ECLI:NL:GHSHE:2022:4293

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
7 december 2022
Publicatiedatum
6 december 2022
Zaaknummer
20-001373-22
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring van inbraak in een woning met gevangenisstraf en voorwaardelijke straf

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 7 december 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant. De verdachte is beschuldigd van inbraak in een woning, waarbij hij samen met een medeverdachte goederen heeft weggenomen. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan inbraak in een woning op 1 maart 2022, waarbij diverse gereedschappen en een horloge zijn gestolen. De verdachte is eerder veroordeeld voor soortgelijke feiten, wat meeweegt in de strafoplegging. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 210 dagen, waarvan 59 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. De voorlopige hechtenis is opgeheven, aangezien de tijd in voorarrest gelijk is aan de onvoorwaardelijke straf. Het hof heeft de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep voor zover dit gericht was tegen de vrijspraak van een ander feit. De beslissing is gebaseerd op de artikelen van het Wetboek van Strafrecht die ten tijde van de feiten van toepassing waren.

Uitspraak

Parketnummer : 20-001373-22
Uitspraak : 7 december 2022
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof
's-Hertogenbosch
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant, locatie ’s-Hertogenbosch, van 7 juni 2022, in de strafzaak met parketnummer 01-052075-22 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1977,
wonende te [adres 1] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte vrijgesproken ten aanzien van het onder feit 2 tenlastegelegde en ter zake van ‘diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van verbreking’ (feit 1 primair) veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 7 maanden, met aftrek van voorarrest. Ter zake van ‘niet voldoen aan de hem krachtens artikel 2 van de Wet op de identificatieplicht opgelegde verplichting om een identiteitsbewijs ter inzage aan te bieden’ (feit 3) is de verdachte schuldig verklaard zonder oplegging van een straf of maatregel. De onder de verdachte inbeslaggenomen goederen zijn verbeurd verklaard (een muts en een tweetal zaklantaarns) en teruggegeven aan de rechthebbende (een horloge). Voorts zijn de benadeelde partijen [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] niet-ontvankelijk verklaard in de vordering tot schadevergoeding.
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen, met uitzondering van de bewezenverklaring ten aanzien van feit 1 primair, in die zin dat medeplegen wel bewezen kan worden verklaard. Voorts is in repliek gevorderd het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis bij arrest op te heffen.
De raadsman van de verdachte heeft vrijspraak bepleit ten aanzien van het onder feit 1 zowel primair als subsidiair tenlastegelegde. Met betrekking tot feit 3 is verzocht de verdachte schuldig te verklaren zonder oplegging van een straf of maatregel. De raadsman heeft verder verzocht de benadeelde partijen niet-ontvankelijk te verklaren in hun vordering tot schadevergoeding. Ten slotte is verzocht het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis direct dan wel bij arrest op te heffen.
Ontvankelijkheid van het hoger beroep
Het hoger beroep van de verdachte is onbeperkt ingesteld en richt zich aldus mede tegen de vrijspraak door de politierechter van het onder feit 2 tenlastegelegde. Gelet op het bepaalde in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor een verdachte geen hoger beroep open tegen een vrijspraak. Het hof zal de verdachte daarom niet-ontvankelijk verklaren in zijn hoger beroep voor zover dit hiertegen is gericht.
Al hetgeen hierna wordt overwogen en beslist heeft uitsluitend betrekking op dat gedeelte van het beroepen vonnis dat aan het oordeel van het hof is onderworpen.
Vonnis waarvan beroep
Het hof verenigt zich met het beroepen vonnis en met de gronden waarop het berust, behalve voor wat betreft de bewijsvoering en de door de politierechter opgelegde straf
uitsluitend ten aanzien van het onder feit 1 primair bewezenverklaarde. In zoverre zal het beroepen vonnis worden vernietigd. Bijgevolg zal de daarmee samenhangende bewijsvoering en bewijsoverweging worden vervangen op de wijze zoals hierna vermeld.
Verder zullen de toepasselijke wettelijke voorschriften worden vervangen op de wijze als hierna vermeld. Ten slotte zal het hof het reeds geschorste bevel voorlopige hechtenis opheffen.
