Uitspraak
1.
[geïntimeerde 1] ,
[geïntimeerde 2] ,
te[woonplaats] ,
V.O.F. [geïntimeerde 3] ,
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- het beroepschrift met het procesdossier van de eerste aanleg en producties, ingekomen ter griffie op 15 maart 2022;
- het verweerschrift met producties, ingekomen ter griffie op 17 juni 2022;
partijen geen minnelijke regeling hebben bereikt.
betwist dat hij ontslag heeft genomen.
- € 28.440,17 vanwege de onregelmatige opzegging van de arbeidsovereenkomst door [geïntimeerde 3] ;
- € 7.500,-- als billijke vergoeding;
- € 500,-- netto als loon in verband met gewerkte extra dagen, te vermeerderen met de wettelijke verhoging ad € 250,--;
- € 48,17 als transitievergoeding (dit verzoek wordt in hoger beroep vermeerderd tot € 789,10);
een en ander te vermeerderen met de wettelijke rente over de gevorderde bedragen en onder veroordeling van [geïntimeerde 3] tot verstrekking van een bruto/netto specificatie over de gevorderde bedragen binnen 7 dagen na de beschikking op straffe van een dwangsom van € 250,-- per dag dat aan deze veroordeling niet wordt voldaan (dit verzoek wordt niet gehandhaafd in hoger beroep) en met veroordeling van [geïntimeerde 3] in de kosten van de procedure vermeerderd met wettelijke rente (het renteverzoek wordt niet gehandhaafd in hoger beroep).
Hij heeft vanaf 31 mei tot en met 5 juni 2021 6 dagen op proef gewerkt bij [geïntimeerde 3] en is vervolgens met [geïntimeerde 3] mondeling overeengekomen dat hij vanaf 1 juli 2021 voor bepaalde tijd, te weten 12 maanden, werkzaam zou zijn voor [geïntimeerde 3] op basis van 40 uur per week tegen een netto salaris van € 2.000,-- per maand exclusief vakantiegeld. Op 20 of 21 juli is door [geïntimeerde 1] namens [geïntimeerde 3] meegedeeld dat hij op staande voet is ontslagen.
Het onderhavige verzoek is ingediend ná 10 januari 2015, zodat Verordening (EU) nr. 1215/2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken van toepassing is (art. 66). Op grond van artikel 21 lid 1 sub a van deze Verordening kan een Nederlandse (voormalig) werkgever worden opgeroepen voor de Nederlandse rechter. Het hof heeft zich ervan vergewist dat [appellant] op de hoogte is gebracht van zijn recht de bevoegdheid van het gerecht te betwisten en van de gevolgen van verschijnen of niet-verschijnen. [appellant] heeft desgevraagd tijdens de zitting in hoger beroep verklaard dat procederen in Nederland beter is omdat hij geen Duits kan praten. Verder is de onderhavige arbeidsovereenkomst aangegaan na 17 december 2009, zodat Verordening (EG) nr. 593/2008 inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst (Rome I) van toepassing is (art. 28). Tussen partijen is niet in geschil dat Nederlands recht van toepassing is.
“Ik werk niet Zoals u ook weet voor dat ik bij jullie als slager komen werken had ik vaste contract bij mijn oud werkgever (…) Bijdeze wil ik u laten weten dat ik graag bij jullie bedrijf als slager wil blijven werken als u wilt mij ontslagen minstens maand of twee van te voren moeten laten weten zodat ik niet in problemen terecht.”
‘Is goed [geïntimeerde 2](bedoeld is [geïntimeerde 2] , hof)
, ik vraag vandaag aan hem ik ga die pakken. Ik ga die lezen vanavond en ik ook tekenen (…)’.Uit dit bericht blijkt niet dat [appellant] de arbeidsovereenkomst heeft getekend. Uit het bericht blijkt slechts de intentie van [appellant] om de arbeidsovereenkomst, na deze te hebben gelezen, te tekenen. Tevens schrijft [appellant] dat hij nog niet kennis heeft genomen van de inhoud van die schriftelijke arbeidsovereenkomst. [appellant] heeft aangevoerd dat hij de arbeidsovereenkomst niet heeft getekend omdat de inhoud daarvan niet overeenkwam met de mondelinge afspraken, te weten een nettoloon van € 2.000,-- per maand en geen proeftijd. Kortom uit dit whatsapp bericht kan niet worden afgeleid dat [appellant] de arbeidsovereenkomst heeft ondertekend.
[geïntimeerde 3] heeft ook aangevoerd dat [appellant] is blijven doorwerken nadat hij de schriftelijke arbeidsovereenkomst had ontvangen en dat ook daaruit zijn instemming met de inhoud van de arbeidsovereenkomst blijkt. Ook dat argument acht het hof niet doorslaggevend. Uit het dossier blijkt dat [appellant] met [geïntimeerde 2] sprak over zijn arbeidsvoorwaarden en dat [geïntimeerde 2] medio juli (en ook nog op de dag van het conflict) op vakantie was. Dat [appellant] heeft doorgewerkt na de ontvangst van de schriftelijke arbeidsovereenkomst is dus niet onbegrijpelijk.
4.De beslissing
houdt iedere verdere beslissing aan.