ECLI:NL:GHSHE:2022:3625

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
20 oktober 2022
Publicatiedatum
20 oktober 2022
Zaaknummer
200.304.689_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van gezamenlijk gezag ondanks slechte communicatie tussen ouders en regeling voor vakanties en feestdagen

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, is op 20 oktober 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep betreffende de gezagsverhouding en omgangsregeling van twee minderjarigen, geboren uit de relatie van de moeder en de vader. De moeder, die in hoger beroep ging, verzocht om eenhoofdig gezag over de kinderen, terwijl de vader verzocht om gezamenlijk gezag en wijziging van het hoofdverblijf van de kinderen naar hem. De rechtbank had eerder bepaald dat de vader mede gezag zou krijgen en dat de kinderen bij de moeder zouden verblijven.

Het hof overweegt dat, ondanks de slechte communicatie tussen de ouders, het in het belang van de kinderen is dat de vader ook gezag heeft. Het hof verwijst naar de uitspraak van de Hoge Raad van 27 maart 2020, waarin is gesteld dat gezamenlijk gezag kan worden toegekend, zelfs als er sprake is van een klemcriterium. De moeder voerde aan dat de vader gewelddadig was geweest en dat dit een contra-indicatie voor gezamenlijk gezag vormt, maar het hof oordeelt dat het belang van de kinderen voorop staat en dat het gezamenlijk gezag hen ten goede kan komen.

Wat betreft de omgangsregeling, heeft het hof de verzoeken van de vader om de vakanties en feestdagen bij helfte te verdelen, toegewezen. Het hof heeft vastgesteld dat er geen volledige overeenstemming was tussen de ouders over de verdeling van de vakanties en feestdagen, en heeft een regeling vastgesteld die aansluit bij de reguliere zorgregeling. De moeder werd niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoeken met betrekking tot de reguliere zorgregeling, en het hof bekrachtigde de eerdere beschikking van de rechtbank voor wat betreft het gezag en het hoofdverblijf van de kinderen bij de moeder. De uitspraak benadrukt het belang van een constructieve samenwerking tussen ouders in het belang van de kinderen.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 20 oktober 2022
Zaaknummer: 200.304.689/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/03/256856 /FA RK 18-4180
in de zaak in hoger beroep van:
[de moeder],
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster in hoger beroep,
verweerster in incidenteel hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. S. Smeets,
tegen
[de vader],
wonende te [woonplaats] ,
verweerder in hoger beroep,
verzoeker in incidenteel hoger beroep,
hierna te noemen: de vader
,
advocaat: mr. S.J.M.P. Hoppers.
Deze zaak gaat over de minderjarigen:
-
[minderjarige 1], geboren te [geboorteplaats] , op [geboortedatum] 2016,
hierna te noemen [minderjarige 1] ;
-
[minderjarige 2], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2017,
hierna te noemen [minderjarige 2] .
Als belanghebbende merkt het hof aan:
-
Stichting Bureau Jeugdzorg Limburg, gevestigd te [vestigingsplaats] ,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling (GI).
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de
Raad voor de Kinderbescherming,
hierna te noemen: de raad.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond , van 21 oktober 2021, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen bij de griffie van het hof op 3 januari 2022, heeft de moeder verzocht voormelde beschikking te vernietigen voor zover het betreft het gezag en de omgangsregeling en opnieuw rechtdoende te bepalen dat de moeder is belast met het eenhoofdig gezag over de kinderen en de omgangsregeling wordt opgebouwd per acht weken in plaats van per vier weken.
2.2.
Bij verweerschrift met producties, ingekomen bij de griffie van het hof op 15 maart 2022, heeft de vader verzocht de verzoeken van de moeder in hoger beroep af te wijzen.