Bewijsmiddelen
Hierna wordt – tenzij anders vermeld – steeds verwezen naar het eindproces-verbaal van de politie-eenheid Oost-Brabant, district ‘s-Hertogenbosch, basisteam Maas en Leijgraaf, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 1] , brigadier van politie Eenheid Oost-Brabant, registratienummer PL2100-2022042295, gesloten d.d. 27 maart 2022, bevattende een verzameling op ambtseed dan wel ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal van politie met doorgenummerde dossierpagina’s 1-130. Alle verklaringen zijn, voor zover nodig, zakelijk weergegeven.
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de
feiten en omstandigheden als vervat in de hieronder weergegeven bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt - ook in zijn onderdelen - slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezenverklaarde feit, of die bewezenverklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
1.
Proces-verbaal van bevindingen d.d. 1 maart 2022, dossierpagina’s 10-13, voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] :
Op 1 maart 2022, omstreeks 00:18 uur, ontvingen wij van de meldkamer het verzoek om te rijden richting de [straatnaam 1] te Uden. Aldaar had de melder van dit incident gezien dat er twee mannen met gereedschap liepen in de buurt van een garage/woning. Wij hoorden dat de twee personen gingen rennen en in een auto stapten bij het zien van de melder. Wij hoorden dat het voertuig een zilvergrijze BMW betrof. Wij hoorden dat een deel van het kenteken bekend was. Wij hoorden dat de combinatie [deel kenteken] in het kenteken zat. Wij hoorden dat het voertuig hard wegreed met nog een portier open en met gedoofde verlichting. Wij hoorden dat het voertuig wegreed in de richting van de [straatnaam 2] te Uden. Wij hoorden dat de meldkamer zei dat de melder van het incident achter de BMW aanreed en zijn positie door bleef geven. Wij hoorden dat de BMW richting de [wijk] te Uden reed. Hierop bewogen wij ons ook richting de [wijk] te Uden. Wij hoorden dat het voertuig in de richting van de [straatnaam 3] te Uden reed. Wij verbalisanten reden op dat moment op de [straatnaam 3] en wij sloegen rechtsaf de [straatnaam 4] in. Wij zagen op dat moment dat ons een zilvergrijze BMW voorzien van het kenteken [kenteken 1] tegemoet kwam rijden. Wij hoorden dat de meldkamer zei dat zij de melder nog aan de telefoon hadden en dat de melder zei dat wij bij de juiste auto stonden. Wij stapten uit ons dienstvoertuig om de BMW en de twee inzittenden te controleren. (...)
Toen ik, [verbalisant 3] , naast de bestuurder stond, zag ik op de achterbank meerdere koffers van het merk "Makita" liggen. Ik zag dat deze koffers nieuw oogden, daar de koffers volledig vrij waren van beschadigingen en dat de koffers glommen in het licht van onze zaklampen. Hierdoor leken ze nog ongebruikt. Ik zag dat er naast de Makita koffers ook nog andere koffers met gereedschap lagen. Ook deze koffers waren volledig vrij van beschadigingen en glommen ook in het licht van onze zaklampen. Ook deze koffers leken daarom nieuw en ongebruikt. Daar wij het vermoeden hadden van heling doorzochten wij het voertuig. Wij keken in de kofferbak en wij zagen dat ook daar meerdere koffers van Makita en een ander merk gereedschap in opgeslagen was. Ook deze koffers waren allen vrij van beschadigingen en oogden ongebruikt.
Ik, [verbalisant 2] , benaderde de bijrijder van de BMW. Ik scheen met mijn zaklamp door het openstaande raam naar binnen en zag dat het een blanke man betrof. Ik zag dat tussen de voeten van de man een zaklamp lag. Ik zag dat de man in zijn handen een stuk zwarte stof vasthield en deze onder zijn been wilde wegstoppen. Ik vorderde van de man inzage in een geldig identiteitsbewijs. Ik hoorde dat de man tegen mij zei dat hij geen identiteitsbewijs bij zich had en zich daarom niet kon identificeren. Ik merkte hem daarop aan als verdachte van overtreding van artikel 447e Wetboek van Strafrecht en heb hem gevraagd om uit de personenauto te komen voor een identiteitsfouillering. Ik zag dat hij daaraan voldeed en heb zijn kleding afgetast op zoek naar een identiteitsbewijs. Ik zag dat het stuk stof dat hij in zijn handen had een zwarte bivakmuts betrof en dat daarin een roodgekleurd zaklampje was gewikkeld. Ik hoorde dat de man tegen mij zei dat ik echt wel wist wie hij was, omdat hij algemeen bekend zou zijn bij de Udense politie en dat zijn naam [verdachte] betrof. (…)
