ECLI:NL:GHSHE:2022:3693

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
25 oktober 2022
Publicatiedatum
25 oktober 2022
Zaaknummer
200.299.382_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep over de betaling van advocatenhonorarium en de rechtsgeldigheid van de overeenkomst tussen een B.V. en een advocatenkantoor na een computerhack

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de besloten vennootschap POSD B.V. tegen de rechtspersoon LexQuire LLP. POSD is slachtoffer geworden van een computerhack en heeft LexQuire ingeschakeld om de vermoedelijke dader(s) aansprakelijk te stellen. Na een reeks van correspondentie en werkzaamheden, ontstond er een geschil over de betaling van de facturen van LexQuire. POSD heeft de facturen van LexQuire, die in totaal € 13.871,56 bedroegen, onbetaald gelaten. LexQuire heeft POSD gesommeerd tot betaling, maar POSD vorderde in reconventie de ontbinding van de overeenkomst en terugbetaling van een voorschot van € 9.801,00. De kantonrechter heeft in eerste aanleg de vorderingen van LexQuire toegewezen en die van POSD afgewezen. POSD is in hoger beroep gegaan, waarbij zij zes grieven heeft ingediend. Het hof heeft geoordeeld dat LexQuire niet tekort is geschoten in haar zorgplicht en dat de kosten van de ingeschakelde deskundige voor rekening van POSD komen. Het hof heeft de grieven van POSD verworpen en het vonnis van de kantonrechter bekrachtigd. POSD is veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team Handelsrecht
zaaknummer 200.299.382
arrest van 25 oktober 2022
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
POSD B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
appellante,
in eerste aanleg: gedaagde in conventie, eiseres in reconventie,
hierna aan te duiden als POSD,
advocaat: W.J.F. Geertsen te Maastricht,
tegen
de rechtspersoon naar vreemd recht
LexQuire LLP,
kantoorhoudende te [vestigingsplaats] ,
geïntimeerde,
in eerste aanleg: eiseres in conventie, verweerster in reconventie,
hierna aan te duiden als LexQuire,
advocaat: L.E.I.K. Jaminon te Heerlen,

1.Het procesverloop

1.1.
In het vonnis van 17 maart 2021 van de kantonrechter van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht (zaak- / rolnummer: 8161814 CV EXPL 19-7590) staat hoe de procedure bij de kantonrechter is verlopen.
1.2.
Het verloop van de procedure in hoger beroep blijkt uit:
  • de dagvaarding in hoger beroep van 31 mei 2021,
  • het tussenarrest van 26 oktober 2021,
  • het proces verbaal van de mondelinge behandeling van 16 februari 2022,
  • de memorie van grieven, met producties en een wijziging van eis,
  • de memorie van antwoord.
1.3.
Het hof heeft daarna een datum voor arrest bepaald.

2.De feiten in hoger beroep

2.1.
POSD is eind april / begin mei 2019 slachtoffer geworden van een computerhack.
2.2.
De middellijk bestuurder van POSD, [persoon A] (hierna: de bestuurder van POSD) heeft contact opgenomen met [persoon B ] van LexQuire, een advocatenkantoor, met de vraag of LexQuire de vermoedelijke dader(s) aansprakelijk kon stellen en de schade op de dader(s) kon verhalen.
2.3.
Op 2 mei 2019 heeft LexQuire aan POSD een opdrachtbevestiging gezonden. In de begeleidende e-mail staat: “
Na ontvangst van uw akkoordverklaring, zullen wij met onze werkzaamheden voor u beginnen.” De opdrachtbevestiging zelf houdt – voor zover hier van belang – in:

Naar aanleiding van het onderhoud alhier d.d. 1 mei jl., bevestig ik dat ik gaarne uw belangen zal behartigen inzake uw geschil met de heer[V.]
en/of mevrouw[R.].
In dat kader zal ik namens u de navolgende werkzaamheden verrichten:
- correspondentie met u, de wederpartij en derden;
- studie literatuur en jurisprudentie;
- onderzoek computervredebreuk;
- aansprakelijkstelling van de dader(s);
- voeren van een gerechtelijke procedure;
- beslag leggen op vermogensbestanddelen van de wederpartij;
- aangifte doen bij de politie.
Met betrekking tot de haalbaarheid van uw opdracht wijs ik u er nadrukkelijk op dat deze afhankelijk is van concrete feiten en omstandigheden, zoals de opstelling van uw wederpartij en het eventuele oordeel van een rechter. Mocht het op enig moment tot een procedure komen, dan wijs ik u er reeds nu en voor alsdan op dat de uitkomst van een procedure in beginsel afhangt van de vraag of u er in slaagt om uw stellingen te bewijzen. Het is thans niet mogelijk om de haalbaarheid van uw zaak in te schatten.[…]
Op de onderhavige kwestie is een uurtarief ad € 290,-, exclusief 8% kantoorkosten, BTW en verschotten, van toepassing. Bijgevoegd gelieve u een voorschotfactuur aan te treffen. Ik verzoek u voor betaling zorg te dragen middels een bankoverboeking.[…]”
2.4.
De toepasselijke en bij de opdrachtbevestiging toegevoegde algemene voorwaarden van LexQuire houden – voor zover hier relevant – in:
“[…]
5. U stemt er onherroepelijk mee in dat LexQuire LLP voor de uitvoering van de opdracht derden kan inschakelen. Daarover zal zoveel mogelijk met de opdrachtgever overleg worden gevoerd, tenzij dit geen uitstel kan lijden. Bij het inschakelen van een derde zal LexQuire LLP steeds de nodige zorgvuldigheid in acht nemen. LexQuire LLP is gerechtigd en onherroepelijk gemachtigd eventuele aansprakelijkheidsbeperkingen van deze derde namens opdrachtgever te aanvaarden. LexQuire LLP is niet aansprakelijk voor enig handelen of nalaten van deze derde.
10. Voor de uitvoering van een opdracht is opdrachtgever aan LexQuire LLP honorarium, vermeerderd met de verschotten (i.e. deurwaarderskosten, griffierechten etc.), kantoorkosten en omzetbelasting verschuldigd.[…]
Betaling van de declaraties van LexQuire LLP dient zonder opschorting of verrekening te geschieden binnen 10 dagen na factuurdatum. Bij gebreke van tijdige betaling is de opdrachtgever van rechtswege in verzuim en is hij een vertragingsrente verschuldigd gelijk aan de geldende wettelijke rente onderscheidenlijk wettelijke handelsrente.”
2.5.
Op 3 mei 2019 heeft de bestuurder van POSD aan onder meer [persoon B ] van LexQuire teruggeschreven dat hij akkoord ging met de opdrachtbevestiging. POSD heeft ook laten weten dat de voorschotnota van € 9.801,00 inclusief btw is betaald.
2.6.
Dezelfde dag heeft [persoon B ] van LexQuire aan de bestuurder van POSD geschreven:

Ik zal wanneer U hiermede instemt de opdracht geven aan het onderzoeksbureau teneinde een rapport op te stellen dat als bewijs dient voor de hack. U zult vervolgens nog heden een voorschotfactuur van mijn kantoor ontvangen welke U omgaand dient te voldoen. Indien en zodra deze factuur is voldaan, zal het onderzoeksbureau haar werkzaamheden aanvangen.[…]”
2.7.
De bestuurder van POSD heeft gereageerd: “
Ja, akkoord.
2.8.
[persoon C] van F&K Consulting heeft vervolgens het onderzoek uitgevoerd en op
1 juni 2019 een conceptrapport en op 9 juni 2019 een definitief rapport uitgebracht.
2.9.
Op 16 juni 2019 schreef de bestuurder van POSD aan [persoon B ] van LexQuire (voor zover hier relevant) dat hij vragen had over mogelijke belangenverstrengeling bij [persoon B ], dat hij de eigendommen van POSD, namelijk een “
USB-stick, dozen met afgedrukte en `verzamelde' documenten” wilde ontvangen en dat [persoon C] een internet-netwerkkabel uit de woning van de bestuurder van POSD ontvreemd had. Ook heeft de bestuurder van POSD geschreven:

Overigens vraag ik mij af waarom u niet in eerste aanleiding ten tijde van ons eerste (intake)gesprek heeft gevraagd naar mijn eventuele zakelijke rechtsbijstand. U kent de gerechtelijke werkwijze als advocaat een stuk beter dan ik als zijnde uw cliënt. Hiertoe heb ik het gevoel dat u mij onvoldoende of niet tijdig hebt geïnformeerd omtrent mijn eventuele rechtsbijstand. Welke nu mijn case zal afwijzen daar ik met u concreet een overeenkomst ben aangegaan alvorens ik mijn rechtsbijstand heb (kunnen) inlichten. Nadat [persoon D] hierover is gaan communiceren met u, geeft u aan wel een kopie van mijn rechtsbijstand polis te willen ontvangen, echter zal dit voor mij niet afdoende zijn om de gemaakte en eventuele toekomstige kosten te laten dekken door mijn rechtsbijstandsverzekering.”
In de brief heeft de bestuurder van POSD verder geschreven dat een bedrijfsrecherche bureau ingeschakeld zou moeten worden en dat volgens hem uit het onderzoeksrapport is gebleken dat “
er door mevr.[R]
en dhr.[V]
handelingen zijn gedaan waartoe zij nooit en te nimmer (expliciete) toestemming hebben gehad of hebben gekregen.”, zodat beslaglegging “
de logische stap” zou zijn: daarbij wees de bestuurder van POSD ook op “
het belang van enige snelle afhandeling”, voor de continuïteit van de ondernemingen van de opdrachtgevers van POSD en daarmee ook voor de continuïteit van de onderneming van POSD zelf.
2.10.
Op 18 juni 2019 heeft de bestuurder van POSD om een schriftelijk antwoord van LexQuire verzocht: “
ten laatste vandaag”. [persoon B ] reageerde dezelfde dag dat die termijn onredelijk kort was, dat hij “
een dezer dagen” inhoudelijk zou reageren, maar dat bij het intakegesprek de bestuurder van POSD “
desgevraagd” heeft gezegd niet verzekerd te zijn voor rechtskundige bijstand. Pas later vernam LexQuire dat er wel een verzekering zou zijn en zij heeft POSD, vergeefs, om de desbetreffende polis verzocht. De beschuldiging van diefstal is onterecht en “[d]
eze beschuldiging leidt ertoe dat ik noch [persoon C] vanwege een onherstelbare vertrouwensbreuk nog verder werkzaamheden voor U zullen verrichten.” Op 25 juni 2019 schreef LexQuire in een nadere reactie aan POSD (zakelijk weergegeven) dat er geen sprake was van belangenverstrengeling en dat POSD twee USB-stick en papieren bescheiden op kon halen op het kantoor van LexQuire, dat de deskundige geen kabel van POSD ontvreemd had en dat op 18 juni 2019 de opdracht al is teruggegeven vanwege een onherstelbare vertrouwensbreuk.
2.11.
POSD heeft de facturen ter zake de deskundige van € 11.640,20 en ter zake van honorarium en kantoorkosten van € 2.231,36 inclusief btw, derhalve in totaal een bedrag van € 13.871,56, onbetaald gelaten. Bij e-mail van 4 juli 2019 heeft LexQuire POSD gesommeerd om binnen tien dagen zorg te dragen voor betaling en bij voorbaat daarvoor in gebreke gesteld en de wettelijke handelsrente aangezegd.

