ECLI:NL:GHSHE:2022:4177

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
6 december 2022
Publicatiedatum
6 december 2022
Zaaknummer
200.281.234_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroepsaansprakelijkheid van een advocaat en het ontbreken van causaal verband met de geleden schade

In deze zaak gaat het om de beroepsaansprakelijkheid van een advocaat, [geïntimeerde], die [appellant] bijstond in een procedure tegen Stichting De Thuiskopie. [appellant] had eerder een verstekvonnis gekregen van de rechtbank 's-Gravenhage, waarin hij werd veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 7.221,00 en tot het doen van opgaven over de invoer van gegevensdragers, met verbeurte van dwangsommen bij niet-naleving. Na het verzet tegen dit vonnis, dat door de rechtbank werd afgewezen, heeft [appellant] [geïntimeerde] aangeklaagd voor schadevergoeding, stellende dat deze tekortgeschoten was in zijn zorgplicht als advocaat. Het hof heeft in hoger beroep de grieven van [appellant] verworpen en geoordeeld dat er geen causaal verband bestaat tussen de verweten tekortkomingen van [geïntimeerde] en de door [appellant] geleden schade. Het hof concludeert dat [appellant] zelf verantwoordelijk is voor zijn keuzes en dat de schade die hij heeft geleden niet kan worden toegerekend aan de advocaat. Het hof bekrachtigt het vonnis van de rechtbank en veroordeelt [appellant] in de proceskosten van het hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team Handelsrecht
zaaknummer 200.281.234/01
arrest van 6 december 2022
in de zaak van
[appellant],
wonende te [woonplaats] ,
appellant,
hierna aan te duiden als [appellant] ,
advocaat: mr. A.F.G. Pennino te Kerkrade,
tegen
[geïntimeerde] ,
wonende te [woonplaats] ,
geïntimeerde,
hierna aan te duiden als [geïntimeerde] ,
advocaat: mr. A.K. Sjouw te 's-Gravenhage,
als vervolg op het door het hof gewezen tussenarrest van 15 september 2020 in het hoger beroep van het door de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, onder zaaknummer C/03/262515 / HA ZA 19-175 gewezen vonnis van 22 april 2020.

5.Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenarrest van 15 september 2020 waarbij het hof een mondelinge behandeling na aanbrengen heeft gelast;
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling na aanbrengen van 18 november 2020;
  • de memorie van grieven met producties;
  • de memorie van antwoord.
Het hof heeft daarna een datum voor arrest bepaald. Het hof doet recht op bovenvermelde stukken en de stukken van de eerste aanleg

6.De beoordeling

De feiten
6.1.
In dit hoger beroep kan worden uitgegaan van de volgende feiten.
6.1.1.
[geïntimeerde] heeft [appellant] bij brief van 8 februari 2008, voor zover hier van belang, als volgt bericht:
“(...) Voor de goede orde bevestig [toevoeging hof; ik] U hierbij nog dat U mij de opdracht hebt verstrekt om U in een procedure bij te staan tegen Stichting De Thuiskopie.
De wederpartij heeft beslag laten [toevoeging hof: leggen] op Uw onroerende zaken en op Uw bankrekeningen. (...)
Zoals wij besproken hebben zal ik onderzoek doen naar Uw mogelijkheden om verweer te voeren tegen de nog te ontvangen dagvaarding en zo mogelijk om het beslag te doen opheffen.
Op deze werkzaamheden zijn de Algemene Voorwaarden van Vondenhoff Sijben Advocaten van toepassing. (…)”
6.1.2.
Artikel 1 van de Algemene Voorwaarden Vondenhoff Sijben Advocaten luidt, voor zover van belang, als volgt:
“(...) Onder opdrachtnemer wordt verstaan: uitsluitend de maatschap Vondenhoff Sijben Advocaten. De artikelen 7:404 en 7:407, lid 2 van het Burgerlijk Wetboek blijven buiten toepassing. (...)”
6.1.3.
[appellant] is (tezamen met zijn echtgenote [persoon A] ) bij, uitvoerbaar bij voorraad verklaard, verstekvonnis van 9 april 2008 door de rechtbank ’s-Gravenhage op vordering van stichting De Thuiskopie (hierna Thuiskopie) veroordeeld (i) om aan Thuiskopie € 7.221,00 te voldoen in verband met naheffingskosten over de aanschaf door [appellant] van 14.500 geïmporteerde datadragers uit België en (ii) om binnen veertien dagen na betekening van het vonnis volledige en gespecificeerde opgaaf te doen van het aantal in Nederland geïmporteerde en verhandelde gegevensdragers vergezeld van alle facturen en andere bescheiden alsmede een verklaring van een registeraccountant, een en ander op straffe van een dwangsom van € 2000,00 per dag dat [appellant] hiermee in gebreke is en (iii) zich te geheel onthouden van het importeren of verhandelen van blanco gegevensdragers waarover geen opgave is gedaan op straffe van een dwangsom van € 250,00 per gegevensdrager dan wel € 2000,00 per dag dat het verbod wordt overtreden.
