Op 31 oktober 2020, omstreeks 01.00 uur waren wij, verbalisanten [benadeelde 1] en [benadeelde 2] , in uniform gekleed en reden wij in een opvallend dienstvoertuig, een snel interventie voertuig van het merk Audi A6. Ik, [benadeelde 1] , was de bestuurder en ben hiervoor gecertificeerd.
Op 31 oktober 2020, omstreeks 01.01 uur, reden wij over de A73 rechts in de omgeving van Roermond. Op dat moment kregen wij het verzoek van de centralist van de regionale meldkamer Limburg om aan te sluiten bij een achtervolging die op dat moment gaande was op de A2 van het zuiden. Het betrof een Volkswagen Golf, grijs van kleur. Een regionale patrouille reed er met een snelheid van ongeveer 200 km/u. Deze kon het voertuig volgen, maar niet bijtrekken.
Wij, [benadeelde 1] en [benadeelde 2] , namen positie in op het viaduct gelegen boven de A2. Vervolgens zagen wij het achtervolgde voertuig en de opvallende patrouille aan komen rijden vanuit het noorden. Wij zagen de Golf onder ons doorrijden. Vervolgens zijn wij de A2 opgereden en kwamen wij achter de Golf te rijden, als eerste voertuig. Wij reden op dat moment met een snelheid van ongeveer 200 km/u.
Wij probeerden vervolgens de Golf links in te halen om er voor te komen. Op het moment dat wij met de neus van ons voertuig links langs de linker achterzijde van de Golf kwamen te rijden, reed de bestuurder van de Golf meteen, met een moedwillige abrupte stuurbeweging, in onze richting en probeerde ons in de middenvangrail/berm te drukken.
Ik, [benadeelde 1] , schrok hier behoorlijk van en moest krachtig remmen en sturen om een aanrijding met deze hoge snelheid voorkomen. Ik, [benadeelde 1] , zag met deze hoge snelheid de vangrail op mij afkomen en dacht meteen dat ik dit niet ging overleven. Ik moest al mijn kunde inzetten om niet in een slip te komen en zo de controle over ons voertuig te verliezen.
Ik, [benadeelde 2] , schrok hier ook erg van en was behoorlijk bang om in de vangrail te belanden. Ik dacht echt dat er een flinke aanrijding zou volgen met alle gevolgen van dien.
Vervolgens heb ik
(het hof begrijpt: [benadeelde 1] )een vijftig tal meters afstand genomen en bleef achter de Golf rijden en gaven wij de positie aan de meldkamer door. Wij zagen dat er drie personen in de Golf zaten.
Wij, verbalisanten, wisten dat er ter hoogte van Roosteren/Born wegwerkzaamheden waren. Ik, [benadeelde 1] , probeerde voor de wegwerkzaamheden nogmaals voorbij de Golf te rijden ten einde voor hem te komen om het voertuig tot stilstand te dwingen. Vervolgens heeft de bestuurder van de Golf ons nogmaals met abrupte stuurbewegingen, zowel naar links en naar rechts geprobeerd ons van de weg te drukken. Ik, [benadeelde 1] , schrok hier wederom van. Ik moest wederom enkele malen krachtig remmen en sturen om aanrijdingen te voorkomen.
Ik, [benadeelde 2] , schrok hier heel erg van en voelde mij hier niet goed bij van de schrik. Vervolgens hebben wij afstand genomen van de Golf, een vijftig tal meters zodat wij op tijd konden anticiperen op de acties van de Golf.
Aan het einde van de wegwerkzaamheden zagen wij dat de Golf rijstrook 1 opreed en zijn snelheid wederom verhoogde naar 200 km/u. Vervolgens probeerde wij, verbalisanten, wederom langs de Golf te rijden. Wederom werd er met een abrupte stuurbeweging, door de bestuurder van de Golf, op ons ingereden. Weer moest ik, [benadeelde 1] , krachtig sturen en remmen om een aanrijding te voorkomen. Wij reden op dat moment over rijstrook 2. Vervolgens bleven wij de Golf op een afstand van vijftig meter volgen teneinde een aanrijding te voorkomen.
Wij bleven in de richting van het zuiden rijden. Vervolgens aangekomen bij knooppunt Kerensheide zagen wij dat de Golf de afslag België nam en richting België reed. Aangekomen in België werd de achtervolging overgenomen door een opvallend politievoertuig van de collega’s van België. Wij, [benadeelde 1] en [benadeelde 2] , reden vervolgens als tweede voertuig mee. Bij de afslag Genk centrum zagen wij dat de Golf de afslag nam en meteen weer de snelweg terug in de richting van Nederland nam. Aangekomen bij de grens van Nederland namen wij, [benadeelde 1] en [benadeelde 2] , de achtervolging als eerste voertuig over van de Belgische collega’s. De achtervolging ging verder met een snelheid van 200 km/u in de richting van Duitsland. Bij de grens van Duitsland sloten de Duitse collega’s achter ons aan. Wij reden met hoge snelheid de afslag Aachen voorbij.
Aangekomen bij de afslag Eschweiler/Stolberg zagen wij de Golf deze afslag nemen. Aangekomen op de aldaar gelegen kruising, beveiligd met verkeerslichten, zagen wij dat de Golf rechtdoor overstak en door rood licht reed. En achter de kruising meteen keerde en in onze richting kwam gereden. Wij zagen, hoorden en voelden de Golf tegen de rechter zijkant van ons voertuig aanrijden. Meteen kwamen wij tot stilstand en hebben de Duitse collega’s met behulp van ons de inzittenden aangehouden.
Vanaf dat de Golf in ons zicht kwam, hebben wij, verbalisanten [benadeelde 1] en [benadeelde 2] , deze niet uit het oog verloren.
De bestuurder van de Golf heeft gedurende de achtervolging veelvuldig verkeersovertredingen gemaakt, waarbij de verkeersveiligheid meerdere malen enorm in
gevaar werd gebracht.