3.2.In overweging 2.1. van het eindvonnis heeft de rechtbank vastgesteld van welke feiten in dit geschil wordt uitgegaan. De door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover die niet zijn betwist, vormen ook in hoger beroep het uitgangspunt. Voorts staan nog enkele andere feiten, als enerzijds gesteld en anderzijds niet betwist, tussen partijen vast. Het hof zal hierna een overzicht geven van deze relevante feiten.
( a) [geïntimeerde] is sinds 2008 eigenaar van twee percelen aan de [adres 1] (kadastraal bekend [perceel 1] ) en [adres 2] (kadastraal bekend [perceel 2] ) te [plaats] . Vanaf de straat gezien ligt het perceel [adres 1] links en het perceel [adres 2] rechts. Deze percelen grenzen aan de achterzijde aan het perceel aan de [adres 3] (kadastraal bekend [perceel 3] ) te [plaats] , waarvan [appellante] sinds 2007 eigenaar is. Over het perceel van [appellante] loopt er, vanaf de straatzijde bezien, aan de linkerkant langs de erfgrens een steeg naar de achterzijde tot aan het perceel [adres 2] . De steeg loopt vervolgens naar rechts om de hoek door langs de achterste erfgrens van het perceel [adres 2] en vervolgens nog langs een klein deel langs de achterste erfgrens van [adres 1] . In onderstaande figuur 1 (met bijschrijvingen en arceringen door de rechtbank) is de indeling van de percelen te zien. De ligging van de steeg op het perceel [adres 3] (hierna ook: de steeg) is met rood bij benadering ingetekend.
Figuur 1: kadastrale kaart vanaf 1987 metrood gekleurde gang
( b) De percelen van zowel [geïntimeerde] als van [appellante] zijn in de afgelopen 150 jaar meerdere keren kadastraal hernummerd, gesplitst en samengevoegd, waarbij ook de straatnamen zijn gewijzigd.
( c) Het perceel dat thans de percelen [adres 1] en [adres 2] omvat, bestond vanaf (in ieder geval 1832) tot 1885 uit de kadastrale percelen [perceel oud 1] , [perceel oud 2] en [perceel oud 3] . Perceel [perceel oud 1] is in 1885 hernummerd tot [perceel 4] . De percelen [perceel oud 2] en [perceel oud 3] zijn in 1885 samengevoegd en hernummerd tot [perceel 5] . In 1984 zijn de percelen [perceel 5] en [perceel 4] samengevoegd tot [perceel 6] om in 1987 kadastraal te worden gesplitst in de nummers [perceel 1] ( [adres 1] ) en [perceel 2] ( [adres 2] ). Verwezen wordt naar de onderstaande afbeeldingen.
Figuur 2: kadastrale kaart 1984-1987 Figuur 3: kadastrale kaart vanaf 1987
( d) De [straat adres 3] heette tot 1920 de [straatnaam] en werd ook wel [straatnaam] genoemd. Waar in dit arrest wordt verwezen naar de [straat adres 3] , wordt mede bedoeld de [straatnaam] dan wel [straatnaam] .
( e) Het perceel [adres 3] was sedert 1718 eigendom van de Gereformeerde Kerk. Op het perceel stonden drie huizen van de diaconie. Gezien vanuit de [adres 3] stond achter deze huizen een woning die werd aangeduid als huize De Bonte Mantel. Deze woning was gelegen binnen de grenzen van de huidige percelen [adres 1] en [adres 2] .