6.1.4.
Thuiskopie is een rechtspersoon die op grond van art. 16 Auteurswet is belast met de inning en de verdeling van de vergoeding die de fabrikant of importeur van blanco beeld- of geluidsdragers verschuldigd is op grond van art. 16c Auteurswet (de zogenaamde thuiskopievergoeding).
6.1.5.
[geïntimeerde] heeft namens [appellant] op 23 mei 2008 een verzetdagvaarding laten uitbrengen. Daarin is het verweer gevoerd dat [appellant] geen naheffing thuiskopievergoeding verschuldigd was, omdat alle door hem gekochte gegevensdragers voor eigen gebruik waren bestemd. Voorts werd door [appellant] de hoogte van de vordering betwist.
6.1.6.
In de verzetprocedure heeft [appellant] een brief overgelegd van zijn medewerkster, [persoon B] (hierna: [persoon B] ).
6.1.7.
De in 6.1.5 genoemde verweren zijn door de rechtbank Den Haag bij vonnis in verzet van 14 januari 2009 verworpen. Ten aanzien van het eerste verweer heeft de rechtbank overwogen dat het op de weg van [appellant] had gelegen te stellen hoeveel dragers hij heeft geïmporteerd en welk aantal daarvan is aangewend voor eigen gebruik. Met betrekking tot het tweede verweer is door de rechtbank overwogen dat de ongespecificeerde betwisting van alle facturen niet volstaat.
De rechtbank Den Haag heeft bij voormeld vonnis onder meer, voor zover hier van belang, als volgt geoordeeld:
“(…)
5.2.
veroordeelt [appellant] tot betaling aan Thuiskopie van een bedrag van € 7.221 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 22 januari 2007;
5.3.
veroordeelt [appellant] om binnen een maand na betekening van dit vonnis aan Thuiskopie volledig en gespecificeerd opgave te doen van het aantal door hem in Nederland geïmporteerde en verhandelde blanco informatiedragers, met vermelding van soort, aantal, opslagcapaciteit en/of speelduur, op verbeurte van een dwangsom van € 2.000 voor iedere dag dat [appellant] in gebreke is met de naleving hiervan;
5.4.
beveelt [appellant] de onder 5.3 bedoelde opgave vergezeld te doen gaan van een verklaring van een accountant (RA of AA) die ertoe strekt dat hij aan de hand van de boeken en voorraden van [appellant] heeft vastgesteld dat deze opgave juist en volledig is, op verbeurte van een dwangsom van € 2.000 voor iedere dag dat [appellant] in gebreke is met de naleving hiervan;
5.5.
verbiedt [appellant] om, voor eigen rekening of voor rekening van een ander, blanco informatiedragers in Nederland te importeren of te verhandelen waarover geen opgave is gedaan en/of niet de verschuldigde thuiskopievergoeding aan Thuiskopie is voldaan, op verbeurte van een dwangsom van € 250 voor iedere blanco informatiedrager die in strijd met dit verbod geïmporteerd of verhandeld wordt, dan wel, naar keuze van Thuiskopie, een dwangsom van € 2.000 voor elke dag dat in strijd met dit verbod wordt gehandeld, een en ander onverminderd de aanspraak van Thuiskopie op de verschuldigde thuiskopievergoeding over de geïmporteerde en/of verhandelde blanco informatiedragers; (...)”
6.1.8.
[geïntimeerde] heeft als productie 5 bij de conclusie van antwoord een brief van 20 januari 2009 in het geding gebracht die, voor zover hier van belang, als volgt luidt:
“(...) Bijgaand doe ik u het vonnis van de rechtbank Den Haag toekomen (...).
Ik adviseer U echter niet in hoger beroep te gaan aangezien U geen sterke zaak heeft.
Wel adviseer ik U een registeraccountant opdracht te geven om het aantal gegevensdragers dat U heeft ingevoerd en verkocht vast te leggen, zodat U niet de dwangsom verbeurt uit het vonnis. (...)”
6.1.9.
[appellant] bericht [geïntimeerde] bij brief van 23 januari 2009 onder meer als volgt:
“(...)
Ik (denk van wel) weet nog niet of we toch maar in hoger beroep moeten gaan.
Ten eerste nemen ze in dat vonnis gewoon maar aan dat (...).
Ook het aannemen dat [persoon B] een medewerkster zou zijn is uit de lucht gegrepen, zowel door hun als door mij. Ik heb zelf die brief verzonnen, een probeersel om van de zeik af te komen. Wist ik veel?
(...)”
6.1.10.
