ECLI:NL:GHSHE:2022:3986

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
17 november 2022
Publicatiedatum
17 november 2022
Zaaknummer
200.314.393_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening en zorgregeling in een familiezaken geschil met betrekking tot de minderjarige

In deze zaak, die voorligt bij het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, betreft het een hoger beroep van de vader tegen een beschikking van de rechtbank Oost-Brabant. De vader verzoekt om een voorlopige voorziening met betrekking tot de zorgregeling voor zijn minderjarige kind, geboren in 2015. De moeder heeft te maken gehad met verslavingsproblematiek, wat heeft geleid tot een wijziging in de zorgregeling. De vader heeft in eerste aanleg verzocht om de voorlopige toevertrouwing van het kind aan hem, met een zorgregeling waarbij het kind onder begeleiding van grootouders contact kan hebben met de moeder. De rechtbank heeft het verzoek van de vader afgewezen, waarop hij in hoger beroep is gegaan.

Tijdens de mondelinge behandeling heeft het hof de situatie van de moeder, die momenteel in een Safehouse verblijft en begeleiding ontvangt, in overweging genomen. Het hof heeft vastgesteld dat de moeder kwetsbaar is en nog niet in staat is om zelfstandig voor het kind te zorgen. De vader heeft de afgelopen periode de zorg voor het kind op zich genomen en heeft nieuwe afspraken gemaakt met de grootouders. Het hof heeft geoordeeld dat het in het belang van de minderjarige is om voorlopig bij de vader te verblijven, totdat er in de bodemprocedure een definitieve beslissing kan worden genomen over het hoofdverblijf en de zorgregeling. Het hof heeft de beschikking van de rechtbank vernietigd en de voorlopige zorgregeling vastgesteld, waarbij het kind bij de grootouders verblijft en het contact met de moeder onder begeleiding plaatsvindt.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 17 november 2022
Zaaknummer: 200.314.393/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/01/379172 / KG ZA 22-70
in de zaak in hoger beroep van:
[de vader],
wonende te [woonplaats],
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. R.A. Knopper,
tegen
[de moeder],
wonende te [woonplaats],
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. L. Proenings.
Deze zaak gaat over
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2015 te [geboorteplaats], hierna te noemen: [minderjarige].
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) is in de procedure gekend: de
Raad voor de Kinderbescherming,
regio Zuidoost Nederland, locatie [locatie]: hierna te noemen: de raad.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 13 mei 2022, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met bijlagen, ingekomen ter griffie op 8 augustus 2022, heeft de vader verzocht voormelde beschikking te vernietigen en opnieuw rechtdoende te bepalen dat [minderjarige], voor de duur van het geding (hof: lees: de bodemprocedure) aan de vader wordt toevertrouwd en een verdeling van de zorg- en opvoedingstaken (zorgregeling) vast te stellen waarbij [minderjarige] iedere woensdag een contactmoment heeft met de moeder, bij opa en oma (grootouders mz), van 16.15 uur tot 19.15 uur en om de week op zaterdag, bij grootouders mz, van 12.30 uur tot 17.00 uur, dan wel een zorgregeling vast te stellen die het hof juist acht.
2.2.
Bij verweerschrift met bijlagen, ingekomen ter griffie op 23 september 2022, heeft de moeder verzocht de verzoeken van de vader in hoger beroep af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 24 oktober 2022. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
  • de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
  • de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
  • [vertegenwoordiger van de raad] namens de raad.
2.4.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg d.d. 5 april 2022;
  • het V6-formulier met bijlagen van de advocaat van de moeder d.d. 13 oktober 2022;
  • het V6-formulier met bijlage van de advocaat van de moeder d.d. 20 oktober 2022;
  • het V6-formulier met bijlagen van de advocaat van de vader d.d. 21 oktober 2022.