Ook heeft de vader incidenteel hoger beroep ingesteld en verzocht voormelde beschikking te vernietigen en opnieuw rechtdoende te bepalen:
  • primair dat de kinderen voortaan hun hoofdverblijf bij de vader hebben en van vrijdagmiddag na schooltijd tot maandagochtend bij de moeder verblijven behoudens één weekend per vier weken;
  • subsidiair te bepalen dat de kinderen gedurende drie weken van maandag na schooltijd tot vrijdag na schooltijd omgang zullen hebben met de vader en in de vierde week ook van vrijdagmiddag na schooltijd tot aan de vrijdagmiddag daarop, en daarnaast te bepalen dat de omgang tijdens de vakanties en feestdagen bij helfte zal worden verdeeld onder regie van de GI.
2.3.
Bij verweerschrift in incidenteel hoger beroep, ingekomen bij de griffie van het hof op 22 april 2022, heeft de moeder verzocht primair het verzoek van de vader in incidenteel hoger beroep niet-ontvankelijk te verklaren dan wel af te wijzen, subsidiair ten aanzien van de verdeling van de vakanties en feestdagen te bepalen dat de kinderen tijdens de zomervakantie één week bij de vader verblijven, tijdens de kerstvakantie één week bij de vader verblijven en tijdens de meivakantie één week bij de vader verblijven, meer subsidiair te bepalen dat de vakanties en feestdagen bij helfte worden verdeeld gelijklopend met de zorgregeling van de oudste twee kinderen.
2.4.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 15 september 2022. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
  • de moeder, bijgestaan door mr. Smeets;
  • de vader bijgestaan door mr. Hoppers;
  • de raad, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de raad] ;
  • de GI, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de GI 1] en [vertegenwoordiger van de GI 2] .
2.5.
Het hof heeft verder kennisgenomen van de inhoud van:
- het V6-formulier met bijlagen van de advocaat van de moeder, ontvangen op
27 januari 2022;
  • het V6-formulier van de advocaat van de moeder, ontvangen op 3 maart 2022, met als bijlage het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg op 20 september 2021, 18 augustus 2020 en 21 november 2018;
  • de brief met bijlagen van de GI, ontvangen op 15 maart 2022;
  • het V8-formulier met bijlagen van de advocaat van de vader, ontvangen op 5 september 2022;
  • de brief van de advocaat van de moeder, ontvangen op 8 september 2022.
2.5.1.
Bij brief van 5 september 2022 is door de advocaat van de vader productie 8 overgelegd, genaamd bevindingen/verhaal man, inclusief bijlagen. De moeder heeft bij brief van 8 september 2022 het hof verzocht deze productie buiten beschouwing te laten. Zoals tijdens de mondelinge behandeling is toegelicht, ziet het hof gronden om productie 8 buiten beschouwing te laten voor zover dit het relaas van de vader betreft. De bijlagen in de betreffende productie worden wel toegestaan.
2.5.2.
Het hof heeft partijen in de gelegenheid gesteld om na de mondelinge behandeling al dan niet in onderling overleg gezamenlijk of ieder voor zich een voorstel te doen voor wat betreft de verdeling van de vakanties en feestdagen.
2.5.3.
Het hof heeft nadien kennisgenomen van:
  • de brief van de advocaat van de moeder van 5 oktober 2022;
  • de brief van de advocaat van de vader van 6 oktober 2022.

3.De beoordeling

3.1.
De kinderen zijn geboren uit de relatie van de vader en de moeder. De vader heeft de minderjarigen erkend. De relatie tussen partijen is beëindigd.
3.2.
Bij beschikking van 28 mei 2018 zijn de kinderen onder toezicht gesteld van de
GI. De ondertoezichtstelling is laatstelijk verlengd tot 28 mei 2023.
3.3.
Bij de bestreden - uitvoerbaar bij voorraad verklaarde - beschikking heeft de rechtbank
bepaald dat aan de vader voortaan mede het gezag zal toekomen over de kinderen. Ook heeft de rechtbank het hoofdverblijf van de kinderen bij de moeder bepaald en een zorgregeling tussen de vader en de kinderen vastgesteld, inhoudende dat de kinderen één weekend per veertien dagen van vrijdag 18.00 uur tot zondag 18.00 uur bij de vader verblijven, waar onder regie van de GI geleidelijk aan naartoe wordt gewerkt waarbij de vader omgang heeft met de kinderen:
  • een dagdeel per week op de woensdag, gedurende vier weken;
  • een hele dag per week, gedurende vier weken;
  • een overnachting bij de vader van zaterdag op zondag, gedurende vier weken;
en waarbij de begeleiding geleidelijk aan wordt afgebouwd. Het meer of anders verzochte is door de rechtbank afgewezen.