Het verzetvonnis van 14 januari 2009 is op 22 januari 2009 aan [appellant] betekend. Op 13 februari 2009 heeft vervolgens betekening plaatsgevonden aan [appellant] van de grosse van voormeld vonnis en is hem aangezegd dat hij heeft verzuimd aan dat vonnis te voldoen en dat hij als gevolg daarvan per 12 februari 2009 dwangsommen heeft verbeurd ter hoogte van € 42.000,00. Bij exploot van 25 maart 2009 heeft aanzegging plaatsgevonden van het verbeuren van dwangsommen wegens niet voldoening aan meergenoemd vonnis per 20 maart 2009 ter hoogte van € 218.000,00.
6.1.11.
De advocaat van Thuiskopie bericht [geïntimeerde] bij brief van 8 april 2009, voor zover hier van belang, als volgt:
“(...)
Hieronder kom ik terug op uw fax van gisteren.
Stichting de Thuiskopie zal de ten laste van [appellant] gelegde executoriale beslagen pas opheffen, zodra (1.) [appellant] aan onderdelen 5.3 en 5.4 van het vonnis van 14 januari 2009 van de Rechtbank Den Haag voldoet (kort gezegd de verplichting tot doen van volledige opgave) dan wel (2.) een passend voorstel, waardoor Stichting de Thuiskopie van deze opgave vordering (en tenuitvoerlegging van verbeurde dwangsommen) af zou willen zien.
(...) Omdat u eerder te kennen gaf dat [appellant] nauwelijks over financiële middelen beschikt (...), verzoekt Stichting de Thuiskopie [appellant] om haar inzicht te verschaffen in de overwaarde op de door haar executoriaal beslagen panden (...).”
6.1.12.
[geïntimeerde] is hierop ten behoeve van [appellant] onderhandelingen met Thuiskopie gestart. De gemachtigde van Thuiskopie bericht [geïntimeerde] bij brief van 10 april 2009, voor zover hier van belang, hierop als volgt:
“(...) bericht ik u hierdoor dat Stichting de Thuiskopie niet instemt met uw voorstellen van gisteren.
(...)
Louter om tijd te besparen is Stichting de Thuiskopie bereid:
(1.) [appellant] terzake van zijn verplichtingen op grond van het vonnis van 14 januari 2009 (...) (met uitzondering uiteraard van het verbod in onderdeel 5.5 (...)) finale kwijting te verlenen en alle beslagen op te heffen, indien [appellant] Stichting de Thuiskopie een bedrag van € 25.000,- ineens betaalt (bestaande uit de geldvorderingen van Stichting de Thuiskopie op [appellant] en een compensatie van Stichting de Thuiskopie voor het afzien van de opgave); óf
(2.) het beslag op het pand (...) op te heffen als [appellant] voldoet aan de onderdelen 5.1 en 5.6 van het vonnis (betaling hoofdsom, wettelijke rente en proceskosten). In dit geval zal [appellant] geen finale kwijting worden verleend (...)”
6.1.13.
[geïntimeerde] bericht de gemachtigde van Thuiskopie, voor zover van belang, bij brief van 12 mei 2009 het volgende:
“(…) Cliënt kiest voor optie twee en wel doorhaling en opheffing van het beslag op het pand (...) en voldoening van de hoofdsom wettelijke rente en proceskosten. De heer [appellant] begrijpt dat geen finale kwijting wordt verleend en dat de procedure in hoger beroep moet worden voortgezet. (...)”
6.1.14.
[geïntimeerde] heeft [appellant] bij e-mail van 9 juni 2009 als volgt bericht:
“(...)Hierbij bevestig ik dat mijn nota is voldaan en dat ik in hoger beroep voor U zal procederen. Wellicht is het verstandig om op korte termijn en wel binnen twee weken een afspraak te mijnen kantore te plannen om de voorgang van Uw zaak te bespreken. (...)”
6.1.15.
[geïntimeerde] heeft namens [appellant] hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank ’s-Gravenhage. Het gerechtshof ’s-Gravenhage heeft op 29 maart 2011, voor zover hier van belang, als volgt geoordeeld:
“(...) vernietigt het tussen enerzijds Thuiskopie en anderzijds [appellant] en [persoon A] gewezen
vonnis van de rechtbank ‘s-Gravenhage van 14 januari 2009, doch uitsluitend wat
betreft:
a.
a) het niet toepassen van een maximering bij de dwangsomveroordelingen
onder 5.3, 5.4 en 5.5 van het dictum;
b) de hoogte van de dwangsomveroordelingen onder 5.5 van het dictum;
(...)
