Uitspraak
Arrest van de economische kamer van het gerechtshof 's-Hertogenbosch
[verdachte] ,
zij op of omstreeks 1 december 2016 te Mierlo, gemeente Geldrop-Mierlo, zeer, althans aanmerkelijk onvoorzichtig, onachtzaam, onzorgvuldig en/of nalatig tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, een of meer werknemers arbeid heeft laten verrichten bestaande uit het bouwen en/of gedeeltelijk slopen van een woning aan de Boerenzwaluw aldaar, terwijl
zij op of omstreeks 1 december 2016 te Mierlo, gemeente Geldrop-Mierlo, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, als werkgever, al dan niet opzettelijk, bij het bouwen en/of (gedeeltelijk) slopen van een woning aan de Boerenzwaluw aldaar, handelingen heeft verricht en/of nagelaten in strijd met de Arbeidsomstandighedenwet en/of de daarop rustende bepalingen, door in strijd met artikel
Feiten en omstandigheden” stelt het hof vast dat de werkzaamheden van de uitvoerder van [bedrijf] in verband met de sloop en de feitelijke sloopwerkzaamheden zijn verricht door personen die ten behoeve van [bedrijf] werkten en dat deze werkzaamheden hebben plaatsgevonden in de normale bedrijfsuitvoering van [bedrijf] die de opdracht tot sloop had aangenomen, zodat de werkzaamheden [bedrijf] ook dienstig zijn geweest. De zorg voor een veilige arbeidsplaats was op grond van de Arbeidsomstandighedenwet (mede) een verantwoordelijkheid van [bedrijf] als de werkgever. Het hof is dan ook van oordeel dat bovenbedoelde met de sloopwerkzaamheden samenhangende gedragingen zijn verricht in de sfeer van [bedrijf] , zijnde een rechtspersoon, en aan [bedrijf] kunnen worden toegerekend.
in de ruimste zin van het woord”. Ten gevolge hiervan hebben de feitelijke sloopwerkzaamheden ook plaatsgevonden in de normale bedrijfsuitvoering van [verdachte] , zodat deze werkzaamheden [verdachte] ook dienstig zijn geweest. Het hof is dan ook van oordeel dat bovenbedoelde met de sloopwerkzaamheden samenhangende gedragingen zijn verricht in de sfeer van [verdachte] , zijnde een rechtspersoon, en aan [verdachte] kunnen worden toegerekend.
“Feiten en omstandigheden”is opgenomen, dat [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] zijn begonnen aan de sloop van de desbetreffende achterwand, terwijl voorman [medeverdachte 4] van [bedrijf] hierbij niet aanwezig was, nu hij doende was met het afvoeren van puin. Ook beide uitvoerders [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] van de hoofd- en onderaannemer waren ten tijde van de sloopwerkzaamheden niet aanwezig op de onderhavige bouwlocatie. Met betrekking tot de vraag of de sloopwerkzaamheden werden verricht zonder voortdurend of voldoende toezicht overweegt het hof als volgt.
“Feiten en omstandigheden”is opgenomen heeft [medeverdachte 2] op de onderhavige bouwlocatie de desbetreffende wand aangewezen aan [medeverdachte 4] en hierbij de instructies gegeven dat de wand er tot aan de fundering uit moest, dat de vloer nog moest worden aangeheeld en dat de wand in stukken moest worden gesloopt, omdat deze wand dermate groot was dat ze deze niet zomaar konden laten omvallen. Uit de verklaring van [medeverdachte 4] volgt dat hij [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] hierop de instructies heeft gegeven om onder andere van binnen naar buiten te werken en dat zij de achterwand van bovenaf per blok moesten slopen. Het hof ziet geen reden te twijfelen aan de verklaring van [medeverdachte 4] ten aanzien van de door hem gegeven instructies, welke instructies [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] kennelijk, blijkens het dossier, niet hebben opgevolgd. Het hof is echter van oordeel dat de verantwoordelijkheid voor het niet opvolgen van de sloopinstructies van [medeverdachte 4] door [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] niet aan [verdachte] kan worden toegerekend.