1] genoemde redenen – ook in onderlinge samenhang – niet zijn aan te merken als gewichtige redenen op grond waarvan haar opa [testamentair bewindvoerder (opa)] zou moeten worden ontslagen als testamentair bewindvoerder.
2.6.6.
Het hof zal de beschikking waarvan beroep dan ook vernietigen.
2.6.7.
Het hof benadrukt hierbij dat [testamentair bewindvoerder (opa)] bij zijn taak als bewindvoerder voor alles de belangen van zijn kleinkinderen voor ogen moet houden. Het is begrijpelijk dat [testamentair bewindvoerder (opa)] de wensen van zijn dochter belangrijk vindt en de nalatenschap in haar geest wil beheren gezien de impact die het onverwachte overlijden heeft (gehad), maar dat mag niet het doel zijn van het testamentair bewind. Dat bewind is immers uitsluitend ingesteld in de belangen van de kleinkinderen.
Het hof benadrukt mede daarom dat [testamentair bewindvoerder (opa)] , naast de taken die een testamentair bewindvoerder in zijn algemeen heeft, onder meer in het bijzonder ook erop moet letten dat hij:
  • ook uit eigen beweging de kleinkinderen volledig moet informeren;
  • daarbij in goed overleg zijn gemaakte keuzes moet verantwoorden;
  • open moet staan voor vragen en voorstellen van zijn kleinkinderen (met behoud van zijn eigen verantwoordelijk als bewindvoerder);
  • de belangen van de kleinkinderen voor laat gaan boven de wens van zijn dochter, de erflaatster, en
  • bij strubbelingen in de communicatie zal proberen om mediation in gang te zetten.
Ten overvloede overweegt het hof dat het begrijpelijk is dat [testamentair bewindvoerder (opa)] bepaald woordgebruik van [erfgenaam 1] niet wenst te accepteren, maar dat hij zich daarbij toch dient te realiseren dat [erfgenaam 1] een jeugdig persoon is, die nog in ontwikkeling is.
2.7.
Het hof heeft in het voorgaande de grieven gezamenlijk behandeld. Hetgeen verder nog is aangevoerd, meer specifiek grief VI over oma en grief VII, behoeft – gelet op het bovenstaande – geen bespreking meer. De beschikking waarvan beroep wordt immers vernietigd.

3.De beslissing

Het hof:
vernietigt de beschikking waarvan beroep en wijst de verzoeken alsnog af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. S.M.A.M. Venhuizen, J.I.M.W. Bartelds en
T. van Malssen en is in het openbaar uitgesproken op 8 december 2022.