* bepaalt dat bij overtreding van de onder 5.3 van het dictum van voormeld vonnis uitgesproken veroordeling [appellant] over de periode van betekening van dat vonnis tot heden boven het bedrag van € 20.000,- geen dwangsommen meer verbeurt en over de periode vanaf ondertekening van dit arrest boven het bedrag van € 40.000,- geen dwangsommen meer verbeurt;
* bepaalt dat bij overtreding van het 5.4 van voornoemd vonnis gegeven bevel [appellant] over de periode van de betekening van dat vonnis tot heden boven het bedrag van € 20.000,- geen dwangsommen meer verbeurt en over de periode vanaf de ondertekening van dit arrest boven het bedrag van € 40.000,- geen dwangsommen meer verbeurt;
* bepaalt dat [appellant] een dwangsom van € 5,- verbeurt voor iedere blanco informatiedrager die in strijd met het onder 5.5. van het dictum van voornoemd vonnis gegeven verbod geïmporteerd of verkocht wordt, dan wel naar keuze van Thuiskopie, een dwangsom van € 25,- voor elke dag dat hij in gebreke is met de naleving van dat verbod, en bepaalt dat [appellant] boven het bedrag van € 5.000,- geen dwangsommen wegens overtreding van dat verbod verbeurt; (...)”
6.1.16.
[geïntimeerde] bericht [appellant] bij e-mail van 4 april 2011, voor zover hier van belang, als volgt:
“(...) de hoger beroepsprocedure tegen de Stichting De Thuiskopie is verloren (...). Dit houdt in dat U datgene moet doen dan wel betalen zoals opgenomen is in het arrest op pagina 12.
(...)
Ik adviseer U niet in cassatie te gaan, maar laat deze keuze verder aan U. Indien u nadere uitleg wilt over het arrest en de gevolgen voor U, dan kunt U een afspraak maken met mijn secretaresse.
Ik wijs er volledigheidshalve op dat U niet mijn volledige honorarium heeft betaald en dat U tot betaling dient over te gaan alvorens er een afspraak met U zal worden gemaakt. (...)”
6.1.17.
[geïntimeerde] bericht de gemachtigde van Thuiskopie bij e-mail van 27 april 2011, voor zover hier van belang, als volgt:
“Het arrest (...) d.d. 29 maart 2011 is door cliënten ontvangen. In totaal dienen cliënten een bedrag van € 40.008,96 te betalen. U heeft al betalingen ad € 13.044,35 in mindering gebracht op de totale hoofdsom van meer dan € 50.000,00.
Cliënten willen voorstellen om een afbetalingsregeling te treffen. Zij bieden aan om ineens een bedrag van € 20.000,00 te betalen tegen finale kwijting over en weer. Dit bedrag ad € 20.000,00 kunnen zij betalen op het moment dat de huisbankier een hypothecaire lening verstrekt op de eigen woning. (...)”
6.1.18.
[geïntimeerde] heeft [appellant] bij e-mail van 27 april 2011 onder meer als volgt bericht:
“(...) Hierbij kom ik terug op onze bespreking van gisteren, dinsdag 26 april 2011.
Ik adviseerde U (...) om niet in cassatie te gaan. (...)
Overigens schat ik ook in dat U weinig kans maakt omdat wij niet tot bewijs hebben kunnen komen dat U geen gegevensdragers hebt gehad waarover de nodige belastingen zijn geheven. Dit houdt dus in dat U in feite verkeerd bent. (...)”
6.1.19.
De gemachtigde van Thuiskopie bericht [appellant] bij brief van 22 augustus 2011, voor zover hier van belang, als volgt:
“(...) Van onze advocaat heb ik begrepen dat onderhandelingen naar aanleiding van haar laatste brief van 26 juli 2011 aan uw advocaat helaas niet tot stand zijn gekomen. Wij overwegen nu dan ook om de executie van het arrest van 29 maart 2011 voort te zetten en het beslagen pand aan de [adres] openbaar te verkopen. (...) ben ik bereid–u - ter afwending van deze verkoop - het volgende voorstel te doen:
U betaalt aan Stichting de Thuiskopie uiterlijk op 15 september 2011 een bedrag van € 50.000.-, bestaande uit verbeurde dwangsommen en de door Stichting de Thuiskopie gemaakte kosten in hoger beroep. (...) bent u gekweten van (...) verbeurde dwangsommen (in totaal € 120.000,-) en de kostenveroordeling. Voorts zal na betaling (...) het beslag op het pand aan de [adres] worden opgeheven.”
6.1.20.
[appellant] bericht [geïntimeerde] in een e-mail van 23 augustus 2011 onder meer als volgt:
“Brief voorstel. Vertel dat we nergens een lening krijgen ivm BKR en ons huwelijk al op de klippen staat en dat we proberen om 20.000 bij de Rabobank te lenen.
En bij aanhouden 50.000 = voorzieningen rechterzaak zal worden!!! (...)