3.4.
Bij beschikking van 15 februari 2022 is de bestreden beschikking gewijzigd voor wat betreft de zorgregeling en is bepaald dat de vader omgang heeft met de kinderen gedurende een weekend per twee weken van vrijdag na school (waarbij de vader de kinderen ophaalt bij school/dagbehandelgroep tot maandag naar school, waarbij de vader de kinderen brengt naar school/dagbehandelgroep). Deze beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
3.5.
De moeder kan zich met de bestreden beslissing niet verenigen en zij is hiervan in hoger beroep gekomen.
3.6.
De moeder voert aan dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat het in het belang van de kinderen is dat de vader mede met het gezag wordt belast. Ook heeft de rechtbank ten onrechte geoordeeld dat het gezamenlijk gezag en een gelijkwaardige
ouderrol kunnen bijdragen aan het laten slagen van het hulpverleningstraject. De moeder voert aan dat partijen geen gezamenlijke beslissingen kunnen nemen over de kinderen, omdat de communicatie tussen partijen erg slecht verloopt en de moeder veel angst heeft voor de vader, gelet op de ernstige mishandelingen die zij heeft moeten ondergaan tijdens de relatie van partijen en waarvoor de vader strafrechtelijk is veroordeeld. De kinderen zijn daar meermaals getuige van geweest. Ook tijdens het traject bij de [instelling] heeft de vader zich verbaal agressief uitgelaten richting de moeder, in het bijzijn van de hulpverlening. Het intensieve traject heeft niet tot resultaat gehad dat de ouders nader tot elkaar zijn gekomen. De moeder wijst op de brief van de GI van 15 maart 2022, waaruit volgt dat de situatie na de bestreden beschikking alleen maar erger is geworden. De strijd is verhardt. De hulpverlening is inmiddels van mening dat de ouders geen contact met elkaar moeten hebben. De [instelling] heeft aangegeven dat het voor de behandeling geen verschil maakt of de vader al dan niet gezaghebbende ouder is. De vader is voldoende in beeld, er is immers een zorgregeling vastgesteld. De moeder voert verder aan dat het gezamenlijk gezag niet in het belang van de kinderen is, te meer nu de kinderen een grote zorgbehoefte hebben. Er moeten regelmatig hulpverleners worden ingeschakeld, waardoor beide ouders toestemming moeten verlenen. Als de ondertoezichtstelling op een bepaald moment komt te vervallen, dan kunnen er geen beslissingen worden genomen over de kinderen. De vader gebruikt zijn gezag in de strijd met de moeder. Er is sprake van intieme terreur en dit is een contra-indicatie voor gezamenlijk gezag. Het gezag wordt gebruikt om grip en controle op de ex-partner te houden. Het gezamenlijk gezag doet afbreuk aan de rechten en veiligheid van de moeder. Zij wijst op het Verdrag van Istanbul. De moeder is van mening dat er door de rechtbank te weinig gewicht is toegekend aan het gewelddadige verleden van de vader. Van haar kan in redelijkheid niet worden verlangd dat zij belangrijke beslissingen over de kinderen in overleg met de vader neemt.
In reactie op het incidenteel hoger beroep van de vader voert de moeder aan dat de kinderen al sinds het uit elkaar gaan van partijen bij haar verblijven. De kinderen zijn niet anders gewend dan bij de moeder te wonen, samen met hun oudere broer en zus. Ook hebben zij een fijne relatie met de nieuwe partner van de moeder. Er is sprake van een rustige, bestendige situatie bij de moeder en niet duidelijk is wat een wijziging in het hoofdverblijf de kinderen moet brengen. Een wijziging brengt alleen maar onrust met zich mee, terwijl het juist beter gaat met de kinderen. [minderjarige 1] gaat met sprongen vooruit. Ook met het verzoek van de vader voor de vakanties en feestdagen kan de moeder niet instemmen. De kinderen geven aan dat zij een weekend bij de vader al erg lang vinden en de moeder acht het dan ook niet in het belang van de kinderen om in deze fase de vakanties en feestdagen bij helfte te verdelen. Mocht het hof van oordeel zijn dat de kinderen tijdens vakanties en feestdagen eveneens bij de vader dienen te verblijven, dan stelt de moeder voor dat de kinderen één week bij de vader verblijven.
