ECLI:NL:GHARL:2022:3298

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
26 april 2022
Publicatiedatum
26 april 2022
Zaaknummer
200.302.343
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot ontslag van testamentair bewindvoerder op basis van gewichtige redenen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 26 april 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over het verzoek tot ontslag van een testamentair bewindvoerder. Verzoeksters, die als gevolmachtigden van [verzoeker4] optreden, hebben het hof verzocht de beschikking van de kantonrechter te vernietigen en de bewindvoerder te ontslaan. De kantonrechter had eerder het verzoek tot ontslag afgewezen, en verzoeksters hebben hiertegen hoger beroep ingesteld. De zaak draait om de vraag of er sprake is van gewichtige redenen voor ontslag van de bewindvoerder, zoals bedoeld in artikel 4:164 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek. Verzoeksters hebben verschillende redenen aangevoerd, waaronder verstoorde verhoudingen en belangenverstrengeling, maar het hof oordeelt dat deze redenen onvoldoende onderbouwd zijn. Het hof concludeert dat de bewindvoerder haar taken naar behoren uitvoert en dat er geen gewichtige redenen zijn voor ontslag. De beschikking van de kantonrechter wordt bekrachtigd, en verzoeksters worden veroordeeld in de kosten van de procedure.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.302.343
(zaaknummer rechtbank Gelderland 9055385)
beschikking van 26 april 2022
inzake
[verzoekster1],
wonende te [woonplaats1] ,
verder te noemen: [verzoekster1] ,
en
[verzoekster2],
wonende te [woonplaats2] ,
verder te noemen: [verzoekster2] ,
en
[verzoekster3],
wonende te [woonplaats3] ,
verder te noemen: [verzoekster3] ,
handelend als gevolmachtigden van
[verzoeker4],
verder te noemen: [verzoeker4] ,
wonende te [woonplaats4] ,
verzoeksters in hoger beroep,
gezamenlijk verder te noemen: verzoeksters,
advocaat: mr. S.H. van Os te Utrecht,
en
[verweerster],
wonende te [woonplaats5] ,
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: verweerster,
advocaat: mr. C.A. IJff te Bergen (NH).

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, van 22 juli 2021, uitgesproken onder voormeld zaaknummer (hierna ook: de bestreden beschikking).

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met producties, ingekomen op 20 oktober 2021;
- het verweerschrift met producties;
- een journaalbericht van mr. Van Os van 17 maart 2022 met een productie;
- een journaalbericht van mr. IJff van 17 maart 2022 met producties;
- een journaalbericht van mr. Van Os van 18 maart 2022 met producties;
- een journaalbericht van mr. IJff van 22 maart 2022 met producties.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 29 maart 2022 plaatsgevonden. Daarbij waren aanwezig:
- verzoeksters en hun advocaat;
- verweerster en haar advocaat.