De verbeurde dwangsommen staan in het niet t.o. de “overtreding” De zaak (Microtech) een te kleine zaak is om zulke hoeveelheden datadragers te kunnen verkopen, en niet in staat zijn een accountants-onderzoek te starten wegens de extreem hoge kosten daaraan verbonden.
En jij ons daarvan afgeraden hebt, bovendien (...).”
6.1.21.
Bij brief van 15 september 2011 bericht de advocate van Thuiskopie [geïntimeerde] , voor zover hier van belang, als volgt:
“(...) Voor de volledigheid zend ik u hierbij een brief van Stichting de Thuiskopie aan de heer [appellant] van 22 augustus 2011 met daarin een schikkingsvoorstel aan [appellant] . Stichting de Thuiskopie heeft hier geen reactie op gekregen. Omdat dus noch met u noch met [appellant] daadwerkelijke schikkingsonderhandelingen tot stand zijn gekomen, is het geduld van Stichting de Thuiskopie inmiddels op. (...)”
6.1.22.
[appellant] bericht [geïntimeerde] in een e-mail van 17 september 2011 onder meer als volgt:
“(...) Dat ik nergens kan lenen, en dat 50 mille veel te overdreven zou zijn: staat niet in verhouding met het werkelijke verkocht aantal datadragers, dat ik geen inkomen meer heb als het pand “weg” is en dan naar de soc. dienst moet !
(...) mijn vrouw me de schuld geeft dat ik toen de 7 mille niet heb betaald. Het was toen ook al zo dat ik die al niet kon betalen en het probleem probeerde voor me uit te schuiven (...).
(…) geheel geruïneerd door een wet waar ik niet eens van af wist. (...)”
6.1.23.
In een e-mail van 24 oktober 2011 bericht de advocaat van Thuiskopie [geïntimeerde] onder meer als volgt:
“(...)
Niettemin is Stichting de Thuiskopie coulancehalve bereid het volgende voorstel te doen (...):
- [appellant] krijgt drie maanden de tijd om zijn pand (...) te verkopen. Uit de opbrengst daarvan betaalt hij (...) € 50.000 aan Stichting de Thuiskopie in verband met verbeurde dwangsommen (...)
- Indien [appellant] niet binnen 3 maanden mocht slagen in bovenstaande verkoop, dan zal Stichting de Thuiskopie over gaan tot openbare veiling van het pand in welk geval zij – indien [appellant] zich tegen deze veiling niet verzet en zich bij de uitkomst van de procedure neerlegt – bereid is genoegen te nemen met een bedrag van € 70.000 aan verbeurde dwangsommen uit de verkoopopbrengst, te vermeerderen met de kosten van openbare verkoop die Stichting de Thuiskopie in dat geval moet maken.
Gaarne verneem ik binnen 7 dagen na heden van u of [appellant] met bovenstaand voorstel instemt, (...)”
6.1.24.
[appellant] bericht [geïntimeerde] in een e-mail van 27 oktober 2011 onder meer als volgt:
“(...) Vertel haar maar dat iker voor ga, de bodem-procedure met kort geding, maar nu nog niet * zie tactiek (...)
Tactiek:
Lijkt me zo dat we gewoon zog. proberen het huis binnen 3 maanden te verkopen, en dan alsnog de procedure op te starten, dan heb ik het geld bij elkaar door verkoop van de auto’s. Ik vecht voor mijn oudedagsreserve !! (...)”
6.1.25.
[appellant] bericht [geïntimeerde] bij e-mail van 8 november 2011 onder meer als volgt:
“(...) Ik neem aan dat het huis dan toch niet verkocht raakt, en dat we die shit onredelijke 50.000 dan ook niet hoeven neer te tellen. Immers hebben die gasten al 14 mille bij de oren (ook al niet eerlijk). (...)”
6.1.26.
[geïntimeerde] heeft Thuiskopie bij brief van 8 november 2011 als volgt bericht:
“(...) Inmiddels heb ik overleg gehad met de heer [appellant] en kan ik U berichten dat hij instemt met Uw voorstel om zijn pand gedurende drie maanden te koop te zetten. Uit de verkoopopbrengst zal hij aan Stichting De Thuiskopie € 50.000,00 voldoen. (...)”
6.1.27.
[appellant] bericht [geïntimeerde] bij e-mail van 9 november 2011 als volgt:
“(...)Weet je wat, ga die vrouw eens vertellen dat die 50.000 wel eens voldoende moet zijn (...) die schweinebande. Gratis en voor niks ontvangen die zoveel geld van een arme sloeber (...) Ga ik niet mee accoord dan maar langslepende procedure. Al hou ik straks niks meer over !!!”
6.1.28.
In een e-mail van 11 november 2011 (10:42) bericht [geïntimeerde] [appellant] , onder meer, als volgt:
“(...) Bijgaand zend ik U een afschrift van het e-mailbericht van de advocaat van de wederpartij.
