Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer 7329852 CV EXPL 18-7654)
2.Het geding in hoger beroep
- de dagvaarding in hoger beroep;
- het tegen [geïntimeerde] verleende verstek;
- de door [appellant] genomen memorie van grieven
- het ambtshalve royement van de zaak omdat [appellant] , na tweemaal daartoe uitstel te hebben verkregen, de gedingstukken niet heeft overgelegd;
- de Rol-/Archiefkaart, waaruit blijkt dat [appellant] de zaak op 23 november 2021 opnieuw heeft geïntroduceerd en kenbaar heeft gemaakt dat hij de zaak wil hervatten;
- het H2-formulier van 17 december 2021, waarbij [geïntimeerde] het verstek heeft gezuiverd;
- de door [geïntimeerde] genomen memorie van antwoord met producties 1 tot en met 10.
3.De beoordeling
- a. Bij voorschotbeschikking van 11 december 2009 heeft de belastingdienst aan [geïntimeerde] een voorschot van € 10.639,-- toegekend op de kinderopvangtoeslag voor 2009 (€ 886,56 per maand) voor haar [dochter].
- b. Bij brief van 31 augustus 2010 heeft de belastingdienst aan [geïntimeerde] gevraagd om ten behoeve van de berekening van haar definitieve kinderopvangtoeslag over 2009 een overzicht te sturen van de door haar daadwerkelijk gemaakte kinderopvangkosten over 2009. [geïntimeerde] heeft niet gereageerd op die brief.
- c. Bij beschikking van 24 december 2010 heeft de belastingdienst bepaald dat [geïntimeerde] , omdat zij niet heeft voldaan aan het herhaald verzoek om informatie op te sturen over de daadwerkelijk gemaakte opvangkosten in 2009, geen recht heeft op kinderopvangtoeslag 2009 en dat zij het voorschot kinderopvangtoeslag 2009 moet terugbetalen.
- d. [geïntimeerde] heeft tegen de beschikking van 24 december 2020 een op 9 januari 2011 gedateerd bezwaarschrift ingediend bij de belastingdienst.
- e. Bij beslissing op bezwaar van 15 maart 2012 heeft de belastingdienst het bezwaar van [geïntimeerde] tegen de beschikking van 24 december 2010 ongegrond verklaard.
- f. Daarnaast heeft de belastingdienst bij beschikking van 14 maart 2012 het voorschot kinderopvangtoeslag 2009 van [geïntimeerde] gewijzigd en op € 0,-- vastgesteld.
- g. In verband met de hiervoor genoemde beslissing op bezwaar van 15 maart 2012 en beschikking van 14 maart 2012 heeft de belastingdienst bij brief van 13 maart 2012 aan [geïntimeerde] meegedeeld dat het bedrag dat zij moet terugbetalen € 11.609,-- bedraagt en dat, als [geïntimeerde] dit bedrag niet kan betalen, het bedrag verrekend wordt met het voorschot kinderopvangtoeslag 2012 van [geïntimeerde] .
- h. Bij beschikking van 3 april 2012 heeft de belastingdienst de definitieve kinderopvangtoeslag van [geïntimeerde] over 2009 vastgesteld. Deze beschikking bevindt zich niet bij de aan het hof overgelegde stukken, maar is onder meer genoemd in de producties 8, 13 en 23 bij de inleidende dagvaarding. Bij de beschikking van 3 april 2012 is de definitieve kinderopvangtoeslag van [geïntimeerde] over 2009 op € 0,-- vastgesteld.
- i. [appellant] was in 2012 advocaat te [plaats].
- j. Tussen [geïntimeerde] als opdrachtgever en [appellant] als opdrachtnemer is in de tweede helft van april 2012 een overeenkomst van opdracht gesloten die inhield dat [appellant] namens [geïntimeerde] (1) een beroepsprocedure zou voeren bij de rechtbank tegen de beslissing op bezwaar van 15 maart 2012 en (2) een bezwaarprocedure zou voeren bij de belastingdienst tegen de beschikking van 3 april 2012 tot op nihilstelling van de definitieve kinderopvangtoeslag over 2009.
- k. [appellant] heeft namens [geïntimeerde] beroep ingesteld tegen de beslissing op bezwaar van 15 maart 2012. De rechtbank Roermond, afdeling Bestuursrecht, heeft dat beroep bij uitspraak van 4 juli 2012 niet-ontvankelijk verklaard omdat het beroepschrift geen beroepsgronden bevat en geen gebruik is gemaakt van de door de rechtbank gegeven mogelijkheid om dit verzuim binnen vier weken te herstellen.
- l. [appellant] heeft namens [geïntimeerde] pro forma bezwaar gemaakt bij de belastingdienst tegen de beschikking van 3 april 2012, en aangekondigd dat hij de gronden en stukken die het bezwaar zullen onderbouwen, zo spoedig mogelijk zal nazenden. [appellant] heeft echter de inhoudelijke gronden van het bezwaar niet ingediend. De belastingdienst heeft het bezwaar vervolgens niet-ontvankelijk verklaard bij beslissing op bezwaar van 26 juni 2013 (niet overgelegd in dit hoger beroep, maar genoemd in productie 23 bij de inleidende dagvaarding). Tegen die beslissing op bezwaar is beroep ingesteld, welk beroep eveneens niet-ontvankelijk is verklaard (zo blijkt uit productie 23 bij de inleidende dagvaarding).
