ECLI:NL:GHSHE:2020:3389

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
29 oktober 2020
Publicatiedatum
29 oktober 2020
Zaaknummer
200.270.588_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om hoofdverblijf van minderjarigen bij de moeder in hoger beroep

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, gaat het om een hoger beroep van de moeder tegen een beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, waarin het hoofdverblijf van de minderjarigen bij de vader was bepaald. De moeder, bijgestaan door haar advocaat mr. N.J.R.M. Elings, heeft op 11 december 2019 een beroepschrift ingediend met het verzoek om de beschikking te vernietigen en te bepalen dat de kinderen hun hoofdverblijf bij haar hebben. De vader, vertegenwoordigd door mr. R. Wouters, heeft verweer gevoerd en verzocht de moeder niet-ontvankelijk te verklaren in het hoger beroep of dit beroep af te wijzen.

De mondelinge behandeling vond plaats op 8 oktober 2020, waarbij zowel de moeder als de vader en de Raad voor de Kinderbescherming aanwezig waren. De Raad heeft tijdens de behandeling benadrukt dat het in het belang van de kinderen is dat de ouders met elkaar in gesprek gaan in het kader van het hulptraject Ouderschap Blijft. Het hof heeft besloten partijen door te verwijzen naar dit hulptraject, zodat zij gezamenlijk kunnen werken aan het maken van afspraken en beslissingen die in het belang van de kinderen zijn.

Het hof heeft de beslissing in deze zaak aangehouden om partijen de gelegenheid te geven deel te nemen aan de noodzakelijke zorg. Het hof heeft het loket van de samenwerkende gemeenten in de regio Zeeland verzocht om uiterlijk op 29 april 2021 een eindrapportage over het zorgtraject in te dienen. De Raad voor de Kinderbescherming is eveneens verzocht om advies uit te brengen indien de eindrapportage daartoe aanleiding geeft. De zaak blijft dus in behandeling, met de mogelijkheid voor partijen om te reageren op de rapportages en adviezen die worden ingediend.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 29 oktober 2020
Zaaknummer: 200.270.588/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/02/361800 / FA RK 19-4028
in de zaak in hoger beroep van:
[de moeder],
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. N.J.R.M. Elings,
tegen
[de vader],
wonende te [woonplaats] ,
verweerder in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. R. Wouters.
Deze zaak gaat over de minderjarigen [minderjarige 1] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2008, [minderjarige 2] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2010, en [minderjarige 3] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2013.
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
hierna te noemen: de raad.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Middelburg, van 4 oktober 2019.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 11 december 2019, heeft de moeder verzocht voormelde beschikking te vernietigen en te bepalen dat alle kinderen hun hoofdverblijf bij de moeder hebben, althans een zodanige beslissing te nemen als het hof in de gegeven omstandigheden juist acht.
2.2.
Bij verweerschrift, ingekomen ter griffie op 21 januari 2020, heeft de vader verzocht de moeder niet-ontvankelijk te verklaren in het hoger beroep dan wel dit beroep af te wijzen, kosten rechtens.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 8 oktober 2020. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- de moeder, bijgestaan door mr. Elings;
- de vader, bijgestaan door mr. Wouters;
- de raad, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de raad] .
2.4.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van het V-formulier met bijlagen van de advocaat van de vader van 22 september 2020.

