ECLI:NL:GHSHE:2022:4147

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
1 december 2022
Publicatiedatum
1 december 2022
Zaaknummer
20-000699-21
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid in hoger beroep wegens intrekking van bezwaren

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 1 december 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, van 8 maart 2021. De verdachte was eerder veroordeeld voor verduistering, meermalen gepleegd, en kreeg een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden en een taakstraf van 160 uren. De rechtbank had ook een schadevergoeding toegewezen aan de benadeelde partij, maar deze was niet-ontvankelijk verklaard voor het overige. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis.

Tijdens de behandeling van het hoger beroep op 17 november 2022 heeft de raadsman van de verdachte aangegeven dat de verdachte zijn bezwaren tegen het vonnis niet langer handhaaft en het hoger beroep wenst in te trekken. De advocaat-generaal heeft ingestemd met deze intrekking, hoewel deze formeel te laat was. Het hof heeft overwogen dat er geen belang meer is bij een verdere behandeling van het hoger beroep, aangezien de verdachte zijn bezwaren niet handhaaft.

Op basis van artikel 416, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering heeft het hof besloten het hoger beroep niet-ontvankelijk te verklaren. De uitspraak is gedaan door de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof, met mr. P.T. Gründemann als voorzitter en mr. E.A.A.M. Pfeil en mr. G.J. Schiffers als raadsheren. De griffier, mr. N. van der Velden, was ook aanwezig bij de uitspraak.

Uitspraak

Parketnummer : 20-000699-21
Uitspraak : 1 december 2022
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, van 8 maart 2021, in de strafzaak met parketnummer 03-659176-18 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1974,
wonende te [woonplaats] , [adres] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte ter zake van:
verduistering, meermalen gepleegd,
veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, met een proeftijd van 3 jaren, alsmede tot een taakstraf voor de duur van 160 uren, subsidiair 80 dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest.
Tevens heeft de rechtbank beslist op de vordering van de benadeelde partij [benadeelde] . De vordering is gedeeltelijk toegewezen tot een bedrag van
€ 47.722,81, bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 12 augustus 2016 tot de dag der algehele voldoening. De benadeelde partij is niet-ontvankelijk verklaard in de vordering voor het overige, met verwijzing naar de burgerlijke rechter. De rechtbank heeft voor dit bedrag eveneens de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opgelegd, subsidiair 273 dagen gijzeling.
Het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis is met ingang van 8 maart 2021 opgeheven.
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof de verdachte niet-ontvankelijk zal verklaren in het hoger beroep op grond van het bepaalde in artikel 416, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering.
De raadsman van de verdachte heeft zich bij die vordering aangesloten.
Ontvankelijkheid van het hoger beroep
Ter terechtzitting van 17 november 2022 is de zaak uitgeroepen en heeft de behandeling in hoger beroep een aanvang genomen. Nadat het onderzoek ter terechtzitting voor korte duur is onderbroken, heeft de raadsman na hervatting te kennen gegeven dat de verdachte zijn bezwaren tegen het vonnis van de rechtbank niet handhaaft en dat hij zijn hoger beroep in deze zaak wenst in te trekken.
De advocaat-generaal heeft met deze 'intrekking', hoewel deze formeel te laat is, ingestemd.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Nu de verdachte te kennen heeft gegeven dat hij zijn bezwaren tegen het beroepen vonnis niet langer handhaaft en het belang van de verdachte noch enig ander rechtens te beschermen belang gediend is met een verdere behandeling van het hoger beroep, zal het hof toepassing geven aan het bepaalde in artikel 416, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering en het door de verdachte ingestelde hoger beroep niet-ontvankelijk verklaren.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart het door de verdachte ingestelde hoger beroep niet-ontvankelijk.
Aldus gewezen door:
mr. P.T. Gründemann, voorzitter,
mr. E.A.A.M. Pfeil en mr. G.J. Schiffers, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. N. van der Velden, griffier,
en op 1 december 2022 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. Gründemann en mr. Pfeil zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.