Tussen partijen is onder meer in geschil of hetgeen Semecs in het kader van de R&D-overeenkomst en de productie-overeenkomst B heeft gedemonstreerd (en meegegeven) aan Daviotten functioneerde of niet, en zo niet, wat er niet functioneerde.
In het tussenarrest van 15 juni 2021 heeft het hof overwogen dat Daviotten dient te bewijzen dat de 200 printplaten en hetgeen Semecs in het kader van de R&D-overeenkomst op 16 september 2016 heeft gedemonstreerd (en meegegeven) aan Daviotten niet functioneerde(n) en voornemens te zijn daartoe een deskundige te benoemen. Daarbij is het hof uitgegaan van “de 200 printplaten” die volgens Semecs (91 mvg) “uiteindelijk door Daviotten zijn opgehaald zonder nader te testen” en niet van de 200 printplaten die Semecs heeft geleverd in 2014. Partijen hebben immers nadien de overeenkomst voortgezet en nadere afspraken gemaakt (de zogenaamde schoolbordafspraken), zoals het hof nader heeft toegelicht in het tussenarrest van 3 mei 2022. Ook is het hof ervan uitgegaan dat deze 200 printplaten, die Semecs stelde te hebben afgeleverd (doordat Daviotten ze ophaalde), beschikbaar zouden zijn voor onderzoek.
Daarop heeft Daviotten in de memorie van 13 juli 2021 gemeld (onderdelen 34, 36 en 40) dat de 200 printplaten nooit meer zijn geleverd, maar dat wel nog drie of vier maal kleine aantallen printplaten zijn geleverd die steeds weer zijn teruggenomen.
Daarop heeft het hof in het tussenarrest van 19 oktober 2021 (6.5.2) beslist dat de laatste door Semecs in het kader van de productie-overeenkomt B aan Daviotten verstrekte printplaten dienen te worden onderzocht en partijen gevraagd welke dat zijn.
Ook heeft het hof in het tussenarrest van 19 oktober 2021 de aan de deskundige te stellen vragen geformuleerd.
Daarop heeft Semecs in haar memorie van 16 november 2021 (onderdelen 20 t/m 25) gemeld in elk geval ten laatste male eind april/begin mei 2016 tien printplaten aan Daviotten te hebben verstrekt (doordat Daviotten die kort na de e-mails van 19 en 22 april 2016 heeft opgehaald).
Daviotten heeft in de memorie van 16 november 2021 (onderdelen 10 en 19) toegelicht dat Semecs deze printplaten weer heeft teruggenomen om het probleem te onderzoeken, zoals blijkt uit de e-mail van 30 april 2016 (productie 12 mva).
In het tussenarrest van 8 februari 2022 heeft het hof de heer J.E. Bullema als deskundige benoemd in het kader van de R&D-overeenkomst en daarbij bepaald dat Daviotten de te onderzoeken zes printplaten in losse koppen en de drie apparaten, die Semecs op 16 september 2016 aan Daviotten heeft geleverd, aan de deskundige dient te verstrekken.
In het kader van de productie-overeenkomst B heeft het hof in het tussenarrest van 8 februari 2022 beslist dat Semecs onvoldoende heeft onderbouwd dat Daviotten beschikt over de tien CDS printplaten die Daviotten kort na de berichten van 19 en 22 april 2016 bij Semecs had opgehaald omdat Semecs op de e-mail van 30 april 2016 niet is ingegaan en daarmee onvoldoende heeft betwist dat deze printplaten aan Semecs zijn geretourneerd. Verder heeft het hof beslist dat Semecs onvoldoende heeft onderbouwd nadien het restant van de 200 printplanten aan Daviotten te hebben meegegeven. Daaruit heeft het hof de conclusie getrokken dat het hoger beroep van Semecs ten aanzien van de productie-overeenkomst B niet slaagt.
In het tussenarrest van 3 mei 2022 heeft het hof naar aanleiding van een verzoek van Semecs daartoe overwogen om deze beslissingen rond productie-overeenkomst B in heroverweging te nemen omdat deze mogelijk berusten op een onjuiste juridische/feitelijke grondslag en partijen in de gelegenheid gesteld zich daarover uit te laten.