3.7.
De vader voert aan dat hij zich ernstige zorgen maakt over de kinderen en hun ontwikkeling. Het is duidelijk dat de vader van de moeder geen rol van betekenis mag spelen in het leven van de kinderen, wat maakt dat de kinderen volledig klem komen te zitten en zich geen raad weten hoe zij zich moeten verhouden tot de vader. Er is gelukkig nu een heel fijn contact tussen de vader en de kinderen, maar de kinderen voelen van alle kanten, vanuit de moeder en haar netwerk, dat zij dit fijne contact niet mogen hebben. De vader is van mening dat als er sprake is van eenhoofdig gezag, de moeder dit nog verder zal uitbuiten. Hij wordt dan door de moeder buiten beeld geplaatst. Het is daarom belangrijk dat beide ouders het gezamenlijk gezag blijven uitoefenen, zodat er sprake is van gelijkheid tussen de ouders. Ook heeft de moeder in het verleden laten zien dat zij ook qua hulpverlening niet altijd in het belang van de kinderen handelt. Bij eenhoofdig gezag baart de vader dit enorme zorgen, dan heeft hij er immers geen enkel grip meer op. De vader voert aan dat partijen qua hulpverlening voor de kinderen op één lijn zitten. De strijd en frustratie van de afgelopen maanden heeft voornamelijk betrekking op de uitvoering van de zorgregeling en wordt niet veroorzaakt door het gezamenlijk gezag. Door de last minute geboekte zomervakantie van de moeder heeft de vader de kinderen zes weken niet gezien.
Over het hoofdverblijf van de kinderen bij de vader, voert hij aan dat dit voor de kinderen de meeste rust zal geven. Daarnaast heeft hij veel zorgen over de huidige relatie en leefwijze van de moeder en wat de gevolgen daarvan zijn voor de kinderen. Er is geen rust in het leven van de moeder en dus in het leven van de kinderen. De vader is er dan ook van overtuigd dat wanneer de kinderen doordeweeks bij hem zijn, er veel meer rust voor hen zal zijn en waardoor het beter zal gaan met hun ontwikkelingen. De vader voert verder aan dat de vakanties en feestdagen bij helfte moeten worden verdeeld. Hij acht het in het belang van de kinderen dat zij tijdens vakanties en feestdagen ook de andere ouder zullen zien, overeenkomstig het advies van de raad. Daarnaast verzoekt de vader een uitgebreide zorgregeling, zodat hij ook op doordeweekse dagen voor de kinderen kan zorgen.
3.8.
In de brief van 15 maart 2022 heeft de GI de stand van zaken weergegeven. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de GI het standpunt nader toegelicht. Volgens de GI is sinds de uitspraak van de rechtbank de strijd tussen de ouders verhevigd en verhard. Dit heeft te maken met kwesties rondom de zorgregeling, het coronavirus en de scholen die als gevolg daarvan gingen sluiten. Er moest heel veel worden overlegd en afgestemd. Het contact tussen de vader en de kinderen is inmiddels uitgebreid naar een weekendregeling onbegeleid bij de vader. De GI heeft geen zorgen over de thuissituatie bij de moeder en er zijn geen zorgen over de thuissituatie bij de vader. Hoewel beide ouders een andere visie hebben over de kern van de problematiek van de kinderen, gaan beide ouders akkoord met de inzet van de hulpverlening die nodig is. Er is geen strijd rondom de in te zetten hulpverlening. Beide ouders wijzen naar de andere ouder en het andere opvoedsysteem dat niet goed genoeg is, en onveilig is voor de ontwikkeling van de kinderen. Het dringende advies aan ouders is om rust te creëren tussen hen. Pas dan kunnen de kinderen gaan profiteren van de behandeling. De GI vraagt zich af wanneer er door beide gezaghebbende ouders een keuze / toestemming gemaakt dient te worden, waarover ze van visie verschillen, hoe ze hier samen uit kunnen komen. Daar de ouders niet op een constructieve, laat staan een neutrale manier, met elkaar in overleg kunnen. Daarnaast vraagt de GI zich af of de vader nog voldoende in beeld blijft bij de kinderen wanneer de vader geen gezag meer heeft.