Wij hoorden dat die collega zei dat beide aangehouden verdachten ook gekwalificeerde diefstal uit een woning ten laste kon worden gelegd, omdat op de locatie waar de verdachten door de melder werden gezien zojuist een woninginbraak was ontdekt. Wij hoorden dat daarbij onder andere koffers met Makita-gereedschap waren weggenomen.
De BMW voorzien van kenteken [kenteken 1] werd door ons inbeslaggenomen en overgebracht naar het politiebureau te Uden. Aldaar stelden wij een onderzoek in en zagen wij dat in de BMW goederen lagen, waaronder gereedschapskoffers van Makita en Festool. Wij zagen dat deze koffers daadwerkelijk gevuld waren met (elektrisch) gereedschap.
Verdachte: [medeverdachte] , geboren op [geboortedag medeverdachte] 1963 te [geboorteplaats medeverdachte]
Verdachte: [verdachte] , geboren op [geboortedag] te [geboorteplaats]
2.
Proces-verbaal van bevindingen d.d. 4 maart 2022, dossierpagina’s 20-21, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 4] :
Ik hoorde dat de eenheden in Uden doende waren met de aanhouding van twee verdachten van diefstal cq. heling. Ik hoorde dat er een melder, [getuige 1] , was die kon aanwijzen waar hij het voertuig had zien staan tijdens de verdachte situatie die hij meldde. Hierop ben ik ter plaatse gegaan.
Ik sprak hier getuige [getuige 1] . Hierop ben ik samen met de getuige naar de poort gelopen van de woning gelegen aan de [adres 2] te Uden. Ik hoorde van de getuige dat hij een van de mannen bij deze poort had gezien. Ik zag dat het slot ontbrak en deze in de struiken rechts van de poort lag.
3.
Proces-verbaal van aangifte d.d. 1 maart 2022, dossierpagina’s 34-36, voor zover inhoudende als verklaring van aangever [benadeelde partij 2] :
Plaats delict: [adres 2] , Uden, binnen de gemeente Maashorst.
Ik woon aan de [adres 2] te Uden. Ik was op 1 maart 2022 omstreeks 01:00 uur aan het werk. Ik werd op dat moment door de politie gebeld en er werd tegen mij gezegd dat er ingebroken was en dat er ook inbrekers waren aangehouden. Hierop ben ik direct naar mijn woning gekomen om te kijken wat er aan de hand was. Ik ben namelijk in de avond naar mijn werk gegaan en toen was alles netjes en correct afgesloten. Er was niets verbroken en alles in huis was opgeruimd.
Wat ik in ieder geval wel weet is dat ik het volgende mis:
In de slaapkamer op de eerste verdieping stond een doos met daarin 12 dure horloges.
In de schuur had ik veel gereedschap liggen. Zover ik weet, gaat het om de volgende zaken:
  • 2x accuboormachine, merk Makita
  • 2x schroefmachine, merk Makita
  • 1x schaafmachine
  • 2 schiethamers van het merk Spit
  • Boorhamer van Spit
  • Freesmachine van Festool
  • 15 accu's van het merk Makita
(…)
Aan de achterzijde van de woning is bij de poort het slot eruit gebroken.
Aan niemand werd het recht of toestemming gegeven tot het plegen van het feit.
4.
Proces-verbaal van bevindingen d.d. 3 maart 2022, dossierpagina 60, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 5] :
Op 2 maart 2022 was ik belast met het onderzoek voorzien van registratienummer: PL2100-2022042159. Ik kreeg het verzoek om te gaan kijken in de fouilleringsbak van verdachte [verdachte] . Ik zag in de fouilleringsbak een zwart kleurige horloge van het merk Guess. Ik zag dat het horloge een zwart leren bandje had. Ik nam het horloge in beslag ter waarheidsvinding.
5.
Proces-verbaal van bevindingen d.d. 22 maart 2022, dossierpagina’s 63-64, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 1] :
Op 22 maart 2022 werd door mij een e-mail ontvangen van [benadeelde partij 2] . Bij die e-mail waren 3 afbeeldingen gevoegd. 2 van de afbeeldingen tonen een zwart doosje met daarop de merknaam "Guess". De 3e afbeelding toont een aankoop bon met daarop onder andere de tekst:
-
Lucardi juwelier
- 421 Lucardi Venlo
- datum: 11-06-15 16.45 1111r
- H GU zwart zwart stk 259,99
In de eerder vermelde mail was onder andere vermeld:
“Hierbij het bewijs dat het horloge in Den Bosch van mij is.
H staat voor horloge
GU staat voor Guess
Zwart voor zwarte band
Zwart voor zwarte kast
Heb net contact gehad met Lucardi maar kunnen geen modelnummer naar boven i.v.m. overjarig model. Ter bevestiging nog extra binnenzijde bandjes zijn bruin en vrij nieuw reeds vervangen.”
6.
Proces-verbaal d.d. 4 maart 2022, dossierpagina’s 68-72, voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 6] en [verbalisant 7] :
Op 1 maart 2022 waren wij belast met het confronteren van de goederen van de benadeelde [benadeelde partij 2] . De goederen waarmee [benadeelde partij 2] geconfronteerd werd, betroffen dertien gereedschapskisten en twee foto’s van een Guess horloge. Ik vroeg aan [benadeelde partij 2] of hij de goederen herkende. Ik hoorde dat hij zei: “Ja, die herken ik, dat zijn mijn spullen”.

