In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, gaat het om de vaststelling van het hoofdverblijf van drie minderjarigen in het kader van een hoger beroep. De moeder, verzoekster in hoger beroep, heeft de zaak aangespannen tegen de vader, verweerder in hoger beroep. De Raad voor de Kinderbescherming was ook betrokken in deze procedure. De zaak is voortgekomen uit een eerdere beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, waarin het hoofdverblijf van de oudste minderjarige bij de vader was bepaald. Het hof heeft partijen verwezen naar een zorgtraject en heeft hen verzocht om rapportages in te dienen over de voortgang van de zorg. Tijdens de procedure hebben partijen overeenstemming bereikt over het hoofdverblijf van de kinderen. De moeder heeft aangegeven dat zij niet langer bijgestaan wordt door een advocaat en heeft verzocht om de bereikte overeenstemming vast te leggen in een beschikking. Het hof heeft vastgesteld dat de partijen volledige overeenstemming hebben bereikt over het hoofdverblijf van alle kinderen. De beslissing van het hof is dat het hoofdverblijf van de oudste minderjarige bij de moeder zal zijn, terwijl de andere twee minderjarigen bij de vader zullen verblijven. De proceskosten in hoger beroep worden gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt. De beschikking is uitgesproken op 17 november 2022.