Gebleken is dat een overdracht voor veel spanningen zorgt tussen de ouders, waar ook het netwerk een rol in speelt die strijd verhogend is. Er is pas meer rust gekomen voor de kinderen nu de overdrachten plaatsvinden op de dagbehandeling en school, waardoor ouders elkaar niet hoeven te ontmoeten. De GI heeft er geen vertrouwen dat het de ouders lukt om de overdrachten vorm te geven zonder hulpverlening tijdens de schoolvakanties. De ouders hebben het aanbod van de GI om een ouderschapsplan op te stellen aangenomen. De GI hoopt dat dit plan de ouders gaat ondersteunen bij hun parallel ouderschap en dat de kinderen hiervan gaan profiteren. De GI hoopt, dat nu de omgang is opgebouwd, er meer rust komt tussen de ouders en daarmee ook rust voor de kinderen. De GI ziet dat overdracht op neutraal terrein en onder begeleiding nodig blijft. Ook tijdens de vakanties kan de overdracht worden begeleid door de hulpverlening.
3.9.
De raad merkt op dat er zorgen zijn over de positie van de vader als hij geen gezag heeft. Er is dan geen gelijkwaardige positie van de ouders. De raad adviseert het gezamenlijk gezag in stand te laten. De raad verwacht niet dat de strijd vermindert als er sprake is van eenhoofdig gezag. Dat geldt ook voor een wijziging van het hoofdverblijf van de kinderen, de strijd zal daardoor niet afnemen.
3.10.
Het hof overweegt het volgende.
Gezag
3.10.1
Evenals de rechtbank en op dezelfde gronden als de rechtbank, die het hof na eigen onderzoek en weging overneemt en tot de zijne maakt, is het hof van oordeel dat het in het belang van de kinderen is dat de vader mede het gezag heeft. Het hof voegt daar het volgende aan toe.
3.10.2.
Vaststaat dat de relatie tussen de ouders verstoord is en dat zij op dit moment niet in staat zijn tot constructieve communicatie. De kinderen hebben last van de strijd tussen de vader en de moeder, waardoor zij klem en verloren dreigen te raken. Het hof is desondanks van oordeel dat het ontbreken van communicatie tussen de ouders in de onderhavige zaak geen reden is om het verzoek van de vader tot gezamenlijk gezag af te wijzen. Het hof volgt daarmee het advies van de raad en de GI en verwijst in dit kader naar de uitspraak van de Hoge Raad van 27 maart 2020 (ECLI:NL:HR:2020:533) waarin is overwogen dat de rechter bij toepassing van artikel 1:253c, tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW), ook indien is voldaan aan het ‘klemcriterium’, ruimte heeft om gezamenlijk gezag toe te kennen. Die uitleg strookt volgens de Hoge Raad met het uitgangspunt dat bij een dergelijke beslissing zoveel mogelijk recht moet worden gedaan aan het belang van het kind. Het hof is van oordeel dat het belang van de kinderen er niet mee gediend is dat de moeder met het eenhoofdig gezag belast blijft, omdat dan het risico bestaat dat de vader meer en meer uit beeld zal verdwijnen. Daar komt bij dat de GI met partijen nog werkt aan het verbeteren van de communicatie en dat de strijd waar de kinderen last van hebben niet zo zeer wordt veroorzaakt door het gezamenlijk gezag maar voornamelijk te maken heeft met de (naleving en uitvoering van de) zorgregeling. Het gezamenlijk gezag stelt de GI in staat om beide ouders aan te sturen. Door de vrouw zijn, waar zij een beroep doet op het Verdrag van Istanbul, geen feiten en omstandigheden gesteld met betrekking tot het door de vrouw gestelde gewelddadige verleden van de man dat niet van haar gevergd kan worden om samen met de man het gezag over de kinderen in te vullen.