7.

Proces-verbaal d.d. 27 maart 2022, dossierpagina’s 1-9, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 1] :

Op 22 maart 2022 werd door aangever [benadeelde partij 2] aan mij via de e-mail onder andere een foto van een kassabon van juwelier Lucardi Venlo toegezonden waaruit zou blijken dat het onder de verdachte [verdachte] inbeslaggenomen horloge zijn eigendom zou zijn. In de betreffende e-mail werd door aangever onder andere nog vermeld dat de binnenzijde van de bandjes bruin van kleur zou zijn.
Op 26 maart 2022 is betreffend horloge vanuit de beslagruimte in het politiebureau
te 's -Hertogenbosch naar de beslagruimte van het politiebureau te Uden. Door mij is vastgesteld dat de binnenzijde van het horlogebandje bruin van kleur is.
8.
Proces-verbaal van bevindingen d.d. 9 maart 2022, dossierpagina 73, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 1] :
Op 01 maart 2022 omstreeks 00:18 uur werd een onderzoek ingesteld naar aanleiding van
een melding van 2 verdachte personen die met gereedschap liepen en vervolgens met
gedoofde verlichting waren weggereden in een personenauto van het merk BMW.
Omstreeks 00:28 uur worden door de politie 2 personen aangetroffen in een
personenauto van het merk BMW voorzien van het kenteken [kenteken 2]
(het hof begrijpt: kenteken [kenteken 1] ).

9.

Het proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 1 maart 2022, dossierpagina’s 76-77, voor zover inhoudende als verklaring van getuige [getuige 1] :

Op 1 maart 2022, omstreeks 00:17 uur, lag ik op bed. Ik hoorde stemmen en gerommel, komende vanuit buiten. Ik ben woonachtig aan [kenteken 1] te Uden. Ik keek naar buiten en zag op de parkeerplaats een voor mij onbekende BMW staan. De BMW stond met een draaiende motor en de lichten stonden aan. Het betrof een zilvergrijze BMW, voorzien van kenteken [kenteken 1] . Ik zag twee personen. Eén persoon zat in de BMW, hierna te noemen persoon 1, en de andere persoon, hierna te noemen persoon 2, liep met twee gereedschapskoffers in zijn hand naar de BMW toe. Ik zag dat de persoon gelopen kwam vanuit het [locatie 1] . Ik zag dat het een gereedschapskoffer van het merk Festool en een gereedschapskoffer van het merk Makita betroffen.

10.

Het proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 1 maart 2022, dossierpagina’s 78-79, voor zover inhoudende als verklaring van getuige [getuige 1] :

Mijn woning bevindt zich op de [kenteken 1] in Uden (gemeente Maashorst). Gezien
vanuit de gevel van mijn woning, bevindt zich aan de rechterzijde een parkeerplaats. Deze
parkeerplaats bevindt zich op de [straatnaam 5] in Uden.
Zoals ik eerder al verklaarde, hoorde ik op 1 maart 2022, omstreeks 00.17 uur, rommelend geluid komend van buiten mijn woning.
Ik zag dat er, een voor mijn onbekende, man vanuit het [locatie 1] richting de BMW liep. Ik zag dat de man een koffer van Festool en een koffer van Makita vasthield. Ik kon duidelijk het merk Makita lezen van de koffer. Ik zag daarna dat er een andere, voor mij onbekende man, vanuit de bestuurderszijde uit de BMW stapte. Toen de man het portier opende, zag ik dat de binnenverlichting van de BMW aanging. Ik kon hierdoor de achterbank van de BMW zien. Ik zag dat op de achterbank van de BMW meerdere grijze gereedschapskoffers stonden. Ik herkende deze koffers als Festool gereedschapskoffers. Ik zag dat deze man de achterste portieren van de BMW opende. Gezien de onbekende mannen en auto in onze straat in combinatie met de gereedschapskoffers en het tijdstip, besloot ik de politie te bellen.
(…)
Ik pakte de sleutels van mijn auto. Ik rende daarna snel naar buiten. Mijn auto stond
ook geparkeerd op de parkeerplaats van de [straatnaam 5] . Toen ik in mijn auto zat, zag ik dat de BMW aan het eind van de straat, in de richting waar hij vandaan kwam, de hoek omreed. De BMW reed weer de [straatnaam 1] in. Ik reed daarna achter de BMW
aan. Op dat moment belde ik met de politie om mijn locatie door te geven. Ik bleef
achter de BMW aanrijden. Nadat ik even stilstond op de [straatnaam 6] , reed ik verder richting de [straatnaam 7] . Daar zag ik dat de BMW stilstond met zijn neus in de richting van de
[straatnaam 3] met daarvoor een herkenbare politieauto. Ik zag toen een gedeelte van het kenteken van de BMW waardoor ik zeker wist dat dit de BMW was waar ik achteraan was gereden.

11.