( f) In het kader van een verkoop en levering van de woning De Bonte Mantel is in de leveringsakte van 1755 (memorie van grieven, productie 31) onder meer vermeld dat de woning wordt geleverd:
“(…) met alle voor en nadelige regten en servituijten als van outs en specialijk met het regt of vrijheid van passage en alle andere gebruik door en van het gangetje lopende langs de drie huisjes van de Diakonie en uitkomende aan de [straatnaam] voors als wijlen juffrouw de weduwe [persoon A] als laatste huurderse van opgem huijsinge den Bontemantel, van het selve gangetje altoos gehad en genoten heeft (…)”
( g) Ter gelegenheid van een verkoop van De Bonte Mantel in 1787 wordt in de akte van levering (memorie van grieven, productie 32) vermeld dat de woning wordt geleverd met:
“(…)dit voordelig regt, of vrijheid van Passage, en alle andere gebruijk door en van het gangske, lopende langs de voorsz.: Diaconie Huisjes, en uijtkomende aan de [straatnaam] , als bij de Bewoonders en gebruijkers van het gemelden Huijs den Bontemantel van het selven Gangske hebben gehad en genooten (…)
( h) In het kader van een levering van de woning De Bonte Mantel op 31 december 1810 in het kader van een openbare verkoop is in de transportakte opgenomen dat de woning wordt geleverd (memorie van antwoord, prod. 17):
“(…) met dit voordelig Regt, of vrijheid van passage, en alle ander gebruik door, en van het gangske, loopende langs de gemelde Diaconie huisjes en uijtkomende aan den agterstraat, zoo als vorige Eijgenaars en gebruikers van het gemelde huis, en Erve daar van altoos gejouisseert hebben. (…)”
( i) Bij akte van levering d.d. 14 maart 1969 zijn de percelen [perceel 5] en [perceel 4] op grond van een daartoe strekkende koopovereenkomst geleverd aan [persoon B] (de oom van [geïntimeerde] ). In de akte van levering (conclusie van antwoord in conventie en eis in reconventie, prod. 6) is onder meer vermeld:
“Met betrekking tot voormeld perceel [plaats] [perceel 5] wordt ten deze verwezen naar een akte van een en dertig december achttienhonderd tien verleden voor de Schepenen der stad [plaats] , in welke akte werd aangehaald en omschreven het ten behoeve van voormeld kadastraal perceel bestaande voordelig recht of vrijheid van passage en alle ander gebruik door en van de gang, lopend langs de achter voormeld perceel gelegen huizen en uitkomend op de [straat adres 3] ; (…)”
( j) Bij brief van 1 mei 1989 heeft de Dommelsche Bierbrouwerij, de toenmalige eigenaar van het perceel [adres 3] , aan [persoon B] geschreven (inleidende dagvaarding, prod. 9):
“(…)
Betreft: erfdienstbaarheid gevestigd op het perceel aan de [adres 3]
te [plaats]
(…)
Op het bovengenoemde perceel ligt een erfdienstbaarheid van voetpad ten behoeve van het perceel aan de [adres 2] te [plaats] , het heersend erf waarvan u eigenaar bent. (…)”
( k) In verband met de levering van het perceel [adres 3] aan [appellante] is in de notariële leveringsakte van 19 december 2007 (inleidende dagvaarding, productie 5) in artikel 8, waarin erfdienstbaarheden op het perceel worden beschreven, onder meer opgenomen dat wordt verwezen naar een akte van transport van 16 december 1930, waarin is vermeld:
“(…) wordende ten aanzien van het kadastrale perceel [plaats] [perceel 5] (…) speciaal verwezen naar een akte den een en dertigste December achttienhonderd en tien verleden voor de Schepenen der stad [plaats] , in welke akte werd aangehaald en omschreven het ten behoeve van voormeld kadastrale perceel bestaande voordelig recht of vrijheid van passage en alle ander gebruik door en van den gang loopende langs de achter voormeld perceel gelegen huizen (bedoeld zijn de panden [adres 3] ) en uitkomende op de [straat adres 3] .”