3.De beoordeling

De feiten
3.1.
Uit het inmiddels ontbonden huwelijk van partijen is de minderjarige [minderjarige] geboren.
Partijen oefenen gezamenlijk het ouderlijk gezag over [minderjarige] uit.
3.2.
Partijen zijn via een ouderschapsplan, dat deel uitmaakt van de echtscheidingsbeschikking van 26 juni 2018, overeengekomen dat [minderjarige] het hoofdverblijf bij de moeder heeft. Verder zijn partijen in onderling overleg een zorgregeling overeengekomen waarbij [minderjarige] een weekend per veertien dagen van vrijdag 18.00/19.00 uur tot zondag 19.00/19.30 uur bij de vader verblijft, alsmede elke week van maandag 18.00/19.00 uur tot dinsdag 19.00/19.30 uur.
3.3.
Nadien hebben partijen voornoemde zorgregeling aangepast en zijn ze overeengekomen dat [minderjarige] voortaan ook iedere week op dinsdag bij de vader slaapt en op de zondag in het weekend dat [minderjarige] bij de vader verblijft.
De procedure in eerste aanleg
3.4.
Bij de rechtbank loopt op dit moment een bodemprocedure in verband met het verzoek van de vader om het hoofdverblijf van [minderjarige] te wijzigen, een nadere verdeling van de zorg- en opvoedingstaken vast te stellen en de kinderalimentatie op nihil te stellen.
3.5.
In het kader van de onderhavige procedure heeft de vader in eerste aanleg bij wijze van voorlopige voorziening verzocht om [minderjarige] voor de duur van het geding aan de vader toe te vertrouwen, onder gelijktijdige vaststelling van een begeleide zorg- en contactregeling, waarbij [minderjarige] eenmaal per veertien dagen van vrijdag na school tot maandag naar school bij de moeder verblijft alsmede van woensdag na school tot vrijdag naar school in de week waarin geen weekendregeling geldt, waarbij grootouders mz dit contact kunnen begeleiden. Indien duidelijk is dat de moeder volledig is afgekickt en daarin een ook een bestendige lijn laat zien kan eventuele begeleiding op den duur worden afgebouwd. De moeder heeft verweer gevoerd.
3.6.
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank het verzoek van de vader afgewezen.
3.7.
De vader kan zich met deze beslissing niet verenigen en hij is hiervan in hoger beroep gekomen.
De standpunten in hoger beroep
3.8.
De vader voert, kort samengevat het volgende aan.
Partijen zijn rond maart/april 2022 een mediationtraject gestart om de communicatie tussen hen te verbeteren. De vader wilde binnen dat traject tevens veiligheidsafspraken maken voor het geval de moeder een terugval zou krijgen in het kader van haar verslavingsproblematiek. De moeder vond dit niet noodzakelijk en de mediation is toen geëindigd. Kort daarna heeft de moeder toch een terugval gehad en heeft zij opnieuw verdovende middelen gebruikt.
Dit heeft er onder meer toe geleid dat de moeder op 20 april 2022 verzuimd heeft om [minderjarige] van school te halen. Het is de vader verder bekend geworden dat de moeder door haar ex-partner mishandeld en bedreigd is geweest en dat zij op enig moment in het ziekenhuis opgenomen is geweest vanwege overmatig GHB-gebruik. Vervolgens is de moeder medio mei 2022 opnieuw naar een afkickkliniek gegaan en verblijft zij met ingang van 11 juli 2022 in een safe house. Het voorgaande heeft ertoe geleid dat de vader de afgelopen periode de zorg voor [minderjarige] op zich heeft genomen. De moeder wenst nu op korte termijn toe te werken naar herstel van de oude zorgregeling. Gelet op de recente gebeurtenissen en negatieve ervaringen met de moeder wenst de vader dat [minderjarige] voorlopig aan hem wordt toevertrouwd, waarbij de moeder onder begeleiding van grootouders mz met [minderjarige] contact kan hebben. De vader vindt dat het contact tussen de moeder en [minderjarige] voorlopig moet worden begeleid, totdat sprake is van een situatie waarbij de moeder weer zelfstandig woont en zij voor langere tijd geen terugval in haar verslavingsproblematiek heeft. Op deze wijze kan de veiligheid van [minderjarige] gewaarborgd worden. Het is niet de bedoeling om de moeder buiten spel te zetten.
Het is goed om te horen dat de begeleiders van de moeder positief over haar herstel zijn, maar zij zijn er primair om de belangen van de moeder voorop te stellen en niet de belangen van [minderjarige]. Het kan volgens de vader niet de bedoeling zijn dat [minderjarige] wordt ingezet als onderdeel van de therapie van de moeder. De vader voert verder aan dat hij een goed contact met grootouders mz heeft en dat er afspraken zijn gemaakt over de omgang tussen de grootouders mz en [minderjarige], waarbij zij tevens het contact tussen de moeder en [minderjarige] begeleiden.