Het proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 4 maart 2022, dossierpagina’s 81-82, voor zover inhoudende als verklaring van getuige [getuige 2] :

Op 1 maart 2022, ik denk dat het rond 00:15 uur was, hoorde ik dat er in de straat ergens een auto stond. Wij wonen tegenover het [locatie 2]
(het hof begrijpt hier en telkens hierna: [locatie 2] )in Uden.
Ik keek naar buiten en ik zag een auto staan. Deze auto stond in de [straatnaam 5] . Ik zag dat de koplampen van de auto aan waren. Gelijk hierop zag ik dat er een persoon voor onze woning langs liep. Ik zag dat deze persoon een bivakmuts droeg.
(…)
Voor onze woning, in het perkje, staat een straatlantaarn welke aan was. Hierdoor kon ik de persoon met de bivakmuts goed zien. Ik weet zeker dat hij een bivakmuts op had, hij had namelijk ook iets voor zijn gezicht zitten.
12.
Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 1 maart 2022, dossierpagina’s 99-102, voor zover inhoudende als verklaring van medeverdachte [medeverdachte] :
Vraag verbalisant:
Je bent vandaag aangehouden voor diefstal - woninginbraak - in vereniging cq heling
Wat kun je hierover verklaren?
Antwoord verdachte:
Dat kan ik zo vertellen ja. Ik heb niks met de heling te maken en ook niks met de
woninginbraak. Ik ben dus gebeld door die jongen [verdachte]
(het hof begrijpt hier en telkens hierna: de verdachte).Ik zou benzinegeld krijgen als ik mee ging om die spullen op te halen. Ik weet niet van wie. We hebben spullen ingeladen en toen zei [verdachte] ‘vlug rijden rijden er komt een auto aan’. [verdachte] zei ‘links rechts links rechts’. We reden op enig moment in een straat vlak bij hem thuis. Toen kwam er een politieauto en er stond stop politie. Ik ben meteen gestopt en achter mij stond ook een politieauto. Ik heb geholpen met inladen van spullen. Alleen het inladen. Ik had [verdachte] thuis opgehaald en gereden naar, ik weet niet hoe de straat heet het was vlakbij [locatie 2] in Uden. Ik heb zoals ik aangaf de spullen alleen
gepakt en ingeladen. Het was gereedschap en wat het precies was weet ik niet.
We zijn toen allebei aangehouden.
13.
Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 2 maart 2022, dossierpagina’s 103-106, voor zover inhoudende als verklaring van medeverdachte [medeverdachte] :
V: vraag gesteld door de verbalisant
A: antwoord gegeven door de verdachte
V: Je hebt gisteren al verklaard dat jij door [verdachte] gevraagd was om spullen op te halen. Wat heeft hij precies aan jou gevraagd?
A: Hij vroeg mij om spullen op te halen. Hij wees mij de weg.
V: Wat had jij voor spullen in de BMW toen je [verdachte] ophaalde?
A: Ik had een tas in de auto liggen en een scherm voor de voorruit, voor het vriezen. Dat was het.
V: Hoe is dat gereedschap in je BMW gekomen?
A: Dat is erin gezet door [verdachte] en ook wat door mij.

14.Het proces-verbaal van de terechtzitting van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant d.d. 7 juni 2022, voor zover inhoudende als verklaring van de verdachte:

