In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, gaat het om een hoger beroep van de moeder tegen een beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, waarin het hoofdverblijf van de minderjarigen bij de vader was bepaald. De moeder, bijgestaan door haar advocaat mr. N.J.R.M. Elings, heeft op 11 december 2019 een beroepschrift ingediend met het verzoek om de beschikking te vernietigen en te bepalen dat de kinderen hun hoofdverblijf bij haar hebben. De vader, vertegenwoordigd door mr. R. Wouters, heeft verweer gevoerd en verzocht de moeder niet-ontvankelijk te verklaren in het hoger beroep of dit beroep af te wijzen.
De mondelinge behandeling vond plaats op 8 oktober 2020, waarbij zowel de moeder als de vader en de Raad voor de Kinderbescherming aanwezig waren. De Raad heeft tijdens de behandeling benadrukt dat het in het belang van de kinderen is dat de ouders met elkaar in gesprek gaan in het kader van het hulptraject Ouderschap Blijft. Het hof heeft besloten partijen door te verwijzen naar dit hulptraject, zodat zij gezamenlijk kunnen werken aan het maken van afspraken en beslissingen die in het belang van de kinderen zijn.
Het hof heeft de beslissing in deze zaak aangehouden om partijen de gelegenheid te geven deel te nemen aan de noodzakelijke zorg. Het hof heeft het loket van de samenwerkende gemeenten in de regio Zeeland verzocht om uiterlijk op 29 april 2021 een eindrapportage over het zorgtraject in te dienen. De Raad voor de Kinderbescherming is eveneens verzocht om advies uit te brengen indien de eindrapportage daartoe aanleiding geeft. De zaak blijft dus in behandeling, met de mogelijkheid voor partijen om te reageren op de rapportages en adviezen die worden ingediend.