In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een naheffingsaanslag in de parkeerbelastingen, opgelegd aan [A BV] op 13 september 2020. De belanghebbende, die de feitelijke parkeerder was, betwist de naheffingsaanslag op basis van de argumentatie dat de parkeerlocatie niet correct op de aanslag is omschreven. De naheffingsaanslag vermeldde de locatie als 'Alberdingk Thijmlaan te Eindhoven', terwijl de belanghebbende stelt dat de juiste locatie de 'Doctor Schaepmanlaan' zou moeten zijn. Het hof heeft de zaak op 26 oktober 2022 behandeld en geconcludeerd dat de gekozen parkeerlocatie op de naheffingsaanslag de meest logische was. Het hof oordeelt dat, zelfs als de locatie niet correct zou zijn, de naheffingsaanslag in stand moet blijven omdat het voor de belanghebbende voldoende duidelijk was dat de parkeerbelasting verschuldigd was. De uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van 4 augustus 2021, die het beroep van de belanghebbende ongegrond verklaarde, is door het hof bevestigd. Het hoger beroep is ongegrond verklaard en er zijn geen redenen voor een veroordeling in de proceskosten of het vergoeden van het griffierecht.