Ik zat op 1 maart 2022 in een BMW als bijrijder. Ik werd aangehouden door de politie. Dat was bij mij voor de deur. Ik had mijn ID niet bij mij.
Bewijsoverweging
De raadsman van de verdachte heeft bepleit dat onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is voor zowel de primair tenlastegelegde diefstal als de subsidiair verweten heling, zodat de verdachte hiervan dient te worden vrijgesproken. Daartoe is in de kern het volgende aangevoerd. De verklaring van medeverdachte [medeverdachte] is niet betrouwbaar en – zo begrijpt het hof – kan om die reden niet tot het bewijs worden gebezigd. Zo heeft [medeverdachte] verklaard dat hij alleen heeft geholpen met het inladen van de spullen waarmee de verdachte aankwam en was hij niet bekend met de omstandigheid dat het adres alwaar de goederen zijn weggenomen, het woonadres van diens neef betrof. Voorts komt aan de verklaring van getuige [getuige 1] geen bewijswaarde toe. Die getuige heeft de auto waarin de verdachte is aangehouden gevolgd, maar hij heeft geen concreet signalement kunnen geven van de door hem waargenomen personen. Bovendien is de getuige de auto met inzittenden gedurende ongeveer een minuut uit het oog verloren. In die minuut is het mogelijk geweest dat de verdachte is ingestapt bij medeverdachte [medeverdachte] en derhalve niet bij de diefstal betrokken is geweest, zoals ook door de verdachte naar voren is gebracht.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt en stelt het volgende voorop.
Aan het enkele voorhanden hebben van gestolen goederen kan niet zonder meer de conclusie worden verbonden dat de betrokkene die goederen ook heeft gestolen. Voor de beoordeling van de betekenis die aan dat voorhanden hebben moet worden gehecht, zijn de feiten en omstandigheden van het geval van belang (vgl. HR 5 juli 2016, ECLI:NL:HR:2016:1323 en HR 19 januari 2010, ECLI:NL:HR:2010:BK2880, NJ 2010/475).
Bij die beoordeling mag een rol spelen of de verdachte een aannemelijke verklaring heeft gegeven voor het voorhanden hebben van gestolen goederen. De rechter mag, indien de verdachte voor zo’n omstandigheid die op zichzelf of in samenhang met de verdere inhoud van de bewijsmiddelen beschouwd redengevend kan worden geacht voor het bewijs van het aan hem tenlastegelegde feit, geen aannemelijke, die redengevendheid ontzenuwende, verklaring heeft gegeven, zulks in zijn overwegingen omtrent het gebezigde bewijsmateriaal betrekken (vgl. HR 28 november 2017, ECLI:NL:HR:2017:3022).
In het licht van deze vooropstellingen, stelt het hof op basis van de gebezigde bewijsmiddelen de navolgende feiten en omstandigheden vast.
Uit de gebezigde bewijsmiddelen komt het volgende naar voren. Op 1 maart 2022, omstreeks 00:18 uur, werd getuige [getuige 1] wakker van stemmen en gerommel, afkomstig van buiten. Op de parkeerplaats, die zich bevindt aan de [straatnaam 5] in Uden, zag [getuige 1] een zilvergrijze BMW staan met (gedeeltelijk) kenteken [deel kenteken] en daarbij twee personen, waarvan een persoon (te weten persoon 1) in de BMW zat en de andere persoon (te weten persoon 2), met een tweetal gereedschapskoffers in zijn hand naar de BMW liep. De gereedschapskoffers waren van het merk Festool en Makita. [getuige 1] zag vervolgens dat er een man vanuit de bestuurderszijde uit de BMW stapte waardoor de lichten in de BMW aangingen en de achterbank zichtbaar was. Daarop stonden meerdere grijze gereedschapskoffers. [getuige 1] besloot hierop de politie te bellen. Vervolgens is [getuige 1] in zijn auto gestapt, welke geparkeerd stond op de [straatnaam 5] , en zag dat de BMW op dat moment de [straatnaam 1] inreed. Terwijl [getuige 1] achter de BMW aanreed, belde hij met de politie om zijn locatie door te geven. De achtervolging van de BMW door [getuige 1] leidde hem naar de [wijk] in Uden. Nadat hij even stil had gestaan op de [straatnaam 6] en zag dat de BMW de [straatnaam 3] inreed, is [getuige 1] verder gereden naar de [straatnaam 7] . Aldaar stond een BMW stil met zijn neus in de richting van de [straatnaam 3] met daarvoor een politieauto. [getuige 1] heeft de politie toen telefonisch doorgegeven dat de politie de BMW te pakken had.
Uit het proces-verbaal van verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] en het proces-verbaal van verbalisant [verbalisant 1] blijkt dat [verbalisant 2] en [verbalisant 3] omstreeks 00:28 uur twee personen hebben aangetroffen in de BMW, voorzien van kenteken [kenteken 1] , en deze personen hebben gecontroleerd. Daarbij zag [verbalisant 3] dat op de achterbank van de auto meerdere koffers van het merk Makita lagen. Behalve deze koffers lagen er nog een aantal andere koffers met gereedschap op de achterbank alsmede in de kofferbak. [verbalisant 2] heeft de bijrijder van de BMW benaderd. De bijrijder betrof een man. Verbalisant [verbalisant 2] zag dat tussen de voeten van de man een zaklamp lag en dat de man in zijn handen een stuk zwarte stof vasthield, welke hij onder zijn been probeerde weg te stoppen. [verbalisant 2] zag dat het stuk stof een zwarte bivakmuts betrof. Verbalisant [verbalisant 2] hoorde dat de man tegen hem zei dat hij [verdachte]