3.De feiten

3.1
[verzoeker4] is de stiefzoon van [de erflaatster] (hierna: erflaatster). Erflaatster is [in] 2019 overleden.
3.2
Erflaatster heeft in haar testament van 6 juli 2018 over haar nalatenschap beschikt en aan [verzoeker4] een bedrag in contanten gelijk aan een/vierde deel van het saldo van haar nalatenschap gelegateerd. Het legaat bedraagt ongeveer € 700.000,-. Ten aanzien van dit legaat heeft zij onder meer het volgende bepaald:
INSTELLING BEWIND
Ik stel een levenslang bewind in over al hetgeen mijn genoemde stiefzoon, de heer [verzoeker4] , hierna te noemen: de rechthebbende, uit mijn nalatenschap verkrijgt, onder de bepaling dat het aan hem nagelatene alleen besteed mag worden voor zijn levensonderhoud.
Ten aanzien van dit bewind geldt het volgende.
1. Benoeming (opvolgend) bewindvoerder
Ik benoem tot bewindvoerder mevrouw [naam1]
, wonende [adres1] te [woonplaats5] , geboren [in] negentienhonderd vijfenzestig ( [in] 1965) te [plaats1] .
De bewindvoerder is bevoegd bij notariële akte een opvolgend bewindvoerder te benoemen.(…)
3.Strekking bewind
Het bewind is ingesteld in het belang van de rechthebbende. (…)
3.3
[verzoeker4] heeft op 6 oktober 2016 in een notariële akte een levenstestament gemaakt waarin hij -kort gezegd- [verzoekster1] , [verzoekster2] en [verzoekster3] een algemene volmacht heeft gegeven om zijn vermogensrechtelijke en andere zakelijke belangen te behartigen.
3.4
Bij beschikking van de kantonrechter van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, van 12 september 2019, is het verzoek van [verzoeker4] tot ontslag van verweerster als testamentair bewindvoerder en de benoeming van een opvolgend testamentair bewindvoerder afgewezen. Tegen deze beschikking is geen hoger beroep ingesteld.
3.5
[verzoeker4] heeft verweerster in haar hoedanigheid van executeur van de nalatenschap van erflaatster in rechte betrokken en bij dagvaarding de vernietiging dan wel nietig verklaring van voormeld testament van erflaatster gevorderd. De rechtbank Amsterdam heeft deze vorderingen afgewezen (vonnis 29 september 2021). [verzoeker4] heeft op 14 december 2021 tegen dat vonnis hoger beroep ingesteld bij het hof Amsterdam.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking heeft de kantonrechter het verzoek strekkende tot ontslag van verweerster, afgewezen en zijn verzoeksters in de proceskosten veroordeeld.
4.2
Verzoeksters zijn met acht grieven in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. Zij verzoeken het hof de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw beschikkende, verweerster te ontslaan uit haar functie van testamentair bewindvoerder over het aan [verzoeker4] gelegateerde vermogen en tot testamentair bewindvoerder over dit legaat te benoemen [naam2] B.V.
4.3
Verweerster voert verweer en vraagt het hof de bestreden beschikking te bekrachtigen en verzoeksters te veroordelen in de kosten.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Op grond van het bepaalde in artikel 4:164 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek kan het ontslag, als dit niet door de bewindvoerder zelf wordt verzocht, slechts worden verleend wegens gewichtige redenen. Daarmee wordt bedoeld de situatie dat de bewindvoerder in ernstige mate tekortschiet in de nakoming van zijn verplichtingen of ongeschikt is geworden het bewind te voeren. Het hof is van oordeel dat, hoewel de kantonrechter eerder een soortgelijk verzoek van verzoeksters heeft afgewezen, er wel ontwikkelingen zijn geweest die een beoordeling rechtvaardigen van de vraag of er nu sprake is van een dergelijke situatie.
5.2
Volgens verzoekers is het verzoek tot ontslag van verweerster gestoeld op de volgende gewichtige redenen:
a. a) de verhoudingen tussen partijen;
b) de wijze waarop verweerster invulling geeft aan haar werkzaamheden;
c) de belangenverstrengeling omdat verweerster ook executeur in de nalatenschap van erflaatster is en zij in die hoedanigheid in rechte is betrokken door [verzoeker4] .
Verweerster betwist dat er gewichtige redenen voor haar ontslag zijn.
5.3
Het hof zal hieronder beoordelen of sprake is van gewichtige redenen verweerster te ontslaan en daarbij letten op de door partijen aangedragen standpunten.
de verhoudingen tussen partijen
5.4
Volgens verzoeksters is de huidige situatie tussen hen en verweerster uiterst onaangenaam en dit zorgt voor veel spanningen, met name bij [verzoekster1] . Verzoeksters nemen het verweerster vooral zeer kwalijk dat zij rekening en verantwoording aflegt aan de kantonrechter in plaats van aan verzoeksters als gevolmachtigden van [verzoeker4] . Verweerster ervaart geen beletsel om het bewind te blijven voeren en wil dit overeenkomstig de wens van erflaatster blijven doen.
5.5