3.8.1.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de vader zijn verzoek voor zover dit op de zorgregeling ziet gewijzigd in die zin, dat hij verzoekt om - totdat er in de bodemprocedure is beslist - een voorlopige zorgregeling vast te stellen waarbij [minderjarige] van woensdag 12.30 uur tot vrijdag voor school bij de grootouders mz verblijft, alsmede om de week van zaterdag 11.00 uur tot zondag 17.00 uur en waarbij de moeder op deze momenten kan aansluiten, althans dat de grootouders mz of één van de grootouders op genoemde tijdstippen het contact tussen [minderjarige] en de moeder gedurende de voorlopige zorgregeling zullen begeleiden.
3.9.
De moeder voert, kort samengevat, het volgende aan.
Het is juist dat zij te kampen heeft gehad met een GHB-verslaving. Zij heeft zich in september 2021 aangemeld voor een afkicktraject bij [GGZ] GGZ. Na een detoxperiode is de moeder vervolgens opgenomen in een kliniek in Zuid-Afrika. Bij terugkomst zou zij aanvankelijk in een Safehouse verblijven. [minderjarige] was echter zeer aanhankelijk na de terugkomst van zijn moeder en de moeder wilde niet nog langer van [minderjarige] gescheiden zijn. Er is vervolgens ingezet op intensieve ambulante begeleiding en nazorg. In deze periode hebben grootouders mz de zorg voor [minderjarige] op zich genomen op de momenten dat [minderjarige] normaal gesproken bij de moeder verbleef. In april 2022 heeft de moeder inderdaad een terugval gehad nadat zij weer in contact was gekomen met haar ex-partner. Deze ex-partner heeft de moeder een week lang bij zich gehouden, totdat de moeder met behulp van de politie en ambulance is ontsnapt. De moeder heeft zich meteen weer gemeld bij [instantie], de organisatie van waaruit zij reeds begeleiding kreeg en nog steeds krijgt. Op 6 mei 2022 heeft de moeder, in afwachting van een nieuwe opname in een afkickkliniek, een overdosis genomen. [minderjarige] heeft daar niets van meegekregen en tot aan de opname van 18 mei 2022 heeft de moeder [minderjarige] toen niet meer gezien. De opname heeft zes weken geduurd en sindsdien verblijft de moeder in een Safehouse, alwaar zij tot 1 januari 2023 zal verblijven. De moeder benadrukt dat zij lessen heeft getrokken uit haar terugval. Haar begeleider ziet eveneens een verschil in benadering van herstel ten opzichte van het eerdere traject. De moeder is verder gestart met een dagbehandeling voor acht weken en zij gaat een traject volgen bij het GGZ. [minderjarige] verblijft sinds enige tijd weer van woensdagmiddag tot vrijdagochtend en om het weekend bij grootouders mz en de moeder sluit hier waar mogelijk bij aan. De moeder acht de tijd echter rijp om toe te werken naar een uitbreiding van de contacten, waarbij zij ook onbegeleid contact met [minderjarige] heeft, maar het is niet gelukt om daarover met de vader afspraken te maken, ondanks het feit dat het met de moeder heel goed gaat. De komende maanden zal de moeder bij haar daginvulling worden begeleid door [instantie], zodat de veiligheid van [minderjarige] niet in het geding is. De begeleiders van [instantie] hebben een opbouwend schema opgesteld waarbij de zorgregeling steeds verder kan worden uitgebreid. Er is geen enkele reden om hieraan geen invulling te geven. Dit alles maakt dat de vader geen spoedeisend belang meer heeft bij zijn verzoek.
De moeder heeft er wel belang bij dat [minderjarige] op haar adres ingeschreven blijft vanwege het kindgebonden budget dat zij ontvangt. De opname in het Safehouse is slechts mogelijk indien de financiële situatie van de moeder gelijk blijft.
3.10.
De raad heeft tijdens de mondelinge behandeling geadviseerd om [minderjarige], gelet op de situatie en op de ontwikkelingen die zich na de behandeling bij de rechtbank nog hebben voorgedaan, voorlopig aan de vader toe te vertrouwen. Immers, de vader is de stabiele factor in het leven van [minderjarige]. De vader staat er verder niet aan in de weg om uiteindelijk toe te werken naar hervatting van de oude zorgregeling. De zorgen van de vader zijn begrijpelijk en terecht. De veiligheid van [minderjarige] dient voorop te staan en het vertrouwen in de moeder moet weer groeien. [instantie] geeft als hulpverlener van de moeder adviezen in het kader van de reïntegratie van de moeder. Het gaat hier echter om het belang van [minderjarige]. Beide ouders hebben positieve stappen gezet. Het lijkt de raad goed als er iemand vanuit het wijkteam van de gemeente [gemeente] tussen de ouders kan bemiddelen en met de ouders mee kan kijken naar het belang van [minderjarige].
Het wettelijk kader
3.11.
Ingevolge artikel 223 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) lid 1 kan een partij tijdens een aanhangig geding vorderen dat de rechter een voorlopige voorziening zal treffen voor de duur van het geding.
Uit de uitspraak van de Hoge Raad van 5 december 2014 (ECLI:NL:HR:2014:3533) volgt dat artikel 223 Rv zich voor overeenkomstige toepassing in verzoekzaken leent.
De overwegingen van het hof
3.12.
