ECLI:NL:GHSHE:2022:34

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
11 januari 2022
Publicatiedatum
11 januari 2022
Zaaknummer
200.294.836_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Incident ex artikelen 351 en 235 Rv inzake beslag en belang bij vorderingen

In deze zaak, die voorlag bij het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, betreft het een incident dat is ingesteld door appellanten in het kader van een hoger beroep. De appellanten, vertegenwoordigd door mr. Ph.W. Schreurs, hebben een vordering ingediend tegen de curator van het faillissement van [locatie] Autobus Combinatie B.V., die werd bijgestaan door mr. P.W.F. Kostons. De procedure volgde op een tussenarrest van 5 oktober 2021, waarin de appellanten de gelegenheid kregen om te reageren op het verweer van de curator. De curator stelde dat de executie van de beslagen gelden reeds was voltooid, waardoor het belang bij de vorderingen in het incident zou ontbreken. De appellanten betwistten dit en gaven aan dat op 9 augustus 2019 conservatoir derdenbeslag was gelegd op hun bankrekeningen, maar dat de bedragen op die rekeningen op dezelfde dag waren afgeschreven. Het hof overwoog dat de curator had aangetoond dat de executie van de beslagen bankrekeningen had plaatsgevonden en dat de saldi waren overgeboekt naar de faillissementsrekening. Hierdoor concludeerde het hof dat het vereiste belang bij schorsing van de executie en het stellen van zekerheid ontbrak. De vorderingen in het incident werden afgewezen. De hoofdzaak staat voor dagbepaling arrest op 2 augustus 2022, waarbij verdere beslissingen zijn aangehouden.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team Handelsrecht
zaaknummer 200.294.836/01
arrest van 11 januari 2022
gewezen in het incident ex de artikelen 351 en 235 Rv in de zaak van

1.[appellant] ,

2.
[appellante] ,
beiden wonende te [woonplaats] ,
appellanten in de hoofdzaak,
eisers in het incident,
advocaat: mr. Ph.W. Schreurs te Eindhoven,
tegen
[curator] , in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van [locatie] Autobus Combinatie B.V.,
kantoorhoudende te [kantoorplaats] ,
geïntimeerde in de hoofdzaak,
verweerder in het incident,
advocaat: mr. P.W.F. Kostons te Maastricht,
als vervolg op het door het hof gewezen tussenarrest van 5 oktober 2021 in het hoger beroep van het door de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, onder zaaknummer C/03/267824 / HA ZA 19-428 gewezen vonnis van 28 april 2021.

5.Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenarrest van 5 oktober 2021;
  • de antwoordakte na tussenarrest in incident van de zijde van [appellanten] met productie 5;
  • de nadere akte in de hoofdzaak van de zijde van [appellanten] ;
  • de antwoordakte in de hoofdzaak van de zijde van de curator.
Het hof heeft een datum voor arrest bepaald.

6.De verdere beoordeling

In het incident
6.1.
Bij genoemd tussenarrest zijn [appellanten] in de gelegenheid gesteld om bij antwoordakte te reageren op het deel van het verweer van de curator waarop zij nog niet hebben kunnen reageren. Kort gezegd het verweer inhoudende dat de executie van de beslagen gelden reeds is voltooid en daarom het belang bij de vorderingen in het incident ontbreekt.
6.2.
[appellanten] stellen in hun antwoordakte dat zij geen andere kennis hebben dan dat op 9 augustus 2019 conservatoir derdenbeslag is gelegd op vier bankrekeningen van [appellante] . De op die bankrekeningen staande bedragen zijn op diezelfde dag afgeschreven. Het conservatoir derdenbeslag is op 28 mei 2021 overgegaan in een executoriaal beslag. [appellanten] hebben over de afwikkeling van het executoriaal beslag geen nadere mededeling meer ontvangen.
6.3.
Het hof overweegt dat de curator bij de antwoordmemorie in het incident heeft aangevoerd dat de executie van de beslagen bankrekeningen inmiddels heeft plaatsgevonden, dat de saldi aan de deurwaarder zijn uitbetaald en vervolgens op de faillissementsrekening zijn overgeboekt. Dit betekent volgens hem dat de executie is voltooid en het vonnis in zoverre ten uitvoer is gelegd nu [appellanten] stellen geen ander vermogen te hebben dan de saldi op genoemde bankrekeningen. Op dat verweer hebben [appellanten] mogen reageren. [appellanten] stellen ook dat alle tegoeden op de beslagen bankrekeningen zijn afgeschreven. Zij leggen ter onderbouwing over productie 5 waaruit blijkt dat “deurwaarder Zuyd” in het kader van het conservatoir derdenbeslag op 9 augustus 2019 de op de vier bankrekeningen van Erkamp staande bedragen heeft afgeschreven.
6.4.
Het hof overweegt dat [appellanten] niet hebben weersproken dat de deurwaarder de gelden van de vier beslagen bankrekeningen heeft overgeboekt naar de faillissementsrekening. De executie is dan ook wat betreft de beslagen gelden voltooid. [appellanten] hebben de stelling van de curator dat er geen andere vermogensbestanddelen zijn waarop beslag kan worden gelegd niet bestreden. Gelet daarop en de voltooide executie op de bankrekeningen is het hof van oordeel dat het vereiste belang bij schorsing van de executie en het stellen van zekerheid ontbreekt. Reeds daarom zullen de vorderingen in het incident worden afgewezen.
In de hoofdzaak
6.5.
De zaak staat voor dagbepaling arrest. Iedere verder beslissing zal worden aangehouden.

7.De uitspraak

Het hof:
in het incident:
wijst de vordering af;
houdt de beslissing over de proceskosten aan tot de einduitspraak in de hoofdzaak;
in de hoofdzaak:
verstaat dat de zaak op de rol van 2 augustus 2022 staat voor dagbepaling arrest;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. S.M.A.M. Venhuizen, E.H. Schulten en J.M.H. Schoenmakers en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 11 januari 2022.
griffier rolraadsheer