3.Het geschil

3.1.
In eerste aanleg vorderde LexQuire (in conventie) samengevat:
3.1.1.
veroordeling van POSD tot betaling van € 13.871,56 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 4 augustus 2019,
3.1.2.
veroordeling van POSD tot betaling van € 663,72 aan buitengerechtelijke incassokosten te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 16 oktober 2019,
3.1.3.
met veroordeling van POSD in de proceskosten, nakosten daaronder begrepen, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2.
In reconventie vorderde POSD samengevat:
3.2.1.
een verklaring voor recht dat de overeenkomst ontbonden is op 18 juni 2019;
3.2.2.
veroordeling van LexQuire tot betaling van € 9.801,00 te vermeerderen met de wettelijke rente,
3.2.3.
veroordeling van LexQuire om mee te werken aan het terug leveren van alle bezittingen van POSD aan POSD op straffe van een dwangsom,
3.2.4.
met veroordeling van LexQuire in de proceskosten.
3.3.
De kantonrechter heeft in conventie geoordeeld dat niet is gebleken dat POSD over onvoldoende informatie beschikte om de declaraties te kunnen controleren en dat de verweren tegen de hoogte van de facturen niet opgaan. Ook heeft de kantonrechter overwogen dat is niet komen vast te staan dat LexQuire POSD niet heeft gewezen op mogelijke dekking onder een rechtsbijstandverzekering. In conventie heeft de kantonrechter de gevorderde hoofdsom en incassokosten, vermeerderd met rente toegewezen en POSD in de proceskosten van de conventie veroordeeld.
3.4.
In reconventie heeft de kantonrechter geoordeeld dat de overeenkomst door LexQuire rechtsgeldig is opgezegd en dat POSD de overeenkomst daarom niet meer kon ontbinden. De vordering tot terugbetaling van het voorschot is niet toewijsbaar, omdat het voorschot niet onverschuldigd is betaald. Ook is niet gebleken dat LexQuire nog bezittingen van POSD onder zich had. De kantonrechter heeft de vorderingen in reconventie afgewezen, met veroordeling van POSD in de proceskosten.
3.5.
Met zes grieven komt POSD op tegen de beslissingen van de kantonrechter. POSD vordert in hoger beroep dat het hof het bestreden vonnis vernietigt, de vorderingen van LexQuire alsnog afwijst, voor recht verklaart dat de overeenkomst is ontbonden, of (na wijziging van eis) dat de overeenkomst door LexQuire onrechtmatig is opgezegd, dat het hof de overeenkomst tussen partijen vernietigt op grond van dwaling en LexQuire veroordeelt tot betaling van € 9.801,00 te vermeerderen met de wettelijke rente, met veroordeling van LexQuire in de proceskosten van eerste aanleg en het hoger beroep.