3.De beoordeling

3.1.
Partijen hebben een affectieve relatie met elkaar gehad, die inmiddels is beëindigd.
Partijen zijn de ouders van:
- [minderjarige 1] (hierna: [minderjarige 1] ), geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2008;
- [minderjarige 2] (hierna: [minderjarige 2] ), geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2010,
- [minderjarige 3] (hierna: [minderjarige 3] ), geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2013,
hierna tezamen ook aangeduid als de kinderen.
Partijen oefenen gezamenlijk het ouderlijk gezag over de kinderen uit.
3.2.
Bij de bestreden – uitvoerbaar bij voorraad verklaarde – beschikking heeft de rechtbank, voor zover in hoger beroep van belang, het hoofdverblijf van de kinderen bij de vader bepaald en een zorgregeling vastgesteld zoals in die beschikking is weergegeven.
3.3.
De moeder kan zich met deze beschikking niet verenigen en zij is hiervan in hoger beroep gekomen. De vader heeft verweer gevoerd. Voor de respectieve standpunten van partijen verwijst het hof naar het beroepschrift en het verweerschrift.
3.4.
De raad heeft tijdens de mondelinge behandeling naar voren gebracht dat de ouders in het belang van de kinderen met elkaar in gesprek moeten gaan in het kader van het hulptraject Ouderschap Blijft.
3.5.
Het hof overweegt als volgt.
3.5.1.
Tijdens de mondelinge behandeling hebben partijen ingestemd met een doorverwijzing naar het uniform hulpaanbod, hulptraject Ouderschap Blijft.
3.5.2.
De bedoeling van het in te zetten hulptraject is dat door partijen gewerkt wordt aan het behalen van het volgende resultaat:
- de (gezagdragende) ouders kunnen gezamenlijk afspraken maken en beslissingen nemen die in het belang zijn van de kinderen.
3.5.3.
Gelet op het voorgaande en omdat beide partijen tijdens de mondelinge behandeling hebben verklaard hiermee te kunnen instemmen, zal het hof partijen voor een zorgtraject ten behoeve van het hiervoor genoemde resultaat verwijzen naar het loket van de samenwerkende gemeenten in de regio Zeeland.
3.5.4.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft het hof zich ervan vergewist dat partijen ermee instemmen dat de door de woonplaatsgemeente van de minderjarigen aangewezen zorgaanbieder aan het hof rapporteert over het verloop en de resultaten van het zorgtraject als ook dat de rapportage over een niet geslaagd zorgtraject bij de raad terecht komt en voor de raad aanleiding kan zijn om (nader) advies uit te brengen aan het hof.
3.5.5.
In verband met de verwijzing van partijen naar het loket zal het hof de beslissingen in deze zaak aanhouden, teneinde partijen in de gelegenheid te stellen deel te nemen aan de noodzakelijk geachte zorg.
3.5.6.
Het hof verzoekt het loket van de samenwerkende gemeenten in de regio Zeeland om uiterlijk op 29 april 2021 of zoveel eerder als mogelijk is, bij het hof de eindrapportage over het verloop en de resultaten van het zorgtraject in te dienen. Het hof zal binnen twee weken na ontvangst deze rapportage doorzenden naar de advocaten van partijen en hen in de gelegenheid stellen daarop binnen twee weken te reageren en daarbij aan te geven of zij een nadere mondelinge behandeling noodzakelijk achten. Indien het traject niet heeft geleid tot een positief resultaat, verzoekt het hof genoemd loket de eindrapportage tevens tegelijkertijd te zenden naar de raad, zodat de raad kan bezien of (nader) advies door de raad noodzakelijk is.
3.5.7.
De raad wordt verzocht binnen twee weken na ontvangst van de eindrapportage het hof te laten weten of zij aanleiding ziet om advies uit te brengen. Indien de raad tot
advies besluit dan verzoekt het hof de raad dit advies uiterlijk binnen vier maanden na deze kennisgeving, of zoveel eerder als mogelijk is, bij het hof in te dienen. Na ontvangst van het advies van de raad zullen partijen vervolgens in de gelegenheid worden gesteld hierop binnen veertien dagen te reageren, waarna de behandeling van de zaak ter mondelinge behandeling – indien gewenst – zal worden voortgezet.
3.5.8.
Tijdens de mondelinge behandeling hebben partijen toestemming gegeven voor het delen van hun bij het hof bekende persoonsgegevens via het “Formulier verwijzing ouders/kind naar hulpverlening” (hierna ook: het verwijzingsformulier) met het loket van de zorgregio, de toegang (van de woonplaatsgemeente van de kinderen), de in te zetten zorgaanbieder en eventueel de raad. Voorts hebben zij toestemming gegeven voor het verzenden van het verwijzingsformulier met de resultatenlijst (per e-mail) en deze tussenbeschikking (per fax en/of post) naar het loket en vervolgens naar de toegang en de zorgaanbieder.
3.6.
Op grond van het voorgaande wordt als volgt beslist.

4.De beslissing

Het hof:
verwijst partijen voor hulpverlening ten behoeve van het hiervoor genoemde resultaat naar het loket van de samenwerkende gemeenten in de regio Zeeland;
verzoekt het loket van de samenwerkende gemeenten in de regio Zeeland om uiterlijk op
29 april 2021 PRO FORMAeen eindrapportage van de in te zetten zorgaanbieder over het verloop en de resultaten van het zorgtraject in te dienen, zulks met inachtneming van hetgeen
in rechtsoverweging 3.5.6 is overwogen. Binnen twee weken na ontvangst zal de eindrapportage naar de advocaten van partijen worden gestuurd en krijgen zij vervolgens twee weken de tijd om daar schriftelijk op te reageren;
verzoekt de Raad voor de Kinderbescherming, indien de eindrapportage van de zorgaanbieder daartoe aanleiding geeft, het hof (nader) te adviseren, zulks onder gelijktijdige verstrekking van een afschrift van zijn rapport en advies aan de advocaten van partijen, zulks met inachtneming van hetgeen in rechtsoverweging 3.5.7. is overwogen;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.C.E. Ackermans-Wijn, E.L. Schaafsma-Beversluis en E.P. de Beij en is op 29 oktober 2020 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.
[x]