( l) In de notariële akte van 23 juli 2008 (inleidende dagvaarding, productie 1) waarmee perceel [adres 1] ( [perceel 1] ) aan [geïntimeerde] is geleverd, is in artikel 7 onder meer vermeld:
“(…)
Omschrijving erfdienstbaarheden, kwalitatieve bedingen en/of bijzondere verplichtingen
Met betrekking tot bekende erfdienstbaarheden, kwalitatieve bedingen en/of bijzondere verplichtingen wordt verwezen naar voormelde titel van aankomst, waarin woordelijk staat vermeld:
“Met betrekking tot voormeld perceel [plaats] [perceel 5] wordt ten deze verwezen naar een akte op eenendertig december achttienhonderd tien verleden voor de Schepenen der [plaats] , in welke akte werd aangehaald en omschreven het ten behoeve van voormeld kadastraal perceel bestaande voordelig recht of vrijheid van passage en alle ander gebruik door en van de gang, lopend langs de achter voormeld perceel gelegen huizen en uitkomend op de [straat adres 3] ;”.
(…)”
( m) In de notariële akte van 6 augustus 2008 waarmee perceel [adres 2] ( [perceel 2] ) aan [geïntimeerde] is geleverd, is bovenstaande bepaling niet opgenomen. Op 27 mei 2019 heeft een medewerker van [XX] notarissen te [vestigingsplaats] , het notariskantoor dat de notariële akte heeft opgesteld, hierover per e-mail het volgende aan [geïntimeerde] bericht (inleidende dagvaarding, productie 3):
“(…)De vraag is nu dus: op welk/welke percelen rust de erfdienstbaarheid, zoals hierboven geciteerd en zijn deze in de juiste aktes opgenomen?
De erfdienstbaarheid is destijds gevestigd ten behoeve van het kadastrale perceel [plaats] [perceel 5] . Dit perceel is later opgesplitst in de kadastrale percelen [plaats] [perceel 1] en [perceel 2] , zoals ook blijkt uit de bijlage “ [plaats] [perceel 5] 655fil.pdf”. De erfdienstbaarheid is dan ook gevestigd ten behoeve van zowel [perceel 1] als nummer [perceel 2] en geldt dan ook ten behoeve van beide kadastrale percelen.
De hierboven geciteerde erfdienstbaarheid is derhalve ten onrechte niet opgenomen in de akte van levering waarbij jij het kadastrale perceel gemeente [perceel 2] hebt verkregen. Dit betekent niet dat deze erfdienstbaarheid niet langer geldt, de erfdienstbaarheid geldt namelijk wel gewoon, ondanks dat hij niet in de akte van levering in 2008 is opgenomen.
(…)”
( n) Tot 1989 waren de percelen [adres 1] en [adres 2] niet tot aan de achtergrens met het perceel [adres 3] bebouwd. Achter de opstallen bevonden zich in totaal drie grotere achterplaatsen. Op enig moment zijn de panden op de percelen van [geïntimeerde] naar achteren toe uitgebouwd, waardoor de opstallen grenzen aan het perceel van [appellante] .
( o) Na de splitsing van de [perceel 6] in de percelen [perceel 1] en [perceel 2] (in 1987) kon de steeg op het perceel [straat adres 3] (figuur 1) enkel bereikt worden vanuit de achterdeur van het pand op perceel [perceel 2] ( [adres 2] ), omdat er in de achterzijde van het pand op perceel [perceel 1] ( [adres 1] ) geen deur zat. Rond 2018 heeft [geïntimeerde] in de achterzijde van [perceel 2] een tweede deur aangebracht (hierna: “de tweede deur”).
( p) [geïntimeerde] is van plan zijn twee percelen weer samen te voegen. Sinds 2018 wordt de (samengevoegde) winkelruimte op de begane grond van beide percelen verhuurd aan een filiaal van [bedrijf 1] . Op de eerste en op de tweede verdieping, boven de [bedrijf 1] , wil [geïntimeerde] twee appartementen realiseren, zodat hij deze appartementen kan verhuren. De appartementen zullen zich over de gehele breedte van de beide percelen uitstrekken. Omdat de voorzijde van de panden zo verbouwd is dat er nog maar één voordeur is (de voordeur van de winkel), wil [geïntimeerde] de ingangen van de appartementen aan de achterzijde van het perceel plaatsen. De bewoners van de nieuwe appartementen zullen dan vanaf de [straat adres 3] , via de steeg op het perceel van [appellante] , naar hun woning moeten gaan.