Hoofdverblijf
3.10.3
Evenals de rechtbank is het hof van oordeel dat een wijziging van het hoofdverblijf van de kinderen op dit moment niet in het belang van de kinderen is. Het verzoek van de vader zal worden afgewezen. De GI is betrokken bij de kinderen als gevolg van de ondertoezichtstelling en de GI heeft geen zorgen over de thuissituatie bij de moeder. Er is een zorgregeling tussen de kinderen en de vader vastgesteld, die moet worden nagekomen.
Reguliere zorgregeling
3.10.4.
De moeder heeft tijdens de mondelinge behandeling haar grieven gericht tegen de (opbouw van de) reguliere zorgregeling ingetrokken. Het hof zal de moeder in dit verzoek dan ook niet-ontvankelijk verklaren.
3.10.5.
De bestreden beschikking is voor wat betreft de reguliere zorgregeling gewijzigd bij beschikking van 15 februari 2022. De grieven met betrekking tot de zorgregeling die de vader heeft gericht tegen de bestreden beschikking zijn dan ook achterhaald. Om die reden zal het hof de vader in dit verzoek niet-ontvankelijk verklaren.
Regeling voor vakanties en feestdagen
3.10.6.
De vader heeft in incidenteel hoger beroep verzocht te bepalen dat de omgang tijdens de vakanties en feestdagen bij helfte zal worden verdeeld onder regie van de GI. De moeder voert hiertegen verweer. Zoals met partijen is besproken tijdens de mondelinge behandeling, wordt het verzoek van de vader met betrekking tot de vakanties en feestdagen als nieuw nader verzoek in hoger beroep beschouwd wat het hof gelet op het feit dat de vader ook verzoeker in eerste aanleg was, toelaat en door het hof wordt beoordeeld.
3.10.7.
Na afloop van de mondelinge behandeling zijn partijen in de gelegenheid gesteld om al dan niet in onderling overleg gezamenlijk of ieder voor zich een voorstel te doen voor wat betreft de verdeling van de vakanties en feestdagen. Het hof constateert, naar aanleiding van de ingekomen correspondentie, dat partijen geen (volledige) overeenstemming hebben bereikt over de verdeling van de vakanties en feestdagen, zodat het hof een beslissing zal nemen.
3.10.8.
Het hof zal, overeenkomstig het voorstel van de vader, de vakanties en feestdagen bij helfte verdelen. Dit komt overeen met het advies van de raad zoals is opgenomen in het rapport van 19 augustus 2021. Een opbouwregeling voor de vakanties en feestdagen, zoals door de moeder is voorgesteld, acht het hof niet aan de orde nu het belang van de kinderen hiertoe niet noopt. Het hof acht het verder van belang dat er zoveel mogelijk aansluiting wordt gezocht bij de reguliere zorgregeling, om het aantal wisselmomenten te beperken. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de GI te kennen gegeven dat ook tijdens de vakanties de overdracht kan worden begeleid door de hulpverlenende instanties (Grandcare begeleidt de wisselmomenten).
3.10.9.
Het vorenstaande leidt tot de volgende verdeling van de vakanties:
  • voor vakantie van één week geldt dat indien de kinderen bij aanvang van de vakantie volgens de reguliere zorgregeling het weekend bij de vader doorbrengen, de kinderen dan bij de vader verblijven tot en met woensdag 12.00 uur. Als de kinderen bij aanvang van de vakantie volgens de reguliere zorgregeling het weekend bij de moeder zijn, dan gaan de kinderen vanaf woensdag 12.00 uur tot en met de maandagochtend naar de vader.