Verstoorde verhoudingen en wantrouwen dienen om als ‘gewichtige redenen’ te kunnen worden bestempeld grotendeels gestoeld te zijn op concrete en objectieve feiten. Enkel subjectieve belevenissen zijn ontoereikend voor het verlenen van het ontslag. De weerstand die verzoeksters voelen jegens verweerster wordt met name veroorzaakt doordat verzoeksters en verweerster van mening verschillen over hoe verweerster haar taak als testamentair bewindvoerder zou moeten invullen en op welke wijze het gelegateerde vermogen zou moeten worden besteed. Het hof ziet in de wijze van optreden van verweerster geen grond voor een objectief aan te nemen en te rechtvaardigen wantrouwen van verzoeksters jegens verweerster. Ditzelfde geldt ook voor de door verzoeksters gestelde verstoorde verhoudingen. Deze kunnen niet als gewichtige redenen worden aangemerkt.
de wijze waarop verweerster invulling geeft aan haar werkzaamheden
5.6
Verzoeksters verwijten verweerster dat zij geen goede invulling geeft aan haar taak als testamentair bewindvoerder; de wijze waarop zij invulling geeft aan haar taak is niet redelijk en niet correct. Verzoeksters vinden dat verweerster niet in redelijkheid met hen meekijkt wat in het belang van [verzoeker4] is. Volgens verzoeksters maakt verweerster ook vele fouten in onder meer berekeningen en vergoedingen. Volgens verweerster wordt - conform de wens van erflaatster - royaal uit het legaat uitgekeerd ten behoeve van [verzoeker4] . Sinds februari 2019 is ruim € 140.000,- uitgekeerd. Verder worden fouten in betalingen door haar hersteld. Het ging in veel gevallen om relatief kleine bedragen. De fouten waren veelal veroorzaakt door de onduidelijke manier van aanleveren van declaraties door verzoeksters, aldus verweerster.
5.7
Het hof is van oordeel dat verweerster voldoende gedocumenteerd heeft weersproken dat zij haar verplichtingen als testamentair bewindvoerder niet behoorlijk nakomt.
Verweerster heeft op grond van de wet en op grond van de in het testament van erflaatster aan haar toegekende bevoegdheden, de bevoegdheid het aan het [verzoeker4] gelegateerde vermogen te beheren. Op grond van het testament van erflaatster kan verweerster het aan [verzoeker4] gelegateerde vermogen alleen besteden voor zijn levensonderhoud, hetgeen verweerster naar het oordeel van het hof ook doet.
de belangenverstrengeling
5.8
Volgens verzoeksters is sprake van belangenverstrengeling, omdat verweerster zowel executeur is in de nalatenschap van erflaatster, als testamentair bewindvoerder. De belangenverstrengeling blijkt volgens verzoekers uit het feit dat verweerster heeft beslist dat de kosten voor het voeren van een procedure door [verzoeker4] over de geldigheid van het testament niet worden vergoed uit het legaat, terwijl haar kosten als executeur in die procedure worden vergoed uit de nalatenschap. Verweerster stelt dat de kantonrechter terecht heeft geconstateerd dat de verweten belangenverstrengeling niet nader is onderbouwd. De enkele omstandigheid dat zij als executeur is gedagvaard maakt dit niet anders en het testament is nog steeds rechtsgeldig.
5.9
De stelling dat sprake is van belangenverstrengeling is naar het oordeel van het hof onvoldoende onderbouwd. Zoals hiervoor reeds overwogen, kan op grond van het testament het aan [verzoeker4] gelegateerde vermogen alleen worden besteed voor zijn levensonderhoud. Naar het oordeel van het hof heeft verweerster terecht beslist dat de kosten voor het voeren van
voornoemde procedure geen kosten voor levensonderhoud zijn.
Slotsom
5.1
Het hof is gelet op het vorenstaande van oordeel dat de door verzoeksters genoemde gewichtige redenen - ook in onderlinge samenhang - niet zijn aan te merken als gewichtige redenen op grond waarvan verweerster zou moeten worden ontslagen als testamentair bewindvoerder.
5.11
Gelet op vorenstaande zal het hof de bestreden beschikking bekrachtigen.
5.12
Verzoeksters zullen als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van het hoger beroep worden veroordeeld. De kosten voor de procedure in hoger beroep worden aan de zijde van verweerster vastgesteld op € 2.228,- voor salaris van de advocaat volgens het liquidatietarief (2 punten: (1 punt voor het verweerschrift, 1 punt voor de mondelinge behandeling, tarief à € 1.114,- per punt) en op € 343,- voor griffierecht.

6.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, van 22 juli 2021;
veroordeelt verzoekers in de kosten van de procedure, tot aan deze beschikking aan de zijde van verweerster vastgesteld op € 343,- voor griffierecht en op € 2.228,- voor salaris van de advocaat overeenkomstig het liquidatietarief;
wijst het meer of anders verzochte af
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.H. Lieber, E.B. Knottnerus en D.J.M. van de Voort en is op 26 april 2022 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.