Met klem adviseer ik U in te stemmen met dit voorstel. Zoals ik U aan heb gegeven kunt U een procedure voeren, maar schat ik de slagingskansen erg laag in. Om nog grotere schade te voorkomen adviseer ik U dan ook om in te stemmen met dit voorstel. (...)”
6.1.29.
[appellant] reageert vervolgens hierop in een e-mail van 11 november 2011 (11.56) onder meer als volgt:
“(...) Ik ben noodgedwongen HUN optie’s te nemen?
Ik kan toch ook wel iets eisen, het is tenslotte mijn (ons) leven (...)Voor maar 7000 euro !!!
Bij e-mail van diezelfde datum (13.29) schrijft [appellant] onder meer het navolgende:
“(...) Ik kan nog steeds die 50.000 euro BOETE niet versmachten.
Waanzin gewoon; ook al weet ik dat ik slappe papieren heb (...)”
6.1.30.
Bij brief van 25 april 2012 heeft [appellant] een klacht tegen [geïntimeerde] ingediend bij de Raad van Discipline.
6.1.31.
De Raad van Discipline heeft bij beslissing van 8 april 2013 de klachtonderdelen (groten)deels gegrond verklaard en de maatregel van voorwaardelijke schorsing in de uitoefening van de praktijk voor de duur van twee weken met een proeftijd van twee jaren opgelegd.
6.1.32.
Het Hof van Discipline heeft de beslissing van de Raad van Discipline bij beslissing van 10 januari 2014 grotendeels bekrachtigd.
6.1.33.
[appellant] heeft [geïntimeerde] bij brief van 12 februari 2014, onder verwijzing naar de beslissing van het Hof van Discipline, bericht dat [geïntimeerde] volgens hem is tekortgeschoten, althans onrechtmatig heeft gehandeld, en heeft hem aansprakelijk gesteld voor de door hem als gevolg daarvan geleden en nog te lijden schade.
De procedure bij de rechtbank
6.2.1.
In de onderhavige procedure heeft [appellant] in eerste aanleg – samengevat – gevorderd, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
- een verklaring voor recht dat [geïntimeerde] toerekenbaar tekort is geschoten in de uitvoering van de overeenkomst en derhalve aansprakelijk is voor de door [appellant] geleden en nog te lijden schade;
[geïntimeerde] te veroordelen:
- om aan [appellant] te betalen, ter zake kosten en schade: een vergoeding nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 12 februari 2014, althans de dag der betekening van de dagvaarding, tot de dag der algehele voldoening.;
- in de kosten van het geding;
- in de nakosten, eventueel vermeerderd met de wettelijke rente.
6.2.2.
Aan deze vordering heeft [appellant] , kort samengevat, het volgende ten grondslag gelegd. [appellant] verwijt [geïntimeerde] dat hij zijn zorgplicht als advocaat heeft geschonden en stelt als gevolg hiervan schade te hebben geleden. [appellant] vordert vergoeding van deze schade, nog nader op te maken bij staat, primair op grond van tekortkoming in de nakoming van de tussen partijen gesloten overeenkomst van opdracht, subsidiair op grond van onrechtmatige daad.
6.2.3.
[geïntimeerde] heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Dat verweer zal, voor zover in hoger beroep van belang, in het navolgende aan de orde komen.
6.2.4.
In het eindvonnis van 22 april 2020 heeft de rechtbank de vorderingen van [appellant] afgewezen en hem in de proceskosten veroordeeld.
De procedure in hoger beroep
6.3.
[appellant] heeft in hoger beroep vier grieven aangevoerd. [appellant] heeft geconcludeerd tot vernietiging van het beroepen vonnis en tot het alsnog toewijzen van zijn vorderingen.
6.4.
De grieven van [appellant] zijn alle gericht tegen het oordeel van de rechtbank dat niet kan worden aangenomen dat [geïntimeerde] niet de zorgvuldigheid heeft betracht die van een redelijk handelend advocaat mag worden verwacht, en dat [geïntimeerde] niet is tekortgeschoten in zijn taak als advocaat. Met de grieven concludeert [appellant] dat [geïntimeerde] is tekortgeschoten in zijn zorgplicht als advocaat op grond van de door hem in hoger beroep herhaalde verwijten. Het hof ziet, voorafgaand aan de bespreking van deze grieven, aanleiding eerst te bezien of sprake is van een causaal verband tussen de aan [geïntimeerde] verweten tekortkomingen en de door [appellant] geleden schade. Een dergelijk conditio sine qua non-verband is immers noodzakelijk om tot een eventuele toewijzing van de vorderingen van [appellant] te kunnen komen.
Maatstaf
6.5.