4.De beoordeling

Grief 1
4.1.
Met grief 1 betoogt POSD in de eerste plaats dat LexQuire als advocaat in het kader van de zorgvuldigheid die van haar als redelijk bekwaam en redelijk handelend advocaat mag worden verwacht, de uitkomst van het deskundigenbericht had moeten afwachten alvorens extra kosten te maken, omdat uiteindelijk de uitkomst daarvan doorslaggevend is voor de te volgen processtrategie.
4.2.
Het hof volgt POSD daarin niet. LexQuire voert in dit verband aan dat POSD herhaaldelijk aandrong op het voortvarend verrichten van werkzaamheden. Dat blijkt ook uit het bericht van 16 juni 2019, waarin POSD verzoekt om over te gaan tot beslaglegging en wijst op het belang van een snelle afhandeling. POSD weerspreekt ook niet concreet dat zij wilde dat LexQuire voortvarend optrad. Onder die omstandigheden hoefde LexQuire het deskundigenbericht niet af te wachten, maar mocht zij doorgaan met het verrichten van werkzaamheden om vervolgstappen voor te bereiden. Afgezien daarvan moet het voor POSD ook duidelijk zijn geweest, dat als er geen bewijs voor de hack of over de daders daarvan zou blijken uit het deskundigenbericht, zij geen vordering op de vermeende daders zou hebben. LexQuire heeft in de opdrachtbevestiging (zie onder 2.2.) POSD er immers expliciet op gewezen dat de haalbaarheid van de zaak afhankelijk is van concrete feiten en omstandigheden en ook dat de uitkomst van een procedure in beginsel afhangt van de vraag of POSD erin slaagt haar stellingen te bewijzen. Het hof is dan ook van oordeel dat LexQuire op dit punt haar zorgplicht niet heeft geschonden.
4.3.
Ook betwist POSD dat alle uren die LexQuire in rekening heeft gebracht “declarabel” zijn. POSD specificeert deze betwisting echter alleen ten aanzien van de gefactureerde uren die voor 2 mei 2019 zijn gemaakt. Uit het urenoverzicht blijkt dat het hier gaat om een overleg met de bestuurder van POSD (60 minuten), “studie website” (45 minuten) en “onderzoek” (10 minuten). Verder ontbreekt (voldoende) concrete onderbouwing. POSD betwist niet concreet dat die werkzaamheden zijn verricht en onderbouwt niet concreet waarom die werkzaamheden niet onder de verleende opdracht vallen. Dat die opdracht pas op 2 mei 2019 schriftelijk is vastgelegd, volstaat daarvoor niet.
4.4.
Het verweer van POSD dat LexQuire excessief gedeclareerd heeft, slaagt evenmin. POSD betwist niet (gemotiveerd) dat de gedeclareerde werkzaamheden zijn verricht. De opdracht zag op het opstarten en begeleiden van feitenonderzoek door een deskundige, onderzoek naar de aansprakelijkheid van twee betrokkenen en contact met het openbaar ministerie, terwijl die opdracht – volgens POSD – voortvarend opgepakt moest worden. POSD stelt niet concreet waarom gelet op de omvang van de opdracht de daaraan bestede tijd van 31 uur en 45 minuten in deze zaak excessief zou zijn. Grief 1 faalt.
Grief 2
4.5.
In grief 2 betoogt POSD dat de kosten van de ingeschakelde deskundige (€ 11.640,20) niet (volledig) voor haar rekening komen. Anders dan POSD betoogt, heeft LexQuire niet als gevolmachtigde van POSD de opdracht verleend. LexQuire heeft in eigen naam – in overleg met POSD en na verkregen goedkeuring van POSD (zie onder 2.6 en 2.7 hiervoor) – een deskundige ingeschakeld om het noodzakelijke feitenonderzoek naar de computersystemen van POSD te verrichten. POSD was hiervan op de hoogte, heeft daarmee ingestemd en heeft aan het onderzoek ook steeds haar medewerking verleend. Dat POSD – anders dan aangekondigd in de e-mail van 3 mei 2019 – niet meteen (maar pas op 27 mei 2019) een voorschotnota heeft ontvangen terzake de deskundigenkosten, maakt niet dat POSD de kosten van het onderzoek niet zou hoeven betalen aan LexQuire. Hiervoor is reeds overwogen dat, vanwege de aard van het probleem – het ging om een computerhack – en de noodzaak van de continuïteit van de onderneming van POSD, voortvarendheid was geboden. Om die reden volgt het hof POSD niet in haar betoog dat LexQuire met het opdragen van de werkzaamheden aan de deskundige, waarvoor zij toestemming had van POSD, had moeten wachten totdat POSD de voorschotnota had voldaan.
4.6.
POSD wijst er verder nog op dat LexQuire op dit punt geen “carte blanche” heeft en dat zij als advocaat dient te voorkomen dat POSD “
een verkeerd verwachtingspatroon had ter zake de hoogte van de deskundigenkosten.”, maar uit niets blijkt dat er bij POSD onduidelijkheid bestond over de mogelijke hoogte van de kosten. De kosten zijn door LexQuire niet concreet betwist en POSD onderbouwt niet concreet dat de kosten onredelijk hoog zijn.
4.7.
De grief faalt. POSD moet deze kosten daarom betalen.
