ECLI:NL:GHSHE:2022:3849

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
4 november 2022
Publicatiedatum
8 november 2022
Zaaknummer
20-001315-21
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep in strafzaak wegens diefstal met valse sleutels

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 4 november 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, dat op 6 mei 2021 was gewezen. De verdachte was vrijgesproken van het primaire feit, maar het subsidiair tenlastegelegde, diefstal waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels, werd bewezen verklaard. De rechtbank had de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 200 uren, subsidiair 100 dagen hechtenis, en een schadevergoedingsmaatregel opgelegd van € 29.675,73 ten behoeve van het slachtoffer.

Tegen dit vonnis heeft de verdachte hoger beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 5 juli 2022 heeft de raadsman van de verdachte aangegeven dat het de bedoeling was om het hoger beroep in te trekken, omdat het enkel betrekking had op de betalingsverplichting. Op 19 oktober 2022 heeft de raadsman bevestigd dat de verdachte geen procesbelang meer had om het hoger beroep voort te zetten. De advocaat-generaal heeft geen bezwaar gemaakt tegen een afdoening ex artikel 416 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering, wat betekent dat de zaak niet inhoudelijk behandeld zou worden.

Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte haar bezwaren tegen het vonnis in eerste aanleg niet langer handhaaft en dat er geen rechtens te beschermen belang is dat een nadere behandeling in hoger beroep rechtvaardigt. Daarom heeft het hof de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in haar hoger beroep. De beslissing is genomen door een meervoudige kamer voor strafzaken en is op 4 november 2022 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

Uitspraak

Parketnummer : 20-001315-21
Uitspraak : 4 november 2022

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zitting houdende te Breda, van 6 mei 2021, in de strafzaak met parketnummer 02-123605-20 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1956,
wonende te [adres] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep heeft de rechtbank de verdachte ten aanzien van het primaire feit vrijgesproken en het subsidiair tenlastegelegde bewezenverklaard, dat gekwalificeerd als ‘diefstal waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels’, de verdachte deswege strafbaar verklaard en haar veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 200 uren subsidiair 100 dagen hechtenis. De benadeelde partij is in de vordering niet-ontvankelijk verklaard. Aan de verdachte is de schadevergoedingsmaatregel opgelegd, inhoudende de verplichting tot betaling aan de staat van een bedrag van € 29.675,73 ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] opgelegd, waarbij 183 dagen zal worden toegepast, indien noch volledige betaling
noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt.
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal.
De advocaat-generaal heeft gevorderd de verdachte niet-ontvankelijk te verklaren in zijn hoger beroep nu er geen grieven meer zijn.
Ontvankelijkheid van het hoger beroep
Namens de verdachte is bij akte van 18 mei 2021, middels een daartoe strekkende machtiging, hoger beroep ingesteld. Op de terechtzitting van het hof d.d. 5 juli 2022 heeft de raadsman van de verdachte te kennen gegeven dat het de bedoeling is dat het hoger beroep alsnog ingetrokken zal gaan worden, nu het hoger beroep enkel zag op de betalingsverplichting. Bij e-mailbericht van 19 oktober 2022 heeft de raadsman te kennen gegeven dat de verdachte geen procesbelang meer heeft om het hoger beroep door te zetten.
De advocaat-generaal heeft desgevraagd daarop aan het hof te kennen gegeven zich niet te verzetten tegen een afdoening ex artikel 416 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering. Het hof heeft de raadsman hierover bericht en medegedeeld dat de zaak niet inhoudelijk aan de orde zal worden gesteld en aanwezigheid van de verdachte en de raadsman derhalve niet langer is vereist. Ter terechtzitting heeft de advocaat-generaal nogmaals medegedeeld dat hij er geen bezwaar tegen heeft dat de zaak niet meer inhoudelijk wordt behandeld.
Nu de verdachte te kennen heeft gegeven dat haar bezwaren tegen het vonnis in eerste aanleg niet langer worden gehandhaafd en het belang van de verdachte noch enig ander rechtens te beschermen belang noopt tot een nadere behandeling in hoger beroep, zal het hof toepassing geven aan het bepaalde in artikel 416, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering. Mitsdien zal de verdachte niet-ontvankelijk worden verklaard in haar hoger beroep.

BESLISSING

Het hof:
verklaart het door de verdachte ingestelde hoger beroep niet-ontvankelijk.
Aldus gewezen door:
mr. W.E.C.A. Valkenburg, voorzitter,
mr. N.I.B.M. Buljevic en mr. C.A. van Roosmalen, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. R.M. Gloudemans, griffier,
en op 4 november 2022 ter openbare terechtzitting uitgesproken.