Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
[appellante],
[geïntimeerde],
1.Het geding in eerste aanleg (zaaknummer 9395431 \ CV EXPL 21-4217)
2.Het geding in hoger beroep
3.De beoordeling
Gedurende haar dienstbetrekking met werkgever is het medewerker verboden werkzaamheden op diergeneeskundig terrein te verrichten voor zichzelf of voor anderen dan werkgever in welke vorm dan ook, behoudens schriftelijke toestemming van werkgever, (…)
“een laatste versie van”haar bedrijfsplan doet toekomen en onder meer melding maakt van
“het opnemen van een stukje revalidatie”in dit bedrijfsplan en van
“het idee om de “patiënten” die wij thuis al hadden gehad (…) te blijven faciliteren”.Verder staat in deze mail:
“(…) Het mes leek mij aan twee kanten te snijden; ook voor PK [XX] zou dit een mogelijke pilot kunnen zijn; hoe valt zoiets, waar zitten de kinderziektes. (…) Echter, na ons laatste gesprek deze week, heb ik niet het gevoel dat dit zo is overgekomen. Hoewel ik dit bedoeld heb als constructieve bijdrage aan een mogelijke toekomst, dat ik dit bedoeld heb als mogelijk alternatief, als een idee, iets positiefs, heb ik het idee dat dit voorstel de plank volledig mis heeft geslagen. Ik heb het gevoel dat dit is overgekomen als een manier om mij los te maken van de paardenkliniek, in plaats van samen aan een toekomst te bouwen. (…) Ik vind het dan ook zeer spijtig dat dit zo is overgekomen en hoop dat dit plan en deze mail het een en ander kan ophelderen. (…).”
“volgens schema”loopt, dat het doel van de uitbreiding
“Bij al deze investeringen (…) direct betrokken”is
“geweest en is er over de toekomstvisie van de kliniek gesproken”.Verder staat in deze mail vermeld:
“(…) Geheel verbaasd was ik dan ook na de ontvangst van je document met je doelen voor 2018. Er zijn geen doelen in opgenomen die direct bijdragen aan de doelen van het bedrijf wat je salaris betaald, in het functioneringsgesprek heb
“eigen contract met [appellante] aanpassen”en in de mail uit 2020 staat vermeld
“Evt addendum maken voor je arbeidscontract ivm bedrijf thuis”.Hieruit valt echter geen toestemming van [appellante] met nevenwerkzaamheden van [geïntimeerde] op te maken.
“een onmiddellijke opeisbare boete van € 25.000,--”, te vermeerderen
“met een bedrag van
4.De uitspraak
3 januari 2023voor akte aan de zijde van beide partijen gelijktijdig met het hiervoor onder 3.51 vermelde doel;