(hof: de verdachte)was. Na inbeslagname van de BMW zagen verbalisanten dat in de BMW gereedschapskoffers van Makita en Festool lagen, welke gevuld waren met (elektrisch) gereedschap. Aangever [benadeelde partij 2] heeft verklaard dat hij op 1 maart 2022 aan het werk was en op dat moment werd gebeld door de politie dat er was ingebroken in zijn woning. [benadeelde partij 2] heeft aangegeven dat hij 2 accuboormachines, 2 schroefmachines, een schaafmachine, 2 schiethamers, een boorhamer en een freesmachine en 15 accu’s miste. Voorts heeft [benadeelde partij 2] verklaard dat het onder de verdachte inbeslaggenomen Guess horloge aan hem toebehoort.
Door getuige [getuige 2] is op 1 maart 2022 rond 00:15 uur in de [straatnaam 5] een auto gezien. Gelijk nadat [getuige 2] zag dat de lampen van de auto aan waren, zag hij dat er een persoon voor zijn woning langsliep. Deze persoon droeg een bivakmuts.
Medeverdachte [medeverdachte] heeft verklaard dat hij gebeld is door de verdachte en dat hij benzinegeld zou krijgen als hij meeging om spullen op te halen. [medeverdachte] heeft de verdachte thuis opgehaald en is gereden naar een straat, vlakbij het [locatie 2] in Uden. De verdachte wees hem de weg. [medeverdachte] heeft verder verklaard dat het gereedschap door de verdachte en hemzelf in de BMW is gezet.
Naar het oordeel van het hof zijn deze feiten en omstandigheden waaronder en waarin de verdachte en medeverdachte [medeverdachte] zijn aangetroffen en, zoals is vastgesteld, daarbij in het bijzonder de korte tijdspanne waarbinnen een en ander heeft plaatsgevonden sinds de waarnemingen door getuigen, in beginsel redengevend voor de conclusie dat de verdachte betrokken is geweest bij de diefstal van de bij hem in de auto aangetroffen goederen. Van de verdachte mag dan ook een aannemelijke, die redengevendheid ontzenuwende verklaring worden verlangd voor het voorhanden hebben van kort daarvoor uit een woning gestolen goederen.
Het hof is van oordeel dat de verdachte voor deze redengevende omstandigheden geen aannemelijke, die redengevendheid ontzenuwende, verklaring heeft gegeven.
Alvorens het hof daarop ingaat, overweegt het hof als volgt.
Anders dan de verdediging ziet het hof geen concrete steekhoudende argumenten om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaring van medeverdachte [medeverdachte] , zoals weergegeven in de bewijsmiddelen 12 en 13. [medeverdachte] heeft kort na zijn aanhouding een verklaring afgelegd. Het hof is van oordeel dat [medeverdachte] gedetailleerd heeft verklaard en dat zijn verklaring in belangrijke mate ook steun vindt in de overige bewijsmiddelen, waaronder de verklaring van getuige [getuige 1] en het relaas van de verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] . Ten slotte heeft [medeverdachte] in zijn verklaring ook zichzelf op onderdelen belast ten aanzien van het tenlastegelegde. Het hof ziet niet in wat het belang van [medeverdachte] is geweest bij zijn versie van de gebeurtenissen, anders dan het geven van openheid van zaken. Dat [medeverdachte] ook heeft verklaard dat hij niet bekend zou zijn geweest met de omstandigheid dat het adres alwaar is ingebroken het woonadres van zijn neef betrof, maakt dit – wat daar ook van zij – niet anders. Het hof ziet dan ook geen reden de verklaringen van [medeverdachte] als bewijsmiddel buiten beschouwing te laten.
De verdachte heeft verklaard dat hij kort voor de controle door verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] bij medeverdachte [medeverdachte] in de auto is gestapt, hij niet betrokken is geweest bij de diefstal van de aangetroffen goederen en dat hij geen bivakmuts – naar eigen zeggen betrof dit een gewone muts – bij zich had toen hij werd aangehouden.
Het hof hecht – gezien het vorenoverwogene en daarbij op grond van de bewijsmiddelen gedane vaststellingen – geen geloof aan de verklaring van de verdachte en schuift die terzijde. Daarbij overweegt het hof dat de verklaring van de verdachte dat hij geen bivakmuts bij zich had, wordt weerlegd, nu door getuige [getuige 2] omstreeks 00:15 uur is gezien dat de door hem waargenomen persoon (van wie het hof vaststelt dat het de verdachte betrof) die voor zijn woning langsliep (waarbij het hof aan de hand van openbare bron vaststelt dat deze woning gelegen is aan de [straatnaam 5] ) een bivakmuts droeg en door verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] op 1 maart 2022 omstreeks 00:28 uur (aldus korte tijd later) bij de verdachte een zwarte bivakmuts wordt aangetroffen. Aan de hand van de afbeelding in het dossier (pagina 14) stelt het hof vast dat de betreffende muts in het algemeen omschreven kan worden als een bivakmuts (het gehele hoofd bedekkend met een uitsparing bij de ogen).
Uit de verklaring van medeverdachte [medeverdachte] en de verklaring van de getuige [getuige 1] waaruit blijkt dat er sprake was van twee bij het inladen van de betreffende personenauto (BMW) betrokken personen, leidt het hof af dat twee personen vanuit de [straatnaam 5] in de BMW zijn weggereden en dat dit [medeverdachte] en de verdachte moeten zijn geweest. Niet is gebleken dat tijdens de rit vanaf de [straatnaam 5] waarbij [medeverdachte] en zijn passagier kennelijk snel ervandoor moesten en waarbij zij werden gevolgd door getuige [getuige 1] , er op enig moment is gestopt om een persoon uit te laten stappen. Evenmin is gebleken dat de verdachte zeer kort voordat de politie hen in de auto controleerde in de auto is ingestapt noch dat een passagier zou zijn uitgestapt. De verdachte heeft verklaard dat de politie de BMW staande hield nadat deze slechts enkele meters had gereden nadat hij was ingestapt. Niet is gebleken dat de getuige of de politie aldaar een derde persoon heeft waargenomen die zou zijn uitgestapt voordat de verdachte zou zijn ingestapt. Dit gevoegd bij de omstandigheid dat de getuige [getuige 1] de BMW tijdens de achtervolging slechts korte tijd uit het oog is verloren (naar schatting van de getuige tussen de 30 en 60 seconden) maakt dat het hof de verklaring van de verdachte dat hij pas zeer kort voordat de politie de BMW staande hield, in de BMW is gestapt als volstrekt ongeloofwaardig en dus onaannemelijk ter zijde schuift. Aan dit alles doet ten slotte niet af dat [getuige 1] geen duidelijk signalement van de door hem waargenomen personen heeft kunnen geven, zoals door de verdediging naar voren is gebracht.
