Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
5.Het verloop van de procedure
- het tussenarrest van 12 april 2022;
- de akte overlegging bewijs van [werkneemster] van 26 april 2022 met drie producties;
- het proces-verbaal van de enquête van 14 juni 2022;
- de memorie na enquête zijdens [werkgever] van 26 juli 2022;
- de antwoordmemorie na enquête zijdens [werkneemster] van 23 augustus 2022.
6.De verdere beoordeling
heeft bij ons aangegeven, dat u met ingang van 18 januari 2019 ziek bent”.
”omdat ik door al het gedoe gek in mijn kop ben en daardoor niet kan werken vandaar deze ziekmelding”. Uit de getuigenverklaring van [persoon A] blijkt dat hij als bedrijfsleider de leidinggevende en het aanspreekpunt was van [werkneemster] , wat onder meer blijkt uit de omstandigheid dat hij haar het loon uitkeerde. Een ziekmelding aan [persoon A] kon daarom gelden als een ziekmelding aan de werkgever. Of [persoon A] dat dan ook weer doormeldt aan [werkgever] doet dan verder niet ter zake. Uit zijn verklaring in eerste aanleg blijkt overigens dat [werkgever] ook niet bij [persoon A] heeft geïnformeerd waarom [werkneemster] niet meer op het werk verscheen.