Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
de gemeente,
1.[geïntimeerde] ,
[geïntimeerde],
2.de publiekrechtelijke rechtspersoon (RWT) Staatsbosbeheer,
Staatsbosbeheer,
1.Het geding in eerste aanleg (zaaknummer 8883848 \ CV EXPL 20-5762)
2.Het geding in hoger beroep
3.De beoordeling
primairde gemeente in haar vordering ontvankelijk te verklaren met terugverwijzing van de zaak naar de kantonrechter voor verdere inhoudelijke behandeling, en
subsidiair, indien het hof de zaak aan zich houdt, de vordering van de gemeente, zoals in eerste aanleg geformuleerd, toe te wijzen,
zowel primair als subsidiairmet veroordeling van [geïntimeerde] in de kosten van beide instanties.
grief 1stelt de gemeente zich op het standpunt dat Staatsbosbeheer, anders dan de kantonrechter heeft geoordeeld, niet door haar in deze procedure hoefde te worden opgeroepen en in
grief 2voert de gemeente aan dat, mocht zij wel gehouden zijn om Staatsbosbeheer op te roepen, de kantonrechter haar daartoe ambtshalve in de gelegenheid had moeten stellen. Voor het geval de grieven 1 en 2 niet slagen, heeft de gemeente alsnog Staatsbosbeheer in het geding geroepen en gebruikt de gemeente - naar eigen zeggen -
grief 3als herstelmogelijkheid. In de
veeggriefstelt de gemeente zich op het standpunt dat de zaak, bij gebreke van een inhoudelijke toetsing, terugverwezen moet worden naar de kantonrechter. Voor het geval geen terugverwijzing naar de kantonrechter plaatsvindt, voert de gemeente in deze veeggrief aan dat al hetgeen zij in eerste aanleg heeft aangevoerd als in hoger beroep herhaald en ingelast moet worden beschouwd.
“Aangevraagd is een gedeelte van de noordgrens [nummer 1] , exclusief hoekpunten. Het betrof het gedeelte waar de bomen gekapt waren. Bij aanvang van de werkzaamheden ontdekt dat er ook aan de zuidkant bomen gekapt waren en dit doorgegeven aan de aanvrager. Naar aanleiding hiervan is ook een reconstructie van een gedeelte van de zuidgrens van het betreffende perceel aangevraagd.”en dat in het verslag van de gemeente is opgenomen:
“ [medewerker][medewerker kadaster; toevoeging hof]
geeft aan dat zij in de ochtend van 14 mei met een collega al de grensconstructie heeft uitgevoerd. De vijf punten die in 2018 in de grond zijn geplaatst staan er nog; enkel de paaltjes die boven de grond uitkwamen zijn weggehaald. (…) De vijf bomen die eerder gekapt zijn staan duidelijk op grond die in eigendom is van Staatsbosbeheer en niet van de heer [geïntimeerde] .”Hieruit kan het hof niets anders afleiden dan dat de essen zich bevinden althans bevonden op het perceel met kadastraal [nummer 1] .
“leidt tot niet-ontvankelijkheid of, in een meer algemene terminologie, niet toewijsbaarheid van de vordering. Wel staat het de rechter vrij om deze niet-ontvankelijkheid te voorkomen door, zo hij het ontbreken van een oproeping constateert, de zaak aan te houden teneinde de betreffende partij in de gelegenheid te stellen alsnog voor oproeping zorg te dragen, uiteraard ervan uitgaande dat dit in het kader van het betreffende geding dan nog als “tijdig” kan worden beschouwd.”(Parl. Gesch. Inv. Boek 5, p. 1052-1053 (MvA)). Hieruit volgt dat de rechter weliswaar de mogelijkheid heeft gelegenheid tot oproeping te geven, maar daartoe niet verplicht is.
“altijd het noodzakelijk onderhoud voor de betreffende bomen”heeft verzorgd, dat daarover nooit eerder is gereclameerd en dat de gemeente
“nooit enig onderhoud aan de bomen verricht”heeft. Ook in zijn conclusie van antwoord heeft [geïntimeerde] in het kader van diens beroep op verjaring aangevoerd dat zijn ouders en hij
“altijd onderhoud (…) aan de bomen”hebben gepleegd,
“met de bedoeling deze te onderhouden met inachtneming van de betere ontwikkelkansen en een langere levensduur”,dat de gemeente hierover nooit heeft geklaagd en dat hij zich in dat verband ook niet onrechtmatig jegens de gemeente heeft gedragen. Ook uit de door [geïntimeerde] bij conclusie van antwoord in het geding gebrachte schriftelijke verklaringen van onder meer familie en omwonenden valt op te maken dat de essen onderhouden werden door [geïntimeerde] en niet door de gemeente of Staatsbosbeheer.
“Rapport schadetaxatie (…)”schade aan de betreffende vijf essen is toegebracht, betekent - nog daargelaten de inhoudelijke betwisting van dit rapport door [geïntimeerde] - niet dat van noodzakelijk onderhoud ter behoud van de overige essen in het bijzonder en in het belang van het omliggende landschap in het algemeen geen sprake kan zijn geweest. Dit temeer nu uit de conclusie van antwoord en de schriftelijke verklaring van de ouders van [geïntimeerde] valt op te maken dat sprake was van dichte begroeiing en de essen zo dicht op elkaar stonden dat de takken in elkaar hingen. Reeds gelet hierop heeft de gemeente naar het oordeel van het hof onvoldoende onderbouwd gesteld om te kunnen concluderen dat sprake is van een onrechtmatige gedraging van [geïntimeerde] . Dit betekent dat niet is voldaan aan de vereisten voor toewijzing van een vordering uit onrechtmatige daad als bedoeld in artikel 6:162 BW, zodat de vordering van de gemeente afgewezen moet worden.