  • voor een vakantie van twee weken geldt dat de kinderen één week bij de vader doorbrengen en één week bij de moeder. Indien de kinderen bij aanvang van de vakantie volgens de reguliere zorgregeling het weekend bij de vader doorbrengen verblijven de kinderen bij de vader tot en met de vrijdag daarop 18.00 uur, daarna verblijven de kinderen een week bij de moeder. Als de kinderen bij aanvang van de vakantie volgens de reguliere zorgregeling het weekend bij de moeder zijn, dan verblijven de kinderen tot de tweede zondag 18.00 uur bij de moeder en daarna een week bij de vader tot de maandagochtend daarop.
  • voor de zomervakantie geldt dat deze wordt verdeeld in ieder twee aangesloten weken én daarnaast nog ieder één afzonderlijke week. De kinderen verblijven twee weken bij ene ouder, twee weken bij de andere ouder, één week bij de ene ouder en één week bij de andere ouder. De zomervakantie start bij de ouder bij wie de kinderen in het eerste weekend volgens de reguliere zorgregeling zijn.
3.10.10.
De moeder heeft geen voorstel ingediend met betrekking tot de verdeling van de feestdagen. Het voorstel van de vader met betrekking tot de verdeling van de feestdagen komt het hof niet onredelijk voor en zal door het hof worden gevolgd. Dit betekent dat de feestdagen als volgt worden verdeeld:
  • voor Pasen en Pinksteren geldt dat de kinderen Pasen doorbrengen bij de ene ouder en Pinksteren bij de andere ouder. Als de kinderen in het paasweekend volgens de reguliere zorgregeling bij de vader zijn, dan verblijven de kinderen tot en met dinsdagochtend bij hem en verblijven de kinderen tijdens het Pinksterweekend tot en met dinsdagochtend bij de moeder (en andersom).
  • voor Hemelvaart geldt dat als deze dag vóór het weekend valt dat de kinderen volgens de reguliere zorgregeling bij de vader zijn, zij vanaf woensdag na school tot en met maandagochtend bij de vader verblijven.
  • op Moederdag zijn de kinderen bij de moeder en op Vaderdag zijn de kinderen bij de vader. Indien deze dag niet valt in het weekend dat de kinderen volgens de reguliere zorgregeling bij de betreffende ouder zijn, vindt het wisselmoment plaats op zaterdag om 18.00 uur.
  • tijdens de Kerstdagen en Oud & Nieuw wordt de vakantieregeling gevolgd (zie hiervoor). Er vindt tijdens deze dagen geen extra wisseling plaats.
Conclusie
3.10.11.
Op grond van het vorenstaande zal het hof de beschikking waarvan beroep bekrachtigen voor wat betreft het gezamenlijk gezag en het hoofdverblijf van de kinderen bij de moeder. Het verzoek van de vader om het hoofdverblijf van de kinderen bij hem te bepalen zal worden afgewezen. Het hof zal de moeder en de vader in hun verzoeken met betrekking tot de (opbouw van de) reguliere zorgregeling niet-ontvankelijk verklaren. Het hof zal hierna een regeling voor wat betreft de vakanties en feestdagen opnemen.

4.De beslissing

Het hof:
verklaart de moeder niet-ontvankelijk in haar verzoek met betrekking tot de (opbouw) van de reguliere zorgregeling;
verklaart de vader niet-ontvankelijk in zijn verzoek met betrekking tot de reguliere zorgregeling;
bekrachtigt de tussen partijen gegeven beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond , van 21 oktober 2021, voor wat betreft het gezag en het hoofdverblijf;
verzoekt de griffier krachtens het bepaalde in het Besluit Gezagsregisters een afschrift van
deze uitspraak toe te zenden aan de griffier van de rechtbank Oost-Brabant, team familie- en jeugdrecht, ter attentie van het centraal gezagsregister;
bepaalt dat de vakanties en feestdagen worden verdeeld tussen partijen zoals hiervoor onder overweging 3.10.8 tot en met 3.10.10. is opgenomen;
verklaart de beslissing over de vakanties en feestdagen uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. E.L. Schaafsma-Beversluis, E.M.C. Dumoulin en M.A. Ossentjuk en is op 20 oktober 2022 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.