In deze zaak, die voorlag bij het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, betreft het een incident dat is ingesteld door appellanten in het kader van een hoger beroep. De appellanten, vertegenwoordigd door mr. Ph.W. Schreurs, hebben een vordering ingediend tegen de curator van het faillissement van [locatie] Autobus Combinatie B.V., die werd bijgestaan door mr. P.W.F. Kostons. De procedure volgde op een tussenarrest van 5 oktober 2021, waarin de appellanten de gelegenheid kregen om te reageren op het verweer van de curator. De curator stelde dat de executie van de beslagen gelden reeds was voltooid, waardoor het belang bij de vorderingen in het incident zou ontbreken. De appellanten betwistten dit en gaven aan dat op 9 augustus 2019 conservatoir derdenbeslag was gelegd op hun bankrekeningen, maar dat de bedragen op die rekeningen op dezelfde dag waren afgeschreven. Het hof overwoog dat de curator had aangetoond dat de executie van de beslagen bankrekeningen had plaatsgevonden en dat de saldi waren overgeboekt naar de faillissementsrekening. Hierdoor concludeerde het hof dat het vereiste belang bij schorsing van de executie en het stellen van zekerheid ontbrak. De vorderingen in het incident werden afgewezen. De hoofdzaak staat voor dagbepaling arrest op 2 augustus 2022, waarbij verdere beslissingen zijn aangehouden.