( q) Op de begane grond van het perceel [adres 3] is [bedrijf 2] gevestigd, dat deze ruimte van [appellante] (onder)huurt. Aan de voorzijde van dit [bedrijf 2] ligt een terras, waardoor de steeg op dit terras uitkomt. [bedrijf 2] maakt regelmatig gebruik van de steeg, omdat zij haar voorraden (deels) in de steeg opslaat. Vanaf medio 2020 zijn de toiletten van [bedrijf 2] bereikbaar via de steeg. De steeg wordt afgesloten door een poort met deur.
( r) [geïntimeerde] heeft het Kadaster de opdracht gegeven om onderzoek te doen naar het in de leveringsakte van 23 juli 2008 genoemd recht om gebruik te maken van de steeg. Het Kadaster heeft [geïntimeerde] hiervoor op 18 juli 2018 een factuur met [nummer] gestuurd, ter hoogte van € 298,80.
3.3.1.In eerste aanleg heeft [geïntimeerde] in conventie gevorderd om:
( a) voor recht te verklaren dat ten behoeve van het voormalige kadastrale perceel [plaats] [perceel 5] , thans [perceel 1] en [perceel 2] als heersende erven en ten laste van het perceel [perceel 3] als dienend erf een erfdienstbaarheid van voetpad bestaat, namelijk het “
voordelig recht of vrijheid van passage en alle ander gebruik door en van den gang lopende langs de achter voormeld perceel gelegen huizen (bedoeld zijn de panden [adres 3] ) en uitkomende op de [straat adres 3]”;
( b) [appellante] te veroordelen om genoemde erfdienstbaarheid van voetpad te respecteren en zodoende [geïntimeerde] , al zijn aldaar gevestigde (onder)huurders, inclusief eventueel personeel en leveranciers van die (onder)huurders, alsmede bezoekers van (onder)huurders, de vrije doorgang te verschaffen en te blijven verschaffen, in beide richtingen dus zowel heen als terug, met afgifte van de benodigde sleutel(s) van de thans van buitenaf gesloten toegangsdeur uitkomende op de [straat adres 3] en eventuele andere afsluitbare deuren in de gang, alsmede [appellante] te veroordelen om haar (onder)huurders inclusief eventueel personeel en leveranciers te beletten om inbreuk te maken op de erfdienstbaarheid zoals het versperren van uitgangen van genoemde percelen van [geïntimeerde] en de toegangsdeur uitkomende op de [straat adres 3] , e.e.a. op straffe van verbeurte van een dwangsom ten bedrage van € 500,00 per dag of gedeelte van een dag dat [appellante] daarmee op enigerlei wijze in gebreke blijft;
( c) [appellante] te veroordelen tot betaling van buitengerechtelijke incassokosten ter hoogte van € 3.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 21 maart 2019 (14 dagen na de brief van 6 maart 2019);
( d) [appellante] te veroordelen tot betaling van kosten ter vaststelling van aansprakelijkheid op grond van artikel 6:96 lid 2 aanhef en onder b ter hoogte van € 298,80, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover;
( e) [appellante] te veroordelen tot betaling van de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover;
( f) [appellante] te veroordelen in de nakosten.
3.3.2.Aan deze vordering heeft [geïntimeerde] , samengevat, ten grondslag gelegd dat er blijkens de akte van 2008 (met verwijzing naar de akte van 1810) een erfdienstbaarheid van voetpad rust op het perceel van [appellante] ten behoeve van [geïntimeerde] percelen [perceel 1] en [perceel 2] . Omdat [appellante] de poort die toegang tot de steeg geeft vaak verspert en [geïntimeerde] geen sleutel van de deur heeft, kan [geïntimeerde] alleen door de gang naar buiten lopen, maar niet naar binnen. Dit is volgens hem in strijd met het in 1810 gevestigde recht van erfdienstbaarheid. Hij heeft hierover meermaals contact gezocht met [appellante] , maar partijen zijn niet tot een oplossing gekomen.