Het hof stelt bij deze beoordeling voorop dat voor vergoeding slechts in aanmerking komt de schade die in zodanig verband staat met de gebeurtenis waarop de aansprakelijkheid van de schuldenaar berust, dat zij hem, mede gezien de aard van de aansprakelijkheid en van de schade, als een gevolg van deze gebeurtenis kan worden toegerekend. Van ‘zodanig verband’ als bedoeld in art. 6:98 (https://tekstencommentaar.wolterskluwer.nl/document/WKNL_CSL_563/inod731c64d6117dee581d992ff5a621763a?openDocumentId=idd9b215fb94fdc8acf770c222c9a203dd) BW kan eerst sprake zijn, indien is voldaan aan de eis van het conditio sine qua non-verband (HR 9 april 2004, ECLI:NL:HR:2004:AO3170 ).
6.6.
[appellant] verwijt [geïntimeerde] met name dat er (i) geen goed en indringend (schriftelijk) advies is gegeven over de kansen en de bewijsrisico’s van de procedure in verzet en hoger beroep, (ii) niet is gewaarschuwd dat een kleine vordering tot zo’n astronomisch bedrag kon oplopen, (iii) voor een riskante processtrategie is gekozen en niet direct met Thuiskopie in onderhandeling is getreden teneinde een regeling te treffen. [appellant] zou zonder meer van meet af aan een (betalings-) regeling hebben nagestreefd, zo stelt hij, als hij indringend was gewezen op de risico’s van de te voeren procedure en de gevolgen van de snel oplopende boetes (het hof begrijpt: de verbeurde dwangsommen). Door de onzorgvuldige bijstand door [geïntimeerde] is [appellant] vrijwel alles wat hij als zelfstandig kapper in een aantal decennia had opgebouwd kwijtgeraakt. De aan de zijde van [appellant] geleden en nog te lijden immateriële en materiële schade, nog nader op te maken bij staat, dient daarom door [geïntimeerde] te worden vergoed.
6.7.
Uit de stukken blijkt dat [appellant] bij het verstekvonnis van 9 april 2008 al was veroordeeld tot het betalen van € 7.221,00 en tot (samengevat) het doen van een groot aantal opgaven omtrent zijn invoer van gegevensdragers op straffe van vijf individuele dwangsommen van ieder € 2000,00 per dag zonder maximum (6.1.3.).
Bij het verzetvonnis van 14 januari 2009 is deze veroordeling deels gehandhaafd en is het aantal overtredingen aan de nalevering waarvan dwangsommen waren verbonden verminderd tot drie (6.1.7.).
6.8.
[appellant] heeft in de periode van januari 2009 tot november 2011 meerdere berichten aan [geïntimeerde] geschreven, zoals volgt uit het opgenomen feitenrelaas. Samengevat komen deze berichten erop neer dat [appellant] stelt geen geld te hebben om aan de veroordeling te voldoen, hij dat ook niet wil (daartoe verzint hij onder meer een niet bestaande medewerkster) en hij (daarom) de kwestie steeds voor zich uitschuift, onder andere door het voeren van procedures en door het gedeeltelijk aanvaarden van de voorstellen van Thuiskopie (zonder finale kwijting).
6.9.
Thuiskopie heeft van april 2009 tot november 2011 diverse (schikkings)voorstellen aan [appellant] gedaan (6.1.11.-12., 6.1.19., 6.1.23.).
6.10.
Het hof stelt bij de beoordeling voorop dat, nu [appellant] vergoeding vordert van de schade die hij stelt te hebben geleden door de tekortkomingen van [geïntimeerde] , het op [appellant] ’s weg ligt om te bewijzen dat hij zonder deze tekortkomingen de door hem gestelde schade niet had geleden. De centrale stelling van [appellant] is dat [geïntimeerde] niet heeft gehandeld zoals van een redelijk bekwaam en redelijk handelend advocaat mag worden verwacht. [appellant] verwijt [geïntimeerde] in het bijzonder een zeer riskante processtrategie en het schenden van de zorg-, informatie- en waarschuwingsplicht.
6.11.