Op grond van de feiten en omstandigheden als vervat in de gebezigde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd, laat het voorgaande naar het oordeel van het hof geen andere conclusie toe dan dat de verdachte als pleger betrokken is geweest bij de diefstal van het (kort gezegd) gereedschap en het horloge. Anders dan de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat het bewijs ervoor tekortschiet om vast te stellen dat de verdachte dit feit tezamen en in vereniging met een ander heeft begaan. Het hof zal de verdachte derhalve vrijspreken van het medeplegen
Het hof verwerpt mitsdien het tot vrijspraak strekkende verweer van de verdediging in al zijn onderdelen.
Resumerend acht het hof, op grond van het vorenoverwogene en de gebezigde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan zoals in de bewezenverklaring is vermeld.
Op te leggen straf
Het hof heeft bij het bepalen van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan inbraak in een woning. De verdachte heeft op 1 maart 2022 meerdere goederen weggenomen uit een woning gelegen aan de [straatnaam 1] te Uden. Door op deze wijze te handelen heeft de verdachte op grove wijze inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht van een ander. Daarnaast is door het bewezenverklaarde handelen schade veroorzaakt. Voorts veroorzaken inbraken gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving. De verdachte heeft zich van dat alles niets aangetrokken en heeft slechts gehandeld uit oogpunt van eigen financieel gewin. Dit wordt de verdachte door het hof zwaar aangerekend.
Het hof heeft acht geslagen op de inhoud van het uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 7 oktober 2022, betrekking hebbende op het justitieel verleden van de verdachte, waaruit blijkt dat hij reeds eerder onherroepelijk is veroordeeld ter zake van vermogensdelicten, doch dat dit hem er kennelijk niet van heeft weerhouden wederom een strafbaar feit te begaan.
Voorts heeft het hof gelet op de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting is gebleken. Ten overstaan van het hof is door de verdachte aangevoerd dat hij momenteel zorgt voor zijn zieke vader en dat hij om die reden bij hem inwoont, dat hij een uitkering ontvangt en geen verslavingen heeft.
Naar het oordeel van het hof kan – gelet op de ernst van de feiten en de omstandigheid dat de verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld ter zake van soortgelijke misdrijven – niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt.
Alles afwegende acht het hof een gevangenisstraf voor de duur van 210 dagen, waarvan 59 dagen voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest en met een proeftijd van 2 jaren passend en geboden.
Met oplegging van deze gedeeltelijke voorwaardelijke gevangenisstraf wordt enerzijds de ernst van het bewezenverklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Opheffing van de voorlopige hechtenis
De verdachte is op 1 maart 2022 in verzekering gesteld. De voorlopige hechtenis is bij beschikking van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 28 juli 2022 met ingang van 29 juli 2022 geschorst. Tot het moment van de schorsing zat de verdachte in totaal 151 dagen in de voorlopige hechtenis. Gelet op het feit dat het hof aan de verdachte bij arrest thans een gevangenisstraf voor de duur van 210 dagen, waarvan 59 dagen voorwaardelijk heeft opgelegd en het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan het voorarrest, zal het hof het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van 7 december 2022 opheffen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 62, 63, 311 en 447e van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.
BESLISSING
Het hof:
verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 2 tenlastegelegde;
vernietigthet vonnis waarvan beroep – voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen –
ten aanzien van de opgelegde straf uitsluitend voor het onder feit 1 primair bewezenverklaardeen doet in zoverre opnieuw recht;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
210 (tweehonderdtien) dagen;
bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
59 (negenenvijftig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
heft ophet reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis;
bevestigthet vonnis waarvan beroep voor het overige, met inachtneming van hetgeen hiervoor is overwogen
Aldus gewezen door:
mr. W.F. Koolen, voorzitter,
mr. M.L.P. van Cruchten en mr. G.M. Goes, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. M. Peperkamp, griffier,
en op 7 december 2022 ter openbare terechtzitting uitgesproken.