3.3.3.[appellante] heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Dit verweer zal hierna, voor zover van belang, bij de beoordeling van de grieven worden besproken.
3.3.4.[appellante] heeft in eerste aanleg in reconventie, kort gezegd, gevorderd om:
primair:
( a) voor recht te verklaren dat het recht van erfdienstbaarheid ten aanzien van het kadastrale [perceel 1] , [plaats] en/of ten aanzien van het kadastrale [perceel 2] , [plaats] , is opgegeven (lees: opgeheven, hof), althans niet meer geldt als gevolg van verjaring, alsmede [geïntimeerde] te gebieden zijn medewerking te verlenen aan de doorhaling van het recht van erfdienstbaarheid in de openbare registers op straffe van een dwangsom van € 500,00 per dag(deel) waar aan deze veroordeling geen medewerking wordt verleend door [geïntimeerde] , met een maximum van 90 dagen, aldus € 45.000,00;
( b) [geïntimeerde] te veroordelen de door hem aangebrachte (tweede) deur op eigen kosten te verwijderen, op straffe van en dwangsom van € 500,00 per dag(deel) waarop de deur niet is verwijderd, met een maximum van 30 dagen, aldus € 15.000,00;
( c) het recht van erfdienstbaarheid te wijzigen in een recht van noodweg, aldus dat deze enkel en alleen in noodsituaties gebruikt mag worden alsmede slechts in één richting (van het heersende perceel richting de [straat adres 3] ) en/of het recht van erfdienstbaarheid te wijzigen in een recht van erfdienstbaarheid dat alleen ten gunste van het [perceel 2] gevestigd is, alsmede [geïntimeerde] te gebieden zijn medewerking te verlenen aan deze wijziging(en) in de openbare registers op straffe van een dwangsom van € 500,00 per dag(deel) waaraan aan deze veroordeling geen medewerking wordt verleend door [geïntimeerde] , met een maximum van 90 dagen, aldus € 45.000,00;
( d) [geïntimeerde] te veroordelen om de tweede deur zodanig aan te passen dat deze niet meer naar buiten toe kan openen, althans geen hinder meer kan veroorzaken, op straffe van een dwangsom van € 500,00 per dag(deel) waarop de deur niet zodanig is aangepast dat deze deur niet naar buiten toe opent, met een maximum van 30 dagen, aldus € 15.000,00;
( e) [geïntimeerde] te veroordelen tot betaling van de proceskosten, ter vermeerderen met de wettelijke rente daarover.
3.3.5.Aan deze vordering heeft [appellante] , samengevat, ten grondslag gelegd dat er geen recht van erfdienstbaarheid ten behoeve van het perceel van [geïntimeerde] is gevestigd, althans dat deze niet meer geldig is. Indien wordt geoordeeld dat er wel een erfdienstbaarheid bestaat, is deze volgens [appellante] verzwaard, zodat een wijziging, zoals gevorderd, op zijn plaats is.
3.3.6.[geïntimeerde] heeft tegen de vorderingen gemotiveerd verweer gevoerd. Dit verweer zal hierna, voor zover van belang, bij de beoordeling van de grieven worden besproken.
3.3.7.De rechtbank heeft in haar incidenteel vonnis d.d. van 13 mei 2020 de incidentele vorderingen van [appellante] tot niet-ontvankelijkverklaring van [geïntimeerde] en tot oproeping in vrijwaring van twee andere rechtspersonen afgewezen. In het eindvonnis van 2 juni 2021 heeft de rechtbank de vorderingen in conventie toegewezen met veroordeling van [appellante] in de kosten van de procedure in conventie. In reconventie heeft zij [geïntimeerde] veroordeeld om de tweede deur zodanig aan te passen dat deze niet meer naar buiten kan openen. De overige vorderingen in reconventie van [appellante] zijn afgewezen. [appellante] is veroordeeld in de kosten van de procedure in reconventie.
De procedure in hoger beroep