Uit de stukken en het hetgeen tijdens de mondelinge behandeling is verklaard is gebleken dat de moeder rond april 2022 een terugval heeft gehad in haar verslavingsproblematiek en dat zij na de bestreden beschikking opnieuw opgenomen is geweest in een afkickkliniek. Op dit moment verblijft de moeder nog in een Safehouse, van waaruit ze wordt begeleid om haar leven weer op te pakken.
Er wordt derhalve geen uitvoering gegeven aan de (thans nog) formeel geldende zorgregeling, aangezien [minderjarige] feitelijk gezien bij de vader verblijft. De vader heeft de afgelopen periode wel nieuwe afspraken met grootouders mz gemaakt, zodat [minderjarige] met ingang van 15 oktober 2022 van woensdag 12.30 uur tot vrijdag voor school bij grootouders mz verblijft, alsmede om de week van zaterdag 11.00 uur tot zondag 17.00 uur. Inmiddels sluit de moeder op deze tijden bij grootouders mz aan.
3.13.
Het hof acht het met het oog op de veiligheid van [minderjarige] van belang om deze feitelijke regeling formeel vast te leggen, totdat er in de bodemprocedure nader over het hoofdverblijf van [minderjarige] en de zorgregeling is beslist. Het hof zal hierna uitleggen hoe het tot deze beslissing is gekomen.
Alhoewel het positief is dat de moeder sinds juli 2022 opnieuw een behandeltraject is begonnen in verband met een GHB-verslaving en haar behandelaars er vertrouwen in hebben dat zij haar leven weer op een goede manier kan gaan oppakken, is de huidige situatie pril en zijn er nog wel zorgen over het welzijn van de moeder. Zo blijkt uit ‘de verklaring voltooiing behandeling’ van [GGZ] (ontslagdatum 11 juli 2022) en de meest recent overgelegde verklaring van [verslavingszorg] Verslavingszorg d.d. 20 oktober 2022 dat niet alleen sprake is geweest van GHB-gebruik, maar ook van speed en alcoholgebruik door de moeder. Er is ook sprake van overige problematiek, waarmee de moeder te kampen heeft, zoals eetproblematiek en problematiek als gevolg van traumatische gebeurtenissen uit het verleden. Dit maakt naar het oordeel van het hof dat de moeder kwetsbaar is en dat zij nog een lange weg te gaan heeft om ervoor te zorgen dat er sprake is van een bestendige, stabiele situatie, waarin de moeder haar verslavingsproblematiek onder controle houdt, zij een goede daginvulling krijgt en zij gaat werken aan het opbouwen van een stabiel netwerk, om een nieuwe terugval te voorkomen en opvang te bieden bij een terugval. Op dit moment verblijft de moeder nog in een Safehouse en krijgt zij begeleiding vanuit [instantie]. Het staat nog niet vast dat de moeder in staat is om zelfstandig, vanuit haar eigen woning, haar leven op een goede manier in te richten. Van een dergelijke situatie dient wel sprake te zijn, voordat er weer volledig uitvoering kan worden gegeven aan de oorspronkelijke zorgregeling.
Dit alles maakt dat de zorg voor [minderjarige] voorlopig aan de vader zal worden toevertrouwd.
Hetgeen de moeder verder nog heeft aangevoerd ten aanzien van haar financiële situatie kan niet tot een ander oordeel leiden.
3.14.
Het voorgaande laat onverlet dat het de ouders is toegestaan om de voorlopige regeling stapje voor stapje uit te breiden. Uit niets is gebleken dat de vader hieraan in de weg zal staan. Daarbij onderschrijft het hof het advies van de raad aan de ouders om binnen het vrijwillig kader hulp te zoeken bij de gemeente [gemeente], zodat een neutrale, onafhankelijke en deskundige derde partij de ouders in dit proces kan begeleiden en daarbij met name ook het belang van [minderjarige] kan vertegenwoordigen.
3.15.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de grieven van de vader slagen. Het hof zal de beschikking waarvan beroep vernietigen en het (gewijzigd) verzoek van de vader toewijzen.
3.16.
Dit leidt tot de volgende beslissing.

4.De beslissing

Het hof:
vernietigt de tussen partijen gegeven beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van
13 mei 2022;
en opnieuw rechtdoende:
bepaalt dat het hoofdverblijf van [minderjarige], geboren op
[geboortedatum] 2015 te [geboorteplaats], voorlopig bij de vader zal zijn;
stelt een voorlopige verdeling van de zorg- en opvoedingstaken vast, waarbij [minderjarige] iedere woensdag van 12.30 uur tot vrijdag voor school en om de week van zaterdag 11.00 uur tot zondag 17.00 uur bij de grootouders moederszijde zal verblijven en waarbij het contact tussen [minderjarige] en de moeder vooralsnog enkel onder begeleiding van grootouders moederszijde zal plaatsvinden, tenzij partijen in onderling overleg anders overeenkomen, waarbij het partijen vrij staat om toe te werken naar een uitbreiding van deze regeling;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.F.A.M. Graafland-Verhaegen, H. van Winkel en P.M.M. Mostermans en is op 17 november 2022 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.