Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer C/02/389255 / HA ZA 21-511)
2.Het geding in hoger beroep
- de dagvaarding in hoger beroep en de incidentele vordering ex art. 351 Rv met producties 8 en 9;
- de antwoordmemorie in het incident;
- het H10-formulier en de brief van de advocaat van de man d.d. 19 september 2022;
- het H16-formulier van de advocaat van de vrouw d.d. 19 september 2022.
3.De beoordeling
maneen incidentele vordering ingesteld om de tenuitvoerlegging van het bestreden vonnis van 18 mei 2022 te schorsen.
vrouwheeft, na daartoe in de gelegenheid te zijn gesteld, een antwoordmemorie in het incident genomen. Zij heeft het hof verzocht de man in het incident niet-ontvankelijk te verklaren, dan wel de vordering in het incident te verwerpen. Kosten rechtens.
mand.d. 19 september 2022 heeft de man aangegeven ervan uit te gaan dat de gelegenheid voor nadere gronden bij de memorie van grieven zou worden geboden, zodat de gronden voor het incident niet zijn opgenomen in de appeldagvaarding. De man heeft – na contact met de griffie – een akte “incidentele vordering tot schorsing uitvoerbaarheid bij voorraad” aan het hof gestuurd en verzocht deze toe te laten.
vrouwd.d. 19 september 2022 heeft de vrouw bezwaar gemaakt tegen de door de man ingediende akte. Volgens de vrouw is de akte tardief en in strijd met de procesorde, zeker nu de vrouw al op de incidentele vordering van de man had gereageerd. De vrouw verzoekt het hof om de hand te houden aan de procesorde.
hofoverweegt als volgt.
NJ2015/223).