Vast staat dat [appellant] op het moment van het gewezen verstekvonnis zich al geconfronteerd zag met een groot aantal voorwaarden waaraan hij moest voldoen met de daaraan verbonden verbeurde dwangsommen. Voor zover [appellant] aan [geïntimeerde] verwijt hem onvoldoende te hebben geadviseerd over de risico’s van de verzetprocedure en het snel oplopen van de dwangsommen in geval aan de voorwaarden niet werd voldaan, hebben deze risico’s zich al verwezenlijkt op het moment van het uitvoerbaar bij voorraad verklaarde verstekvonnis. De veronderstelling van [appellant] dat wanneer niet was gekozen voor de verzetprocedure en hij op dat moment alleen het bedrag van de heffing van
€ 7.221,00 zou hebben voldaan de problemen waren opgelost, is dan ook onjuist. Daarbij is ook van belang dat, zoals [appellant] zelf ook al stelt, met een organisatie als Thuiskopie minder makkelijk regelingen vallen te treffen gelet op het belang waarvoor die organisatie opkomt, te wetende auteursgerechtigden. Hoe dan ook, de omstandigheid dat [appellant] aanvankelijk de vordering van Thuiskopie weinig serieus nam, verstek liet gaan, en vervolgens met de gevolgen van een veroordelend vonnis werd geconfronteerd, komt voor rekening en risico van [appellant] zelf. Dit geldt ook voor het feit dat [appellant] niet bekend zou zijn met het bestaan van de thuiskopieheffing. Het behoorde tot de eigen verantwoordelijkheid van [appellant] om te onderzoeken welke voorwaarden waren verbonden aan het importeren en verhandelen van blanco gegevensdragers middels zijn bedrijf Microtech. Deze kennelijke onwetendheid heeft met het jegens [geïntimeerde] geuite verwijt niets van doen.
6.12.
Uit de geciteerde correspondentie (6.1.9., 6.1.20. – 6.1.29.) volgt naar het oordeel van het hof dat [appellant] op de hoogte was van de risico’s van de door hem en door [geïntimeerde] gevolgde stappen, maar hij desalniettemin vastberaden was onder de veroordelingen uit te komen. Dat [appellant] tot een schikking met Thuiskopie bereid was als hij indringender op de risico’s van zijn houding was gewezen, is onvoldoende feitelijk onderbouwd. Het tegendeel blijkt veeleer uit de overgelegde stukken. Reeds op 8 april 2009 gaf Thuiskopie immers aan open te staan voor “
een passend voorstel, waardoor Stichting de Thuiskopie van deze opgave vordering (en tenuitvoerlegging van verbeurde dwangsommen) af zou willen zien.”. [appellant] heeft echter van deze mogelijkheid geen gebruik gemaakt. Daarnaast heeft Thuiskopie nog meerdere coulance regelingen aangeboden aan [appellant] .
Voor zover [appellant] stelt dat het hem ontbrak aan realiteitszin en dat dit [geïntimeerde] er toe had moeten bewegen duidelijker en indringender te waarschuwen voor de consequenties daarvan, lag deze houding van [appellant] in de risicosfeer van [appellant] zelf en kan dit niet aan [geïntimeerde] worden toegerekend. Ook op deze gronden ontbreekt het conditio sine qua non-verband tussen de verweten tekortkomingen van [geïntimeerde] en de gestelde schade.
6.13.
Het stelselmatig weigeren door [appellant] om aan de met dwangsommen gesanctioneerde voorwaarden van de rechtelijke uitspraken te voldoen in samenstel met het niet aanvaarden van de schikkingsvoorstellen van Thuiskopie heeft tot de uitkomst geleid dat de panden van [appellant] executoriaal zijn geveild en er uit de opbrengst daarvan een bedrag van € 142.281,57 is afgedragen aan Thuiskopie. Uit de correspondentie volgt dat [appellant] steeds zelf voor zijn eigen strategie bleef kiezen omdat hij de verbeurde dwangsom “
niet te versmachten”vond en er zijn geen feiten en omstandigheden gesteld waaruit is gebleken dat een ander, [geïntimeerde] daaronder begrepen, hem op andere gedachten kon brengen.
6.14.
Nu het hof oordeelt dat er geen causaal verband kan worden vastgesteld tussen de aan [geïntimeerde] verweten gedragingen en de door [appellant] gevorderde schade komt het hof aan de bespreking van de grieven niet meer toe. Het door [appellant] gedane bewijsaanbod passeert het hof als onvoldoende onderbouwd en niet ter zake doende.
Slotsom
6.15.
De slotsom is dat het vonnis door het hof zal worden bekrachtigd. [appellant] zal ook in hoger beroep als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het hoger beroep, tot op heden begroot op
- aan griffierecht € 332,00
- aan salaris advocaat (2 punten x Tarief II ) € 2.228,00
Volgens vaste rechtspraak levert een kostenveroordeling ook voor de nakosten een executoriale titel op. Een veroordeling tot betaling van de proceskosten omvat dus een veroordeling tot betaling van de nakosten. Het hof zal de nakosten niet afzonderlijk in de proceskostenveroordeling vermelden (ECLI:NL:HR:2022:853 (https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:HR:2022:853)).

7.De uitspraak

Het hof:
bekrachtigt het vonnis van 22 april 2020 waarvan beroep;
veroordeelt [appellant] in de proceskosten in hoger beroep, tot op heden begroot op
€ 332,00 aan griffierecht en € 2.228,00 aan salaris advocaat;
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. H.A.G. Fikkers, E.H. Schulten en M.H. Koster en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 6 december 2022.
griffier rolraadsheer