Grief 3
4.8.
Deze grief is gericht tegen rechtsoverweging 4.11 van het vonnis. Daarin overwoog de kantonrechter: “
Uit dit rapport blijkt dat F&K Consulting het netwerkverkeer gedurende 28 uur heeft gemonitord en daarna nog telefoons, router en usb-sticks heeft uitgeplozen en logs heeft geanalyseerd. Het verweer van POSD dat het onaannemelijk is dat F&K Consulting 50 uur aan het onderzoek heeft besteed, zal dan ook worden gepasseerd. Dat POSD niet gekend is in de afspraken die LexQuire met F&K Consulting heeft gemaakt, is met de betwisting van LexQuire niet komen vast te staan. LexQuire heeft immers gesteld dat POSD op de hoogte is gesteld van hetgeen ondernomen zou gaan worden en van alle verrichtingen een kopie heeft ontvangen.”
4.9.
Met grief 3 betoogt POSD dat haar verweer ten onrechte is gepasseerd en dat de bewijslastverdeling onjuist is: volgens POSD moet LexQuire bewijzen dat zij – op dit punt – aan haar zorgplicht heeft voldaan. Dat is onjuist. Immers, POSD stelt dat LexQuire toerekenbaar tekortgeschoten is door haar zorgplicht te schenden. Zij beroept zich op de rechtsgevolgen van die zorgplichtschending en heeft daarom op dit punt de stelplicht en de bewijslast (artikel 150 Rv).
4.10.
Omdat POSD op dit punt geen voldoende concreet bewijs aanbiedt, komt het hof aan bewijslevering niet toe. Zelfs als juist zou zijn dat POSD niet op de hoogte is gesteld van de exacte inhoud van de overeenkomst tussen LexQuire en de deskundige, stelt POSD niet dat zij hierdoor in dit geval concreet schade heeft geleden of ander nadeel van heeft gehad. Het verweer tegen de hoogte van de kosten van de deskundige slaagt niet en in die context kan het beroep van POSD op de gestelde zorgplichtschending ook niet afdoen aan haar betalingsverplichting. Om al deze redenen faalt het betoog van POSD.
4.11.
In hoger beroep en in eerste aanleg heeft POSD de omvang van de werkzaamheden van de deskundige niet voldoende gemotiveerd betwist. Dit verweer is dus terecht gepasseerd. Grief 3 faalt daarom.
Grief 4
4.12.
POSD betoogt dat LexQuire haar schriftelijk had moeten wijzen op de mogelijkheid van dekking onder haar rechtsbijstandverzekering. Dat heeft LexQuire, volgens POSD, niet gedaan, zodat POSD de overeenkomst op grond van dwaling wil vernietigen: als POSD van de mogelijkheid had geweten, had zij immers de overeenkomst met LexQuire niet gesloten, maar het geschil bij haar verzekeraar gemeld.
4.13.
Het hof oordeelt als volgt. Het schriftelijkheidsvereiste waarop POSD zich beroept staat genoemd in artikel 7.11 van de verordening op de advocatuur. De artikelen in die paragraaf zien echter op het experiment met “no cure, no pay zaken” in kort gezegd letselschadezaken. Daarvan is in dit geval geen sprake, zodat dit artikel van de verordening niet van toepassing is op de overeenkomst tussen POSD en LexQuire.
4.14.
Dat laat onverlet dat een advocaat – als goed opdrachtnemer – wel in beginsel met zijn (potentiële) opdrachtgevers de mogelijkheid moet bespreken dat de opdrachtgever recht op rechtsbijstand heeft onder een verzekering en er met schriftelijke vastlegging voor moet zorgen dat misverstanden over wat er tussen advocaat en cliënt is afgesproken zoveel mogelijk dienen te worden voorkomen. LexQuire voert ook aan dat dit uitdrukkelijk ter sprake is gekomen bij de intake, maar dat POSD toen verklaarde dat er geen verzekering was. In reactie op dit verweer heeft POSD haar stellingen niet nader onderbouwd. Het hof gaat ervan uit dat POSD op het moment van de intake zelf niet besefte dat zij (mogelijk) verzekerd was voor rechtsbijstand. Zij legt echter niet uit welke onduidelijkheid bij haar bestond en stelt ook niet wanneer en hoe zij heeft ontdekt dat zij wel verzekerd was (of tenminste: zou kunnen zijn). POSD vraagt in haar e-mailbericht van 16 juni 2019 waarin zij verwijst naar het bestaan van de verzekering, juist om voortzetting van de werkzaamheden en om over te gaan tot beslaglegging. Zij vraagt op dat moment niet (bijvoorbeeld) aan LexQuire om haar werkzaamheden neer te leggen, in afwachting van overleg met de verzekeraar. De desbetreffende polis heeft zij ondanks verzoek van LexQuire daartoe niet opgestuurd. Evenmin is deze in het geding gebracht (alleen de algemene polisvoorwaarden van DAS) zodat ook in deze procedure in twee instanties niet voldoende onderbouwd is dat POSD verzekerd was en dat die verzekering dekking zou bieden voor kosten in verband met het optreden tegen een (vermeende) hack van haar computersysteem. Omdat POSD tegenover de gemotiveerde betwisting van LexQuire haar stellingen niet voldoende onderbouwt, komt het hof ook op dit punt niet aan bewijslevering toe.