- m. Bij brief van 4 juni 2018 heeft de huidige advocaat van [geïntimeerde] aan [appellant] meegedeeld dat [appellant] tekort is geschoten in de nakoming van de door hem in 2012 met [geïntimeerde] gesloten overeenkomst van opdracht, door in de hiervoor onder k genoemde beroepsprocedure geen beroepsgronden in te dienen en door in de hiervoor onder l genoemde bezwaarschriftprocedure geen gronden van het bezwaar in te dienen. [appellant] is in de brief aansprakelijk gesteld voor de schade, die in de brief voorshands is begroot op € 11.609,-- te vermeerderen met rente en kosten.
- [appellant] heeft als meest verstrekkend verweer aangevoerd dat hij met [geïntimeerde] op 4 juni 2012 een overeenkomst heeft gesloten die inhield dat [appellant] met onmiddellijke ingang volledig zou stoppen met het verrichten van werkzaamheden voor [geïntimeerde] terzake de kinderopvangtoeslag over 2009. Volgens [appellant] is de vordering die [geïntimeerde] op hem stelt te hebben, 5 jaar na het sluiten van die overeenkomst, dus op 4 juni 2017, verjaard (rov. 4.1).
- [geïntimeerde] heeft betwist dat zij de door [appellant] gestelde beëindigingsovereenkomst heeft gesloten (rov. 4.2).
- Er moet helderheid gekregen worden over de vraag of [geïntimeerde] de beëindigingsovereenkomst heeft ondertekend. Daarom moet, zoals ter zitting met partijen besproken, een handschriftdeskundige benoemd worden (rov. 4.3).
- De handschriftdeskundige heeft geconcludeerd dat op basis van het aan haar ter beschikking gestelde materiaal zeer veel steun bestaat voor de valsheidshypothese of nabootsingshypothese dat de betwiste handtekening geen echte handtekening is van [geïntimeerde] (rov. 2.1).
- De kantonrechter neemt de bevindingen van de handschriftdeskundige over (rov. 2.2).
- Er is dus niet komen vast te staan dat partijen de door [appellant] gestelde beëindigingsovereenkomst van 4 juni 2012 hebben gesloten. Dit brengt mee dat [appellant] jegens [geïntimeerde] tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst van opdracht door het niet indienen van de inhoudelijke gronden bij de rechtbank en bij de belastingdienst (rov. 2.3).
- Het beroep van [appellant] op verjaring van de vordering van [geïntimeerde] moet worden verworpen (rov. 2.6 en 2.7).
- [appellant] is dus aansprakelijk voor de schade die [geïntimeerde] door de beroepsfout van [appellant] heeft geleden (rov. 2.8).
- Er is komen vast te staan dat de door [geïntimeerde] geleden schade niet zou zijn ingetreden als [appellant] de gronden van het beroep en van het bezwaar wel tijdig zou hebben ingediend (rov. 2.10 tot en met 2.13).
- De vordering van [geïntimeerde] moet dus worden toegewezen (rov. 2.14).
- Nota opvang [dochter] december 2008
- Nota opvang [dochter] februari 2009
- Nota opvang [dochter] maart 2009
- Nota opvang [dochter] april 2009
- Nota opvang [dochter] mei 2009
- Nota opvang [dochter] juni 2009
- Nota opvang [dochter] juli 2009
- Nota opvang [dochter] augustus 2009
- Nota opvang [dochter] sept. 2009
- Nota opvang [dochter] oktober 2009
- Nota opvang [dochter] november 09
- Nota opvang [dochter] demb. 2009”
“niet via het gastouderbureau”aan kinderopvang heeft besteed, en dat zij om die reden de kinderopvangtoeslag moet terugbetalen. [geïntimeerde] heeft in de memorie van antwoord (blz. 4) gesteld dat de betalingen voor de opvang van kinderen in de periode tot en met 2009 rechtstreeks aan de gastouders betaald moesten worden, dat dit met ingang van (1 april) 2010 gewijzigd is en dat pas na die wijziging de betalingen aan de gastouders via het gastouderbureau moesten verlopen. Volgens [geïntimeerde] brengt het feit dat zij in 2009 rechtstreeks betalingen heeft gedaan aan de gastouders (en niet via het gastouderbureau) dus niet mee dat zij de kinderopvangtoeslag moet terugbetalen. [appellant] heeft nog niet op deze stelling gereageerd. Het hof zal [appellant] in de gelegenheid stellen om dat te doen bij de door hem te nemen memorie na tussenarrest.
“de op briefpapier van Mr. Nosey geprinte en door Mr. Nosey ondertekende jaaropgave 2009 inclusief de