4.15.
Dat betekent dat POSD – tegenover de betwisting van LexQuire – onvoldoende onderbouwt dat zij voor deze kosten verzekerd is, dat zij daarnaar niet is gevraagd, maar dat als ze daarnaar wel gevraagd zou zijn of op de mogelijkheid gewezen was, zij de overeenkomst met LexQuire niet zou zijn aangegaan en dat de gestelde dwaling te wijten was aan het zwijgen van LexQuire op dit punt. Aan de vereisten van 6:228 BW voor vernietiging van een overeenkomst op grond van dwaling is niet voldaan. De overeenkomst is dus niet vernietigbaar en de grief faalt.
Grief 5 (en ontbinding)
4.16.
Met grief 5 richt POSD zich tegen de overweging van de kantonrechter dat LexQuire de overeenkomst rechtsgeldig heeft opgezegd. De grief faalt. Op grond van artikel 7:408 BW lid 2 mag een professionele opdrachtnemer (zoals LexQuire) een opdracht opzeggen op grond van gewichtige redenen. De omstandigheden dat POSD weigerde de facturen van LexQuire te betalen en dat POSD de door LexQuire ingeschakelde deskundige zonder onderbouwing beschuldigde van diefstal, zijn voldoende gewichtige redenen in de zin van dat artikel om de opzegging door LexQuire te kunnen dragen. POSD onderbouwt op geen enkele wijze dat in de gegeven omstandigheden overleg met de Deken van de Orde van advocaten vereist zou zijn, voordat LexQuire over mocht gaan tot opzegging van de overeenkomst. Deze grief faalt dus.
4.17.
POSD vordert ontbinding van de overeenkomst. Die vordering is niet toewijsbaar. POSD komt de bevoegdheid om de overeenkomst te ontbinden niet toe, omdat van een tekortkomen van LexQuire niet is gebleken.
4.18.
Omdat POSD de overeenkomst niet rechtsgeldig kan vernietigen of ontbinden, is het voorschot niet onverschuldigd betaald en bestaat er geen ongedaanmakingsverplichting van LexQuire. LexQuire is niet tekortgeschoten en daarom ook geen schadevergoeding verschuldigd. Dat betekent dat de vordering van POSD tot terugbetaling van het voorschot niet toewijsbaar is.
Grief 6
4.19.
De kantonrechter heeft de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten toegewezen en daartegen richt zich grief 6. Omdat LexQuire heeft gesteld dat het hier gaat om redelijke kosten ter verkrijgen van voldoening buiten rechte, die ook redelijkerwijs zijn gemaakt, en POSD onvoldoende heeft aangevoerd om het tegendeel aan te kunnen nemen, zijn die kosten terecht toegewezen. De grief faalt.
Grief 7
4.20.
Grief 7 is gericht tegen op de proceskostenveroordelingen in eerste aanleg. Uit het falen van grief 1 tot en met 6 volgt dat de kantonrechter terecht de vorderingen van LexQuire heeft toegewezen en de vorderingen van POSD heeft afgewezen. Dat POSD in de proceskosten is veroordeeld (in conventie en in reconventie) is dan ook juist. Deze grief faalt.
Bewijsaanbod
4.21.
POSD biedt aan haar stellingen te bewijzen, maar heeft daarmee niet voldoende concreet bewijs aangeboden van stellingen die – indien bewezen – tot het slagen van een grief zouden kunnen leiden. Het hof komt daarom aan bewijslevering niet toe.
Conclusie
4.22.
Dat betekent dat de grieven tegen het vonnis van de kantonrechter falen. Het hof zal het bestreden vonnis bekrachtigen.
4.23.
Als de in het ongelijk te stellen partij zal het hof POSD in de kosten van het hoger beroep veroordelen.
De kosten voor de procedure in hoger beroep aan de zijde van LexQuire zullen worden vastgesteld op:
- griffierecht € 2.016,00
- salaris advocaat € 1.114,00 (1 punt × tarief II)
4.24.
LexQuire verzoekt om vergoeding van de proceskosten met nakosten. Volgens vaste rechtspraak (zie HR 10 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:853) levert een kostenveroordeling ook voor de nakosten een executoriale titel op. Een veroordeling tot betaling van de proceskosten omvat dus een veroordeling tot betaling van de nakosten. Het hof zal de nakosten niet afzonderlijk in de proceskostenveroordeling vermelden.

5.De uitspraak

Het hof, recht doende in hoger beroep:
5.1.
bekrachtigt het vonnis van 17 maart 2021 van de kantonrechter van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht (zaak- / rolnummer: 8161814 CV EXPL 19-7590);
5.2.
veroordeelt POSD in de proceskosten van dit hoger beroep, en begroot die kosten tot op heden aan de zijde van LexQuire op € 2.016,00 voor griffierecht en € 1.114,00 voor salaris advocaat,
5.3.
verklaart dit arrest ten aanzien van de daarin vervatte veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. C.J.H.G. Bronzwaer, O.G.H. Milar en J.E. Soeharno en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 25 oktober 2022.
griffier rolraadsheer